Gehandicapten, wel bekeken, niet gezien
Wie als predikant van tijd tot tijd consequent vervolgstof bespreekt, doet soms opmerkelijke ontdekkingen. Je ontdekt bijvoorbeeld dat bepaalde gedeelten van de Schrift zeer vaak, en andere gedeelten nauwelijks in de prediking aan de orde komen. De Bijbel van predikanten is soms angstig dun. Wat blijft er een rijkdom van het Woord onaangeroerd liggen en wat een schade doen wij daarmee onszelf, en die ons horen.
Zo ontdekte ik onlangs, bij een prekenserie over Elia, dat de hoofdstukken 17 en 18 van het Eerste Koningenboek velen stof tot prediking heeft gegeven. De fiere, moedige profeet des Heeren, die zich voor koning en volk niet schaamt voor de belijdenis 'de Heere is God' spreekt ieder aan. Zelf heb ik daar ook met vreugde over gepreekt.
Maar, na hoofdstuk 18, komt hoofdstuk 19. Diezelfde Elia, die daar zo indrukwekkend op de Karmel stond, ligt dan moedeloos en bevreesd onder een jeneverstruik. Het Woord is zo eerlijk dat die grote-in-Gods-Koninkrijk ons ook wordt voorgesteld in zijn kleinheid en zwakte in zichzelf. Over dat gedeelte vond ik in mijn kaartsysteem vrijwel niets. Die klagende, bange Elia inspireerde kennelijk weinig predikers. Toch - dat mocht mijn ervaring zijn - is het erg troostrijk voor predikant en gemeente, om ook bij zo'n Bijbelgedeelte stil te staan.
Ds. Ulrich Bach
Aan deze dingen moest ik denken toen ik woensdag 1 mei jl. een lezing mocht bijwonen van de Duitse predikant ds. U. Bach. De lezing werd gehouden in 'de Blije Werelt' in Lunteren op de conferentie 'Gehandicapten, wel bekeken, niet gezien'. Deze conferentie werd van 29 april tot en met 4 mei gehouden en werd georganiseerd door de Kommissie Integratie van de diakonale bureaus van de Ned. Herv. Kerk, de Gereformeerde Kerken en de Chr. Geref. Kerken. Uit vele landen waren gehandicapten naar Nederland gekomen, om samen met Nederlandse gehandicapte deelnemers in deze conferentie te spreken over de vraag of de maatschappij, maar vooral ook de christelijke gemeente, haar gehandicapte leden werkelijk wel ziet. 'Zien' dat is dan: eraan verbonden, erop betrokken zijn.
Ds. Bach is zelf, door polio op 21-jarige leeftijd, volledig op een rolstoel aangewezen en heeft in deze vragen dan ook volledig recht van spreken. In het dagelijks leven is hij pastor in Volmarstein, een groot verpleeghuis in Duitsland.
In zijn lezing 'Gehandicapt zijn, een uitdaging voor ons allen', stelde ds. Bach allereerst kritische - ik moet zeggen: soms wel eens wat agressieve - vragen aan de kerk. De kerk staat, zo stelde hij, de geestelijke verwerking van een zware lichamelijke handicap nogal eens in de weg. Eenzijdigheid in de prediking geeft een eenzijdige blik op God, maar ook op het geloof. De rijkdom van het Evangelie is dat de Heere God in Zijn Zoon mens geworden is. Hij daalde af tot in de hulpbehoevendheid en de afzichtelijkheid van een lijdend mens. Hij riep 'Waarom? ', en worstelde met benauwdheid, angst en pijn.
Ds. Bach noemde dat de 'ontdekking van zijn leven', toen hij de Schrift ging lezen en oog kreeg voor wat je zou kunnen noemen: de nederheid van God. In het Woord van die God liggen talloze 'aanbiedingen', waar een gehandicapte gebruik van kan maken om zijn handicap geestelijk te verwerken. Hij riep de kerk op dit Evangelie te prediken. Daar worden gehandicapten door aangesproken en niet-gehandicapten gaan hun roeping erdoor verstaan. Veel, in kerk en maatschappij levende, misverstanden en vooroordelen zouden er door worden opgeruimd en plaatsmaken voor de solidariteit, die Christus binnen Zijn gemeente wil.
Het geloofsleven heeft meer facetten dan doorgaans in de prediking aan de orde komen. De geloofsworsteling van de Vader der Gelovigen, Abraham, wordt ons in Gen. 22 geschilderd tot troost van hen, die hun God niet kunnen doorgronden. De belijdenis van Socrates 'Ik weet dat ik niets weet', zou een christelijke belijdenis kunnen zijn.
Misvattingen
Het is in dit verband natuurlijk niet mogelijk zelfs maar een poging te doen de indrukwekkende lezing van ds. Bach weer te geven. Een paar van zijn conclusies wil ik u echter toch graag doorgeven. In die slotconclusies liet de spreker zien hoe het luisteren naar het Woord in zijn volle lengte en diepte, heersende misvattingen doorbreekt.
Enkele van zijn thesen zijn:
- Het is niet waar dat normaal gesproken de mensen niet gehandicapt zijn en de gehandicapten een uitzondering vormen; beiden zijn zij gelijkwaardig, beiden zijn gewoon, zijn schepselen van God.
- Het is niet waar dat kracht en zelfstandigheid absolute en hoge waarden zijn en dus zwakte en hulpbehoevendheid minderwaardig en minachtingwekkend zijn; de Bijbelse boodschap durft te zeggen: Het hoogste goed (God Zelf dus) is in armoede en hulpbehoevendheid, in angst en dood afgedaald.
- Het is niet waar dat wij (nu bedoeld: de niet- of de licht-gehandicapten) de wereld in al zijn samenhangen en in het bijzonder ons eigen leven en beleven totaal kunnen begrijpen. Het is niet mogelijk op de vele waarom-vragen antwoord te vinden. Als wij eerlijk zijn moeten wij zeggen: niemand kan uitleggen waarom het hem als lichamelijk of geestelijk gehandicapt mens moet gaan zoals het gaat.
- Het is niet waar dat een boek schrijven een grotere prestatie is dan je buurman een gevallen zakdoek aangeven. Belangrijk is veel meer dat ieder doet wat hij/zij kan doen en wat voor hem/haar én anderen nu goed is. In dit verband noemde ds. Bach het woord van de apostel Petrus als maatgevend voor werkelijke solidariteit in de gemeente: 'Een iegelijk, gelijk hij gave ontvangen heeft, alzo bediende hij dezelve aan de anderen, als goede uitdelers der menigerlei genade Gods'. (1 Petrus 4 : 10).
Persoonlijk slot
De lezing werd besloten met een persoonlijk - en ik wil erbij zeggen: diep menselijk - woord. 'Het is zeker waar dat ik geen held hoef te zijn in de acceptatie van datgene wat God mij oplegt; ik hoef ook de held niet te spelen. Dit inzicht ga ik niet eens vastleggen in een stelling.
Zo ben ik aan het eind gekomen van mijn lezing: om mijn eigen situatie te aanvaarden moet ik ook het feit aanvaarden, dat ik niet altijd in staat ben om te aanvaarden, of korter gezegd: 'Ik heb het recht om te klagen, ook tegenover God.'
Deze lezing meemakend had ik een leerzame ochtend. Iets daarvan heb ik in dit stukje ook aan u willen doorgeven, opdat ook wij het beseffen zullen: In een gemeente, die zich noemt naar Hem die werkelijk mens werd, ontvangen gehandicapten geen medelijden, maar medeleven.
Om het verschil duidelijk te maken gebruik ik nog één voorbeeld van ds. Bach. Veel mensen komen bij ons in Volmarstein kijken en zeggen dan: Wat een ellende! Dat is medelijden. Anderen zeggen: Wat heb ik een mensen gezien. Dat is medeleven! Gehandicapten willen niet bekeken, maar gezien worden.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 mei 1985
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 mei 1985
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's