De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

De Geest der genade en der gebeden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Geest der genade en der gebeden

8 minuten leestijd

Vergis ik mij niet, dan zal op de pinksterdagen van menige kansel gesproken worden over de noodzaak van een réveil, een geestelijke opwekking in de gemeente. Het schrille kontrast tussen Handelingen 2 en de kerk van vandaag geeft daar alle aanleiding toe. Maar wat belangrijker is: de grote beloften van God dringen ons ertoe.

Wie regelmatig de kolommen van dit blad onder ogen heeft, krijgt signalen genoeg. Wanneer we horen van de grote zorg om de jongeren die (nog) in de kerk komen; wanneer we genoodzaakt worden ons te bezinnen op de beweging van Samen op Weg; wanneer we (o.a. via post van overzee) tot nadenken gestemd worden over het missionaire besef binnen onze gemeente - wie zou bij dit alles niet gaan roepen om de Geest van Pinksteren? Om Zijn licht en leiding. Om Zijn doorbraak vooral, bij enkelingen en bij het geheel van de gemeente. O, dat Gij de hemelen scheurde!

Spreken over een geestelijke opwekking is een hoogst belangrijke en ernstige zaak. Het heeft ook iets hachelijks. Van een réveil kunnen we niet zomaar een agendapunt maken. Het kan en mag geen maakwerk worden vanuit onze mogelijkheden. Dat belijden we, maar weten wij in de praktijk ook hoe nauw dit luistert?

Er glijden de laatste tijd bij mij regelmatig appèls, oproepen en getuigenissen door de bus. Vaak met een behartenswaardige inhoud. Er zou meer gebed moeten zijn, meer schuldbelijdenis, meer Schriftonderzoek. Ongetwijfeld is dat zo. Toch bekruipt mij soms diep van binnen het gevoel, dat er een recept van gemaakt wordt. Maar wat hebben wij aan formules die wel waar zijn en toch geen leven wekken?

In het Oude Testament ligt een profetie verscholen die op dit punt een bijzondere aktualiteit heeft. Het is Zacharia 12 vers 10: 'Doch over het huis van David en over de inwoners van Jeruzalem zal Ik uitstorten de Geest der genade en der gebeden'. Wonderlijk, ditmaal roept de Heere Zijn afgeweken volk niet, zoals zo vaak, tot boete en bekering. Hij gaat een stap verder: Ik zal uitstorten. Ik Zelf zal maken dat zij zich tot Mij wenden in smeekgebeden, in een oprecht berouw over al hun zonden. Dat zal de Geest doen; Hij zal leven wekken en genade bewerken door hun harten verbroken en verslagen te maken. Dat zijn immers de Gode welgevallige offers? (Ps. 51) Ik zal: hoog boven alle menselijke oproepen uit is dit de uitroep van de Heere. Hier en nergens anders begint het réveil. Bij dit sterke Ik, dat Hij alleen mag uitspreken en dat Hij alleen kan waarmaken. En Hij spreekt het uit! Als een vaste belofte waaraan armen en reddelozen zich mogen vastklampen en moed vatten.

Ik zal uitstorten: een hoog en heerlijk woord, maar met een schokkende keerzijde. Zo erg is het dus met ons gesteld. Wij hebben niet alleen genade nodig, maar de Geest der genade. Die moet ons handen schenken en een hart om Gods genade aan te nemen.

Dit is iets dat wij nooit ten volle zullen begrijpen en toch wordt het ons klinkklaar in deze pinksterbelofte gezegd: wij zullen de genade, het volle heil in Christus en Gods liefde, in Hem geopenbaard, achteloos laten liggen, wanneer de Geest ons niet overtuigt en vermurwt om ons aan Hem gewonnen te geven.

Wat een diep geheim: dat God ten derden male komt, nu als de Heilige Geest. Met minder dan Hem Zelf kan ik niet toe. Hij is het die mij verbindt aan Christus. Hij laat mij ook gedurig merken hoezeer ik de Zaligmaker nodig heb. Hij is en blijft de Geest der gebeden, d.w.z. Hij doet mij verdriet krijgen over wie ik ben. Niet als een plichtmatig agendapunt; de Geest legt gedurig de liefde van God zo na aan mijn hart dat ik mij alleen maar schamen kan vanwege mijn ongeloof en wantrouwen.

De Geest leert het ons èn houdt het levend in ons. Zonder de Heilige Geest bederft alles. Ook onze schuldbelijdenis en ons verdriet over de zonde. Het versteent en verstoft. Het worden formules zonder leven en zonder tranen.

Alles kan bederven in onze handen, zonder de Geest. Dat maakt het leven des geloofs zo teer. Paulus brengt dat onder woorden in 1 Korinthe 13: Al ware het dat ik... vult u maar in, u mag alles noemen, desnoods alle waarheden waarvoor u pal zoudt willen staan. En had de liefde niet... we zouden ook kunnen zeggen: en had de Geest niet... Het baatte mij niets.

Zo wordt ons gebed allereerst en allermeest een roepen om de Geest. Dat Hij ons bewaart bij de verwondering en de liefde. Door Zijn aanwezigheid worden wij geen eigenaars, die alles 'op zak' hebben, maar blijven wij smekelingen.

Ja, levend door de Geest worden we in onszelf steeds zwakker. Wat kunnen wij nog? Wij weten zelfs niet wat wij bidden zullen gelijk het behoort. Want Gods beloften worden zo dicht naar ons toegebracht dat wij steeds scherper ontdekken hoe ver wij daar onder blijven in ons bidden.

Maar de Geest zelf bidt voor ons met onuitsprekelijke zuchtingen. Midden in onze zwakheid is God aanwezig, dragend, het van ons overnemend. Waarom blijft het bij ons zo armoe troef? Opdat wij steeds meer zouden gaan leven bij het Ik van God en dan valt ons eigen ik steeds meer weg. Daar kun je (juist in je eigen armoede) vol van worden, van dat Ik van God en van Zijn daden. Zo vol, dat de mond ervan overloopt. Dat gebeurde nu precies op de pinkstermorgen in Jeruzalem.

De Geest Die de tongen losmaakt en het réveil bewerkt is dus geen ander dan de Geest der smeekgebeden. Wat kunnen we hiermee nu beginnen in de situatie van vandaag? Laten we liever vragen wat Hij met ons wil beginnen. Hij leert ons verdriet te krijgen over onszelf, maar ook over het geheel van de gemeente en de kerk. Niet klagend over wat anderen hebben aangericht, maar onszelf beschuldigend. Wat is dan onze schuld? Dat wij zoveel konstateren (dat is goed) en zo weinig lijden. Dat wij wel analyseren (en dat is zeer nodig) maar zo weinig verdriet erover hebben dat Gods beloften wel genoemd maar niet geloofd worden. Juist Zijn pinksterbeloften! En dat zo het offer van Christus, die voor al die beloften duur betaald heeft, tot een aanfluiting wordt gemaakt.

Wat hebben wij dan te belijden? Is het niet onze gewenning? Gewend geraakt aan een kerkelijk leven ver onder de maat van Pinksteren; oplossingen zoekend op het platte vlak van deze gewenning. Wij hebben de Geest der gebeden nodig voor een levenslange ontwenningskuur.

Wanneer wij (door de Geest) lijden aan de kerk, zou het dan niet kunnen gebeuren dat er iets 'breekt' op kerkelijke vergaderingen of in het kontakt tussen ouderen en jongeren? Dat ons 'gelijk' in scherven op de vloer valt en dat we ons (samen) schamen voor het aangezicht des Heeren?

Wonderlijk: daar woont God. Hij woont in het hoge en heilige èn bij de verbrijzelden en nederigen van geest. Hij woont heel hoog en heel laag. Op de tussenverdieping is Hij niet te vinden.

Waar wij God aantreffen, mogen wij ook elkaar vinden - in de verootmoediging. Onbegrijpelijk eigenlijk hoe fronten kunnen blijven bestaan binnen één gezindheid, tussen broeders van hetzelfde huis! Zou er niet veel meer verdriet moeten zijn? Een ding is zeker: als de Géést ons leert klagen, dan krijgen we ook verwachting, want dan worden we teruggeworpen op de beloften van God.

Wie zijn armoede gaat ontdekken en belijden, wordt niet passief. Integendeel. De Geest leert ons eens te meer te bidden, zo dat we er niet meer mee op kunnen houden. Zij volhardden in de gebeden, lees ik in Handelingen 2 (vers 42). Ook dit is vandaag zeer aan de orde. Hoeveel enthousiasme is er niet dat vervliegt en verdampt? Soms lijkt het in de kerk wel op één grote afval-race. En hoevelen haken niet innerlijk af; zij bekommeren zich hooguit nog om hun persoonlijk zieleheil in plaats van te snakken naar de vervulling van Gods beloften voor heel de kerk en heel het volk. Laten we dan veel roepen om de Geest, die ons beloofd is opdat Hij zou blijven. Als Hij blijft, kunnen wij volharden.

Ik zal uitstorten. Een sterk woord, dat de tijden verduurt. Een woord van gericht over alle eigenmachtigheid aan onze kant. Een woord van onuitputtelijke genade voor allen die de naam des Heeren aanroepen. De vervulling ervan is begonnen op de pinksterdag en trekt wereldwijd zijn kringen. Toch ligt er nog een 'tegoed' in deze belofte opgesloten: Ik zal uitstorten de Geest der genade en der gebeden over het huis van David en over de inwoners van Jeruzalem. De vervulling voor Israël, onze oudste broeder, als Gods laatste geheim en finale teken in de geschiedenis. Ook daarvoor kunnen wij de Geest niet missen. Hij leert ons te bidden met open vensters naar Jeruzalem.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 mei 1985

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

De Geest der genade en der gebeden

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 mei 1985

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's