De liefde Gods
'Hierin is de liefde Gods jegens ons geopenbaard, dat God Zijn eniggeboren Zoon gezonden heeft in de wereld, opdat wij zouden leven door Hem.' (1 Joh. 4 : 9)
'Want God is liefde!' schrijft Johannes in het voorafgaande vers. De liefde is één van Gods wezenseigenschappen. Denk de liefde weg en God zou God niet meer zijn. Dat heeft een verreikende consequentie. Waar God liefde is en Hij Zijn liefde openbaart in de zending van Zijn Zoon in de wereld, daar past het geen sterveling te vragen: Zou Hij ook liefde willen zijn voor mij, doemwaardig zondaar voor mij, kind der wereld?
Neem nu eens letterlijk wat Gods Woord hier zegt: Zijn Zoon gezonden in de 'wereld'. Kan het ruimer? Kan het rijker? Wordt ook maar iemand hier buitengesloten? Maar geldt Gods liefde dan alle mensen, hoofd voor hoofd? Hier staat niet, dat alle mensen zalig worden. Hier wordt ook geen algemene verzoening geleerd, alsof door de gave van Gods Zoon nu allen in de wereld verzoend zijn. Hier leren wij echter wel, dat Gods grote liefde in de zoen-en kruisverdiensten van Zijn Zoon ruimte schept voor de zaligheid van de ganse wereld. 'Hij is een verzoening voor onze zonden; en niet alleen voor de onze, maar ook voor de zonden der gehele wereld' (2:2). Er staat niet: de wereld van de uit-verkorenen (al ligt het getal der uitverkorenen van eeuwigheid vast). Er staat ook niet: de wereld van de gelovigen (al is het geloof zeker noodzakelijk). Er staat slechts: de wereld. Het komt ons niet toe, dit woord te gaan beperken. Waar Johannes in zijn Brieven spreekt van de 'wereld' , daar spreekt hij van een boze, verdorven wereld, die zozeer in vijandschap van God is afgevallen, dat die wereld de goddelijke liefde alleen maar beantwoordt met haat en vijandschap. De wereld, dat is de goddeloze wereld, die de Zoon van Gods liefde heeft doodgeslagen en uitgeworpen, opgehangen aan het vloekhout. Het is een wereld, die naar God niet vraagt en nooit om Zijn Zoon verlegen zat. In die verdorven wereld, zo vol boosheid en vijandschap, zonde en dood, heeft de Vader welbewust Zijn eniggeboren Zoon gezonden. Hij heeft Zijn Eigen Zoon niet gespaard (Rom. 8 : 32). De wereld is hier met nadruk de goddeloze Gode-vijandige wereld.
Zo is de Vleeswording des Woords een zeer diepe vernedering geweest voor Christus. Hij is gezonden in déze wereld! Tegelijk kunnen wij aan die zeer diepe vernedering aflezen, hoe diep wij zijn weggezonken in schuld en vijandschap. Maar anderzijds ook, hoe groot Gods zondaarsliefde is. Nu is er bij Hem genade voor de grootste der zondaren. Nu kan er niemand meer zeggen: Voor mij zal de liefde Gods wel niet toereikend zijn.
Immers: God zendt Zijn Zoon in de 'wereld'. Hij geeft voorts Zijn Evangelie erbij: Zo zijn wij dan gezanten van Christus' wege, alsof God door ons bade: Wij bidden van Christus' wege, laat u met God verzoenen!' (2 Cor. 5 : 20). 'Geloof in de Heere Jezus Christus, en gij zult zalig worden, gij en uw huis!' (Hand. 16 : 31). Hij legt door Zijn Woord ons de Christus zo na aan het hart. Hoe terecht kan de Heere vragen: 'Wat is er méér te doen aan Mijn wijngaard, hetwelk Ik aan hem niet gedaan heb?' (Jes. 5:4).
God heeft Zijn eniggeboren Zoon gezonden in de 'wereld', opdat wij zouden leven door Hem. Dus geldt dat ook mij? Laat het antwoord een wedervraag zijn. Hebt u in de tekstwoorden uw naam ook gevonden? God heeft Zijn Zoon gezonden in een verloren, verdoemlijke, Gode-vijandige wereld. Dat was Gods liefde jegens 'ons' (Gods kinderen), zegt Johannes. Gods kinderen leren zichzelf dus kennen als zulke wereldlingen van nature: boos, schuldig, verdorven. Is dat ook uw naam? Ken ik mijzelf door ontdekkend licht als zo'n onrein stukje van die verdorven wereld? Zo niet, hoe zal die Christus dan waarde hebben in uw leven? Hoe zult gij dan ooit wanhopen aan uzelf, om gans en al als een verloren doemeling u te verlaten op Zijn Woord, Zijn Offer, Zijn gerechtigheid? Want dat is immers hét geloof. 'Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder... die in Hem gelooft, niet verderve' (Joh. 3 : 16). Op het geloof komt het aan. En het ware geloof is toch niets anders, dan de totale afbraak van mijzelf met al mijn gerechtigheid en een vertrouwend zich verlaten op Zijn volbrachte werk alleen! Geloof, dat is de snik van de tollenaar: God, wees mij, zondaar, genadig! Het is de zucht van Psalm 130: uit de diepten roep ik tot u! Hoe zouden wij leven zonder geloven? Zonder geloof is het onmogelijk Gode te behagen (Hebr. 11 : 6). Neen, niet een praatgeloof (Matth. 15 : 8). Ook geen klakkeloos roemen in het Verbond (Psalm 50 : 16). Ook geen verstandelijk geloven alleen (Spr. 3 : 5). Het gaat om dat geloof, dat vrucht is van levendmakende genade. Paulus wijst ons daarop in Efeze 2. Het is God, Die in de rijkdom van Zijn barmhartigheid Zijn volk heeft liefgehad, ook toen zij dood waren door de misdaden; maar heeft hen levendgemaakt met Christus. Zo zijn zij uit genade zaliggeworden, door het geloof, als een gave Gods.
'Opdat wij zouden leven door Hem'. Hij gaf Zijn Zoon in de dood, om Zijn Volk levend te maken. Door Zijn lijden, sterven en opstanding verwierf Hij dat leven. Zullen wij uit dat leven leven, dan moeten wij leren sterven aan onszelf, sterven aan de zonde, om in een nieuw leven weer op te staan. Ach, dat zal een proces zijn dat duren zal tot de laatste snik. Als het beginsel er maar zijn mag in waarheid. Hoe kan ik het weten, of ik uit God geboren ben? Wel, zegt Johannes: 'Een iegelijk die liefheeft, die is uit God geboren!' (vs. 7). Een onderzoek naar het leven is een onderzoek naar de liefde, namelijk die liefde die uit God is. Want God is liefde en in de gave van Zijn Zoon openbaart God Zijn liefde, opdat wij zouden leven door Hem. En is de liefde Gods in onze harten uitgestort door de Heilige Geest, dan zal de hoop niet beschamen (Rom. 5:5).
Nu zie ik, de bron van mijn heil was liefde: de verkiezende liefde des Vaders. De grondslag van mijn heil was liefde: de verkiezende liefde des Vaders. De grondslag van mijn heil is liefde: de zelf-opofferende liefde des Zoons. De schenking van mijn heil is liefde: de liefde van de Heilige Geest. Zo zal ook de openbaring van het leven uit dat heil de liefde zijn: het geloof is door de liefde werkende (Gal. 5 : 6). 'En nu blijft geloof, hoop en liefde, deze drie; doch de meeste van deze is de liefde (1 Cor. 13 : 13).
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 januari 1982
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 januari 1982
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's