De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Uit de pers

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de pers

15 minuten leestijd

Herleving van de Islam

De laatste maanden wordt in allerlei bladen aandacht geschonken aan de Islam, de verhouding tussen christenen en moslims, alsmede de vraag hoe we over de Islam hebben te oordelen. Die aandacht is niet verwonderlijk. In ons land kennen we immers het verschijnsel van de moslim-werknemer, dat kerk en samenleving voor vele problemen plaatst. Verder noem ik alleen maar de naam Iran waar onder leiding van ayatolla Khomeiny een islamitische revolutie plaats vond. Prof. dr. A. Wessels spreekt in een artikel in Vandaar over de renaissance van de Islam. Hij wijst erop hoe de geschiedenis van de verhouding tussen christenen en moslims bepaald is door de kruistochten, door het kolonialisme, en het neo-kolonialisme waarbij vele landen van de derde wereld opnieuw afhankelijk worden van westerse mogendheden.

De 'herleving van de Islam', die wij in onze tijd waarnemen, moet onder meer in dit historische perspectief geplaatst worden. Weliswaar is de tijd van het kolonialisme voorbij, maar het 'neo-kolonialisme' heeft nieuwe, vooral economische, afhankelijkheidsstructuren doen groeien die hele stukken van de derde wereld, waartoe ook de islamitische wereld behoort, afhankelijk houdt van de eerste (en tweede) wereld. Nu is de 'westerse wereld' wel afhankelijk van de olie die door een speling van het lot of, zoals sommige moslims het zien, door de voorzienigheid overvloedig in islamitische landen gevonden wordt. Maar Iran is een van de meerdere voorbeelden geweest van een land dat een regering had opgelegd gekregen, in dit geval de Shah, naar westers, vooral amerikaans believen.

De islamitische revolutie in Iran onder leiding van ayatollah Khomeiny was gericht tegen de Shah, die als verlengstuk en uitvoerder van het amerikaanse imperialisme gezien werd. Het was een reactie van een volk tegen het hen opgelegde en opgedrongen en als aan hun cultuur vreemd ervaren bestuur. Zij kwamen op voor hun eigen islamitische identiteit.

Natuurlijk kan men terecht geschokt reageren op de terechtstellingen in Iran zonder veel vorm van proces, van vaak ook onschuldige slachtoffers (prostituees, homosexuelen). Dat kan en mag door niemand goed gepraat of verontschuldigd worden. Het is een verschijnsel overigens dat ook vele moslims binnen en buiten Iran verontrust. De gijzelingsactie bijvoorbeeld, is uitdrukkelijk door verscheidenen, onder wie de egyptische president Sadat, als onislamitisch veroordeeld.

Maar als terecht deze uitspattingen veroordeeld worden, moet dat niet geschieden zonder ook te spreken van de vele onschuldige slachtoffers (men spreekt van 70.000) die onder de Shah zijn gemarteld en geliquideerd en waarover behalve door Amnesty International niet veel in het westen geschreven werd. Want dat verklaart (een verklaring is geen verontschuldiging!) wel iets van de hevigheid waarmee gereageerd is.

Wessels waarschuwt voor eenzijdige beoordelingen in de politieke en sociale sfeer. De problemen zijn gecompliceerd. Terecht is er zorg om het lot van christelijke minderheden in islamitische landen, maar de zorg zal zich ook moeten uitstrekken in een leniging van sociale noden waaronder tallozen, ook moslims, te lijden hebben.

Christelijke minderheden

Over het lot van de christelijke minderheden schrijft (drs. P. J. van Kampen in Opbouw. Hij wijst erop hoe de kerken in het Midden-Oosten tot de oudste ter wereld behoren, onderling nogal geschakeerd zijn en hoe hun situatie per land verschilt.

Dat neemt niet weg dat in elk moslimland de christenen tweederangs burgers zijn. Vlak na Mohammeds dood wilde Kalief Omar hen al de jizya, het hoofdgeld, laten betalen. Christenen mochten en mogen hun eigen geloof behouden, maar mogen met moslims feitelijk niet over hun geloof praten. Bij hun 'djimmi'-status behoorde ook het opzij gaan, als er een moslim langs kwam. Kerken mochten niet worden gebouwd; hoogstens mocht men oude gebouwen opknappen. Ook mochten kerken geen torens hebben hoger dan minaretten. De Christenen waren tweederangs burgers, ondergebracht in het zgn. millet-stelsel. Dat hield in dat men in het grote Ottomaanse (Turkse) Rijk onder de religieuze en politieke heerschappij viel van de eigen patriarch. Naar ik heb begrepen, vormden zo de Nestorianen hun eigen millet in het rijk, en de Armeniërs, en de Kopten etc. Men was niet onderworpen aan lokaal of regionaal bestuur, maar primair was men lid van een bepaalde volksgroep die vanuit Istanboel, door de eigen patriarch, katholikos etc. bestuurd en eventueel berecht werd - uiteraard onder toezicht van de sultan en diens regering. De nederlaag van het Turkse rijk dat zich in de Eerste Wereldoorlog met Duitsland en Oostenrijk verbonden had, gaf aanleiding tot o.a. een verdeling van het rijk onder westerse koloniale mogendheden èn tot het verval van het millet-systeem. Men werd nu een (meestal kleine) minderheid in 'n gebied; de mate waarin men het nationalistische streven van de islamitische meerderheid wist te volgen was vaak bepalend voor de mate waarin men in de nieuwe samenleving rechten had. Zoals al gezegd, Armeniërs en Nestorianen tastten volledig mis - werden voor 'lakeien van het Imperialisme' aangezien en hadden geen leven; Grieks-Orthodoxen raakten veel minder van hun omgeving vervreemd en kregen een zekere status.

Nog kort iets over de Protestanten in dit gebied. Kleine Anglicaanse of Baptisten gemeentes zijn aanwezig in verschillende landen, m.n. Iran. De Anglicaanse kerk heeft daar drie bisdommen, eeri aantal ziekenhuizen etc. Het pro-Westerse bewind van de sjah gaf hun de gelegenheid zich vrijelijk te manifesteren en ontplooien. De situatie onder Chomeiny is tamelijk anders; revolutionaire gardisten hebben veelal de kerken, kantoren en klinieken overgenomen. De Christenen vrezen krasse maatregelen tegen hen, die immers banden met het Westen hebben.

In het verleden was duidelijk te constateren dat een zekere 'tolerantie' van Christelijke minderheden niet identiek was met vrijheid. In sommige gebieden moet worden verwacht dat ook die traditionele tolerantie verdwijnen zal. De ulama, islamitische geestelijken hebben, op een konferentie in Algiers, in 1973, al gesteld dat zendingswerk een 'hypotheek van anti-islamitisch kolonialisme' is. (Wessels, p. 98). Christelijke dorpen in Libanon werden in maart 1976 aangevallen onder kreten als 'jihad', heilige oorlog (niet dat alleen moslims geweld bedreven hebben...)

Christenen in het Midden-Oosten geven tegenwoordig meer neutrale, minder westerse, namen. In plaats van namen die direkt als niet-islamitisch herkenbaar waren, geven ze hun kinderen namen als Jalal (verhevene) of Jawad (edelmoedig). Het aantal Christenen in het Midden-Oosten neemt gestaag af, vermeldt Wessels (p. 99). De druk om geen zending te bedrijven neemt toe; Westerse zendelingen worden in toenemende mate geweerd. Het gevolg: een vijfde van de wereldbevolking mag geen niet-islamitisch geluid aanhoren, óók niet als het de persoon van Jezus betreft, die in de Islam een grote plaats krijgt - als de Grootste onder de mensen.

De laatste zin geeft tevens aan het ingrijpende verschil tussen christelijk geloof en Islam. Ook hier is de kardinale vraag: Wat dunkt u van Jezus Christus? De kerk belijdt Hem als de

Zoon van God, als onze Zaligmaker en Verlosser. In de Islam is hij de op een na grootste onder de profeten, niet meer dan een uniek mens. Geen wonder dat in de bezinning op de relatie tot de Islam altijd weer dit verschilpunt ter sprake komt.

Is Allah een nevenweg naast Christus?

Dat is de vraag die prof. dr. D. J. Kohlbrugge voorgelegd werd en waarop zij antwoord poogde te geven in een referaat op de zomerconferentie van de Confessionele Vereniging. Prof. Kohlbrugge begon haar referaat met te wijzen op de afgronddiepe kloof: Christenen belijden dat er naast Christus geen nevenweg is tot verlossing. Maar ook voor de Moslim is deze vraag een klap in het gezicht. Toch blijkt deze vraag de laatste jaren steeds weer gesteld te worden in verband met allerlei pleidooien voor een dialoog met de Islam, met wie wij zoveel gemeenschappelijks zouden hebben. Over deze dialoog schrijft prof. Kohlbrugge (Herv. Weekblad, van 12/6).

Dit is een brandende vraag, die ons wordt gesteld vanuit de situatie, waarin wij leven. In onze steeds kleiner wordende wereld, waarin wij zoeken naar wereldeenheid en wereldvrede, dreigen de verschillende godsdienstige overtuigingen een zware belasting te worden. Kunnen wij deze verschillende overtuigingen niet aan elkaar aanpassen, zodat de controversen minder schrijnend worden en de weg tot een vriendschappelijke coëxistentie wordt gebaand?

Bovendien wordt onze ongerustheid nog aangewakkerd door een gevoel van schaamte over ons politieke optreden in de landen van de Islam, een optreden, dat maar al te vaak gebaseerd is geweest óp machtsuitbreiding en economische expansiedrift, zodat wij ons tegenover de Moslems tot schuldigen hebben gemaakt. En, wat misschien nog het zwaarste weegt, wij zijn onzeker geworden over de Zending, die tegenover de Islam schijnt gefaald te hebben en niet in staat te zijn geweest het heil te brengen tot aan het einde der aarde. Wij zouden graag naar betere, meer vruchtbare wegen willen zoeken. Als meest geschikte dient zich daarbij de dialoog aan.

De vraag is evenwel of er een objectief, vrijblijvend gesprek op basis van redelijkheid mogelijk is, waarbij beide partijen openstaan voor de geldende waarden van de tegenpartij. Doen wij met de suggestie tot een dergelijke dialoog aan de Moslems een aannemelijk aanbod?

De meeste Moslems zouden hierop zeer zeker ontkennend antwoorden.

Gaat het om de dialoog aangaande de religie, dan zien de zaken er volstrekt niet beter uit. Wat men in een westers milieu bespreekt, heeft in eigen land generlei waarde. Gezien de dialoog vrijblijvend is geweest, een intellectuele toenaderingspoging, kan men in eigen omgeving rustig alles loslaten, wat daar niet thuishoort, ja, men moet dit zelfs doen.

Wat nog zwaarder weegt, is het feit, dat men de westerse gesprekspartners van dezelfde bewegingen verdenkt. Vertegenwoordigen deze christenen werkelijk hun Kerk? Zijn de veronderstellingen waarvan zij uitgaan, werkelijk die van het christelijk geloof, of is hun toegeven alleen vrijblijvend, gegrond op een redelijkheid, die even onberekenbaar is als dat op het vlak van politiek en cultuur het geval is geweest? En wat is dan de waarde van dit christelijke aanbod tot een dialoog? Is de basis ervan niet in feite de algemene religie, die voortbouwt op begrippen als de éne God, gebed, geboden en wat dies meer zij?

Maar, laat het ons wel weten en de Moslems zijn ervan overtuigd, deze algemene religie is nu juist de Islam, de godsdienst van de laatste profeet, de enige weg tot heil, gegrondvest op de éne God, de éne openbaring, de éne wereldwijde gemeente.

Gewezen werd op het feit dat de Moslim de dialoog vanuit zijn grondovertuiging alleen

kan beschouwen als een gelegenheid mensen uit te nodigen tot de Islam langs de weg van tolerantie en redelijkheid. Met een dialoog op basis van algemene religieuze begrippen is niemand gebaat. De verschilpunten zijn daarvoor te groot. Prof. Kohlbrugge licht dit toe aan de hand van de opvatting over leven en dood.

Geen koninkrijk, dat nabijgekomen is, geen verzoenend sterven aan het Kruis, geen Pasen, geen Pinksteren, dus geen vreugde en geen gemeenschap der heiligen en geen overwinning van de Tijdgeest - welke waarden heeft de Islam dan te bieden, die wij zouden moeten erkennen? Juist in deontredderde kijk op het leven, in een herrijzenis zonder Opstanding, in een dood, waaraan de prikkel niet ontnomen is - de Koran zegt dreigend: en de bezwijming des doods komt in wezenlijkheid; dat is het, waarvan gij terugschriktet' (50 : 18) - juist hierin kunnen wij de onmetelijke afstand tussen de Islam en het Evangelie peilen. Juist hier zullen wij, net als Paulus voor Festus en Agrippa, toen Festus bij het horen van Jezus' opstanding uit de doden met grote stem zei: 'Gij raast, Paulus!' moeten getuigen: k raas niet, machtigste Festus, maar ik spreek woorden van waarheid en gezond verstand'. Een gezond verstand, dat heil brengt, niet een laffe vrijblijvende redelijkheid, die de harten niet bereikt. Woorden van gezond verstand, die getuigen van vreugde en troost voor verslagen harten en die zijn er in de wereld van de Islam ontelbaar veel en worden in onze dagen steeds meer. Dan zullen ook wij van razernij beschuldigd worden, maar ook met Paulus mogen wéten, dat wij de uitwerking mogen overlaten aan de Heilige Geest en dat wij de schare der hongerigen en dorstigen, die zich tot de Bron des levens wenden, niet mogen willen tellen. Ons is niets anders opgedragen dan de vreugdevolle proclamade, dat hét Koninkrijk der hemelen nabij is gekomen.

De schuld, die wij openlijk zullen moeten belijden, wanneer wij ernst willen maken met de proclamatie van het Koninkrijk tegenover het dwaallicht van een wispelturige rede, ligt niet alleen in ons optreden tegenover de Moslems, in onze superioriteit en eigendunk. Ze ligt bij de Kerk en bij de Zending; bij de Kerk, omdat zij de Zending niet werkelijk heeft gedragen en zich nooit werkelijk met de Islam heeft bezig gehouden, zodat hem een steeds ongevaarlijker aanzijn kon worden toegedicht, tengevolge waarvan niemand meer kon begrijpen, waar de nood van de zendelingen lag; bij de Zending, omdat ze niet openlijk uitkwam voor haar tegenslagen en haar nood niet de Kerk inriep; Een Zending, die niet meer wist, dat haar roeping alleen kan worden volbracht, wanneer haar werk én in de eigen Kerk een verandering teweeg brengt én in de harten van de Zendelingen en nooit alleen een roep de heidenwereld in kan zijn, zonder dat veranderingen ontstaan. Zo was ze zelf al veel te dicht bij de dialoog beland. Zo kon het gebeuren, dat alleen in de Broedergemeente het gebed 'ach, dat ook Ismaël moge leven voor U' werd gebeden. En tenslotte verdween 'De dorre vlakten der woestijnen' uit ons liedboek en uit ons hart.

Maar wij kunnen niet sluiten zonder nog een enkel woord over de Koran. Het zal u niet zijn ontgaan, hoe verschillende uitspraken bijbelse woorden en wendingen in ons geheugen roepen. Deze vluchtige reminiscenties zijn het, die bij velen de hoop op een vruchtbare dialoog hebben gewekt. Een weg tot de dialoog bieden zij niet; wel een weg tot een beter verstaan van de bijbelse boodschap. Wanneer wij de Koran met ernst lezen, dan roept hij ons tot de Schriften. Hij is vol van voetangels en klemmen, waarbij hij altijd de vinger op wonde plekken legt, die aanleiding zijn tot twijfel en onzekerheid; het doorgronden van de zin van hetgeen hij zegt en het zoeken naar het Bijbelwoord, dat erdoor wordt aangetast, kunnen zeer stimulerend zijn voor de prediking en het zou onze ogen kunnen openen voor het onheil van slordig, ondoordacht en ongegeestelijk gebruik van Bijbelwoorden.

De Islam is als een gezwel; wordt het niet wegge­sneden, dan breidt het zich uit, zoals zich ook bij ons in de Kerk mede tengevolge van onze ver­ waarlozing van de Islam slordige omgang met de Bijbel, veronachtzaming van hetgeen ons niet zint en een toenemende belangstelling voor een soort algemene religie buiten Christus om uitbreidt. De uitkomst is dan polarisatie en geestelijke ontreddering, net als in de Islam. Daarom hoort de Koran in de boekenkast van elke predikant, niet als een ongebruikt sieraad, maar om te leren verstaan uit welke diepten van ellende wij zijn verlost.

Graag geef ik een deel uit dit diepgravende referaat dat in de nummers van 12 en 19 juni van het Hervormd Weekblad verscheen aan u door. Blijft natuurlijk wel over de vraag, hoe we het gesprek met de moslim-naaste hebben aan te gaan. Er is een groot verschil tussen een visie op de dialoog waarbij deze min of meer de plaats van het getuigenis inneemt en een dialogische methode in de getuigende arbeid van zending en evangelisatie. Bescheidenheid past ons in de ontmoeting met de moslimwerknemer. En er is tact en wijsheid nodig om tot contact te komen. Er is de vraag naar de hulpverlening en het dienstbetoon. Wat laten we aan hen zien van de barmhartigheid die in Christus Jezus is? Dr. J. v. d. Linden waarschuwt in een artikel in het Centraal Weekblad van 24 mei er voor de moslim te beschouwen als een anonieme christen. Dan schetsen we een beeld van de ander, waarin deze zich niet herkent. We zullen mogen uitgaan van het feit dat hij en wij beiden voortkomen uit de schep­pende hand van onze Maker en dat het zoeklicht van Gods ontferming naar hem en ons uitgaat. We zullen niet voortijdig mogen oordelen, maar de stem van de goede Herder moeten laten horen. Dat gesprek kan betekenen dat er ook bij ons wat verandert. Ik eindig met een citaat uit een artikel van Van der Linden in het CW van 8 maart:

Zo kan een gesprek met een ander onszelf dichter brengen bij de Heiland en ons dingen laten zien die we tevoren niet zagen. Er staat dus heel wat op het spel. In de ontmoeting met de moslim zullen we misschien ook wel eens ontdekken iets van de hardheid van een mensenhart, dat blijft weigeren om te luisteren naar de stem van De Goede Herder, die voor ons werd de gekruisigde Christus.

Paulus stuitte op die tegenstand bij joden en heidenen en hij zei ervan: 'Hij, de gekruisigde Christus is de joden een aanstoot en voor de heidenen een dwaasheid'.

Soms denk ik wel eens; als Paulus de moslim had gekend zou hij er aan hebben toegevoegd: en voor de moslims is hij beide!

Maar Paulus weet ook dat diezelfde Christus is: 'de kracht van God en de wijsheid Gods' tot zaligheid van allen 'die Hij doet naderen en Zijn heilsstem doet horen'.

God geve dat het getuigenis zo velen tot zegen moge zijn.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 juli 1980

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Uit de pers

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 juli 1980

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's