De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Joos van Laren (1586-1653) (4)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Joos van Laren (1586-1653) (4)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Door Van Laren is in zijn preken ook over de goddelijke verkiezing zo nu en dan gesproken.

Gods verkiezing

Door Van Laren is in zijn preken ook over de goddelijke verkiezing zo nu en dan gesproken. Toch moeten wij zeggen: niet overmatig veel, of nog beter: betrekkelijk weinig. En met voorzichtigheid. Men zal zeker niet kunnen zeggen dat de verkiezingsgedachte bij hem in zijn prediking overheersend is geweest. Het is waarlijk niet zó dat hij al van stonde aan in elke preek de gemeente opdeelt in verkorenen en verworpenen, in wedergeborenen en onwedergeborenen, in bekeerden en onbekeerden. Herhaaldelijk spreekt hij, evenals trouwens de hervormers hebben gedaan, in de wij-vorm. Zo zegt hij bijvoorbeeld ergens: Christus gaf zich voor onze (!) zonden. Van Laren spreekt over 'wij' en 'ons' als het gaat over het deelhebben aan Christus, maar evenzeer als het gaat over hetgeen de Heere God ons beveelt. Dus ook zijn vermaningen staan in de wij-vorm. Dat betekent niet dan Van Laren niet geweten heeft onderscheid te maken, maar dat gaat niet voorop en het is niet alles beheersend. Hoewel hij over het verbond weinig zegt, blijkt dat toch wel een belangrijke plaats bij hem in te nemen in het benaderen van de gemeente.

Op een enkele plaats spreekt hij in de preken die ons zijn overgeleverd expliciet over de verkiezing Gods. In een preek waaruit wij al meer hebben geciteerd en die als tekst heeft Mattheus 11 : 25-26 zegt hij: dat het evangelie aan de een wel geopenbaard wordt en aan de ander niet, komt voort uit het loutere wel­ behagen Gods. Hoger dan dat welbehagen Gods kunnen wij niet klimmen. Dat er onderscheid is onder mensen ligt niet aan hun vrije wil. Het heeft God behaagd het aan sommigen verborgen te houden. In Gods welbehagen moeten wij berusten. Wie dat niet wil en de redenen Gods wil onderzoeken, begeeft zich in een doolhof waar hij niet uit kan komen. Wij moeten ermee rekenen dat wij allen in Adam verdoemd zijn, en heeft God dan niet het recht om zich te ontfermen over wie Hij wil? Men hoort wel: dit is de leer der praedestinatie. Toch moet gezegd worden dat Van Laren die leer niet 'gedreven' heeft, niet op de spits heeft gevoerd. Want in de toepassing gaat hij er twee kanten mee uit, die de leer der praedestinatie niet te niet te doen, maar wel haar afgrenzen tegen misbruik en die het rechte gebruik ervan aanwijzen. In de eerste plaats, Van Laren stelt ook in ditzelfde verband 's mensen onwil aan de orde. Als wij spreken over de goddelijke verwerping, dan moeten wij óók spreken over 's mensen onwil en ongeloof. In de tweede plaats. Van Laren laat zien dat de leer der praedestinatie ons is geopenbaard om ons de ware ootmoed te leren .Ootmoed, en niet wanhoop! Wij staan er met onze 'vrije wil' buiten. Het is genade alleen. Voor wie? Ook voor de allereenvoudigsten, de 'kinderkens', over wie de tekst spreekt. In plaats van in de wanhoop te drijven mag de leer der verkiezing bemoedigen en troosten: de deur der genade staat daardoor voor iedereen open en niet slechts voor de wijzen, de verstandigen en de braven. Ik merk hierbij op: ls men zó over de praedestinatie spreekt, wie kan er dan nog bezwaar tegen hebben? Een andere preek waarin het thema van de praedestinatie aan de orde wordt gesteld is die die gehouden is in juli 1644 over 2 Timtheus 2, 21. Wie is een vat ter ere? En kan iemand weten dat hij dat is? Met andere woorden: kan iemand weten dat hij door God al voor de grondlegging der wereld uitverkoren is? Deze laatste vragen beantwoordt Van Laren bevestigend. Maar, al dadelijk neemt hij dan een misverstand weg. Hij zegt: niet dat wij kunnen opklimmen in Gods verborgen raad. Vervallen in gevaarlijke disputen, is de weg niet. Het is ook niet nodig, zegt Van Laren, dat wij opklimmen in de hemel. Wilt ge weten of ge ten eeuwigen leven geordineerd zijt? Dan moet u niet bij God beginnen, maar bij uzelf. Niet vooraan, maar achteraan. Ga eens na of er ook bij u een begin is te vinden van het gelijkvormig worden aan het beeld van de Zoon van God; ga eens na, of er in u een ongeveinsd geloof in de Heere Jezus Christus is, en of er in u een begin is van de nieuwe gehoorzaamheid. Poogt ge in oprechtheid te leven naar 's Heeren Woord, dan gaan er twee boeken voor u open: het boek van uw eigen hart en het boek van God en in beide vindt ge dan met grote letters uw eeuwige verkiezing geschreven. Op deze wijze is het dus wél geoorloofd om op te klimmen en wel tot op de allerhoogste trap, de eeuwige raad van God. Op deze wijze heeft Van Laren de verkiezing Gods gepreekt.

Rechtvaardiging en heiliging

Als man van de Nadere informatie heeft Van Laren sterke nadruk gelegd op de heiligmaking. Zij is de spits van zo goed als al zijn preken. Op dit punt is er zonder twijfel, vergeleken bij de Reformatie, sprake van een zekere verschuiving. In de Reformatie is te beluisteren de grote vreugde om het hervonden evangelie van Gods genade in Christus, waardoor wij rechtvaardig zijn voor God, geheel om niet. De preken uit de Reformatietijd zijn scherp gericht tegen alle gerechtigheid uit de werken. Steeds wordt Christus gesteld tegenover alle menselijke verdiensten, en staan genade en geloof tegenover de werken. Dat vindt men in de Nadere Reformatie zo niet meer. Al bij figuren als Van Laren en Teellinck krijgen wij te maken met een tweede (of derde) generatie. Hen gaat het vooral om het léven naar het evangelie, of beter: het leven naar Gods geboden. Daarin schuilt dan een groot gevaar. Dat van een zeker wetticisme. Christus' werk komt onbedoeld wat in de schaduw te staan van de eisen van Mozes. Toch zouden wij aan een man als Van laren onrecht doen als wij dit al te ver doordreven. Want zo groot is de afstand tussen zijn prediking en die van iemand als Calvijn nu ook weer niet. Dat ook hij wel degelijk van de rechtvaardiging van de zondaar heft geweten, moge blijken uit het volgende. Op 10 mei 1647 hield Van Laren te Vlissingen een preek over Romeinen 5, 1. 'Wij dan gerechtvaardigd zijnde door het geloof hebben vrede bij God, door onze Heere Jezus Christus.' Thema van een gedeelte van deze preek is: Christus, door het geloof aangenomen, is de enige bewegende oorzaak van onze rechtvaardiging voor God! Hier heeft Van Laren dus niets van afgedaan. Christus alleen onze gerechtigheid voor God! En toch: tegelijk brengt hij Jacobus ter sprake. Beide zijn waar, zegt hij, namelijk dat gerechtvaardigd worden door het geloof (Paulus) en dat wij gerechtvaardigd worden door de werken (Jacobus). En dan maakt hij verder nog de opmerking dat wij beide stellingen niet mogen vermengen. Dat alles neemt echter niet weg, dat wel heel vlug, of zelfs al te vlug wordt overgesprongen van de gerechtigheid des geloofs op de gerechtigheid uit de werken. En zo is het eigenlijk telkens!

Hierbij past, dat ook wel wat al te argeloos door Van Laren soms gesproken wordt over loon, en goddelijke beloning. God wil, zegt hij in zijn eerste preek in deze bundel, de mens die Hem dient daarvoor belonen met een oneindige beloning. En dan wekt Van Laren de gemeente op, daar ook het oog op te richten, naarstig en onvermoeid voort te gaan in de dienst des Heeren, omdat Hij het beloont. Hier had minstens toch wel wat bijgevoegd mogen worden, om niet de gemeente te stellen in het gevaar van een werken om loon. In weer een andere preek, met als tekst Romeinen 14, 12 behandelt Van Laren eveneens het thema van de rechtvaardiging. Maar ook nu weer op een eigen wijze, namelijk met veel nadruk te leggen op het doen van goede werken. Al dadelijk stelt hij in deze preek dat Christus weliswaar het handschrift van onze zonden aan het kruis heeft gehecht en een streep gehaald door ons 'schuldtboeck', maar dat dat niet betekent dat wij als christenen niet meer naar onze 'recken-boeken' behoeven om te zien. Wij zullen wel degelijk rekenschap eenmaal moeten afleggen. Nu is dat laatste natuurlijk tenvolle waar, alleen: de troost der verzoening gaat toch wel voor een groot deel verloren, zo menen wij, als onmiddelijk al het rekenschap afleggen op de oordeelsdag erbij betrokken wordt. Dan ligt ontegenzeggelijk het zwaarte­ punt meer op de oordeelsdag dan op goede vrijdag. Hetgeen Van Laren verderop in deze preek zegt correspondeert daarmee. Hij houdt de gemeente voor: weest naarstig in goede werken! Laten wij aan de avond van elke dag de rekening opmaken en eens nagaan aan welke zonden wij die dag ons schuldig hebben gemaakt, en welke nieuwe zonden erbij gekomen zijn, waardoor wij ons 'schuldboek' hebben verzwaard; en laten wij dan met hartelijke droefheid ons vernederen voor God, met een ongeveinsd voornemen om de volgende dag beter toe te zien. Dan kunnen wij met een gerust en getroost geweten de dag des Heere, die troostvol zal zijn voor alle ware boetvaardigen, tegemoet zien. Ik merk hier bij op: Het getuigenis van een goed geweten zal op de dag des oordeels zeker van grootbelang zijn. Maar weegt niet de genade Gods in Christus, door het geloof, zwaarder dan al wat ons geweten getuigt en dan al onze goede werken? Ligt de troost der kinderen Gods op de oordeelsdag niet meer in Christus dan in hun boetvaardigheid? Het woord 'boetvaardigheid' heeft in Van Larens preken een grote betekenis. De boetvaardigheid staat nog meer dan het geloof in deze preken centraal. Dat is een opmerkelijke verschuiving bij Luther en Calvijn vergeleken. Niet dat die niet van boetvaardigheid hebben geweten. Maar het zwaartepunt ligt bij hen daar niet. Omdat de balans bij hen immers doorsloeg van de wet naar het evangelie. Bij Van Laren ontbreekt dat zeker niet, maar er zit in deze balans bij hem, naar ons gevoelen, teveel schommeling.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 juli 1982

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Joos van Laren (1586-1653) (4)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 juli 1982

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's