Hoe ver dat gaat
'de goede herder stelt zijn leven voor de schapen'. Johannes 10 vs. 11b.
Het lijkt mij een genoeglijk, in elk geval een ongevaarlijk leven, het leven van een herder: Een grote stille heide, een herder, in diep gepeins verzonken, een hond die de kudde bij elkaar houdt. Maar uit onze tekst blijkt het tegendeel. De herder trekt er met de schapen op uit, soms in onherbergzame streken, waar wilde dieren de kudde bedreigen. Voor hen moet de herder op zijn hoede zijn; zo nodig gaat hij hen te lijf, om de schapen te beschermen. En.... zo nodig offert hij zijn eigen leven, opdat de schapen niet door de wolven werden verscheurd. Dat zal niet vaak voorgekomen zijn, maar het beeld van de goede herder, die tot het uiterste gaat, is stellig niet uit de lucht gegrepen. Het uiterste, is tegelijk het einde van zijn herdersloopbaan.
Ik ben de goede herder. De Heere Jezus verklaarde dat met grote nadruk. De herder, die zich terecht zo mag noemen, omdat de Heere hem had aangesteld. Omdat de Heere door Hem, Zijn herderschap uitoefent. Zo was het beloofd en zo wordt het vervuld: Ik ben. De echte herder, weet u wel, met een herdershart. De kudde laat Hem niet onverschillig, o nee, ze gaat Hem letterlijk ter harte. Hij zoekt het goede voor haar, het leven en overvloed. Niemand is met Hem te vergelijken.
Is dat niet te voorbarig en te boud gesproken? Hoor, de wolven huilen in de verte; ze komen dichter bij; de schapen worden onrustig. Wat doet de herder dan? De huurling vlucht; zijn eigen leven is hem liever dan dat van de schapen. Het zijn immers niet zijn eigen schapen, hij hoedt hen slechts voor geld, niet met zijn hart. De goede herder stelt Zijn leven voor de schapen. Zo maakt de Heere Jezus zijn eigen woorden waar. Het is geen losse, laat staan trotse bewering: Ik ben de goede herder. Het is de waarheid. Neem de proef maar op de som wanneer de wolf komt. En hij komt. Dood en verderf loeren op de schapen van Christus. De duivel stuift op hen af om hen te verslinden. Onderschat hem niet, en denk niet: de schapen vallen hem niet ten prooi. Ze zijn ieder ogenblik in gevaar, in levensgevaar.
De goede herder stelt zijn leven voor de schapen. Dat wil zeggen: zet zijn leven voor hen in. Zó ver gaat dat. Leven voor leven! De herder denkt niet aan zijn eigen veiligheid. Hij schuwt de verantwoordelijkheid niet, ook wanneer die voor hem gevaarlijk wordt. En zó handelt de Heere Jezus. Dat is Hem, ten voeten uit, zo wil Hij ons ontmoeten. Gethsemané. De schapen, opéén gepakt en o zo bang. De herder, als een vorst: Indien gij dan Mij zoekt, zo laat dezen henengaan. Zo wordt Hij ons voorgesteld, zo treedt Hij te voorschijn in de viering van het avondmaal. Door de woorden van het formulier trilt de liefde, daarom ontroeren ze ons telkens weer: Hij voor mij, daar ik anders de eeuwige dood had moeten sterven. Dat is het kort begrip van het plaatsvervangende herderschap! Als dat er niet was, als dat mij niet op tijd en van pas kwam dan . . . . Anders . . . . Daarover behoeven wij niet uit te weiden, dat mag tot ons doordringen, zodat ons hart er onder breekt. Hoe ver dat ging, het kon niet verder gaan, het kende geen grens, het ging tot het einde.
Hij zet zijn leven voor hen in. Dat blijkt verder te gaan, dan zich in levensgevaar te begeven. Hij legt Zijn leven af. Hij waagt het er niet alleen aan, Hij heeft het er voor over. Hij geeft het voor. Ik ben gekomen opdat zij het leven hebben. Hoe kon dat ooit? Van alle kanten dreigt de dood. De wet eist onze dood, de verdiende straf. De zonde is doodzonde, zij betaalt maar één loon uit. De eeuwige dood. Gods toorn barst over ons los, banden des doods, angsten der hel. In zo grote nood, levensnood, doodsnood kan niemand zich verweren; er is geen ontvlieden aan. Het helpt niet al zet het schaap het blindehngs op een lopen, al verschuilt het zich achter wat struiken. Het is verloren.
Plotseling staat daar de herder voor ons, als uit de grond opgerezen, en net op tijd. Wat een verrassing! Hij staat voor ons in de tekenen van Zijn dood. De herder, als het Lam, dat geslacht is. Zo ver ging Hij in Zijn liefde. Niemand heeft meer lief. Dat is een feit, een heilsfeit. Hieraan hebben wij de liefde gekend, dat Hij Zijn leven voor ons gesteld heeft. De schrik schokt nog door ons heen. Hij schenkt vrede en vreugde. Het avondmaal is een vreugdemaal, wij vieren het feest van Zijn liefde. Ik ben de goede herder, de goede herder stelt Zijn leven voor de schapen. Daarom heeft de Vader Hem lief, Christus is een herder naar Zijn hart. Daarom heeft Zijn kudde Hem zo lief. Zo is er geen tweede. Zonder Hem, ben ik aan de dood uitgeleverd. Hij treedt tussenbeide. Dat kost Hem zijn leven. Dat is de meesterproef van dit herderschap der liefde. Straks verklaart de Heere Jezus: Ik word door de Mijnen gekend. Daar is Hij zeker van, daartoe zendt Hij Zijn Geest, Die in de waarheid leidt. Waaraan herken ik de goede herder? Aan Zijn wonden, aan Zijn bloed, aan Zijn dood.
Hij heeft het verderf van mij afgewend. Het valt niet mee, als een mens alles naar zich toe krijgt. Zijn hele leven, zijn vele zonden. Gods rechtvaardig gericht. Hoe benauwd. En wat gebeurde er toen? Het nam een keer. Het liep op Hem aan. Dat deed de Heere, dat werd mijn enig behoud. Daarvan verzekert Hij mij. Want zo alleen word ik als uit de muil van de leeuw, van tussen de scherpe wolfstanden, gered. Ik breng er het leven af, omdat Hij zijn leven heeft afgelegd. Gelooft zij Mijn herder.
Gezegende, goede herder. Die Hem kennen, kunnen Hem daarom nooit genoeg danken. Hebt u een herder nodig, deze herder? Wij mogen Hem u vrijmoedig aanbevelen! En met aandrang: uw leven is er mee gemoeid. Geen herder, dat is geen léven. Hij stelt Zijn leven voor de schapen. Hij sterft dus. Hij is herder af? O, nee! Hij stond op uit de doden. De grote herder der schapen is uit de doden weergebracht. Hij leeft. Hij leeft om Zijn herderschap uit te oefenen, zoals Hij er voor stierf. Hij spreekt duidelijke taal, Hij onderstreept Zijn woorden met de tekenen en de zegelen van Zijn trouw.
Deze eeuwig levende Herder wil ons weiden in grazige weiden. Waar groeit veel en vers gras? Daar waar de aarde doordrenkt werd van zijn zweet en zijn bloed. Waar Hij Zijn leven stelde voor de schapen. Daarheen leidt Hij ons door Zijn Geest en Woord. Daar houdt Hij het avondmaal met ons. Een maaltijd van leven en overvloed.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 februari 1977
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 februari 1977
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's