Volwassendoop en herdoop (1)
We willen in enkele artikelen aandacht schenken aan het feit, dat niet weinigen, ouderen maar vooral jongeren, die als kind het sacrament van de Heilige Doop ontvingen en binnen de kerk zijn opgevoed en in vele gevallen ook nog daarin belijdenis van hun geloof hebben afgelegd, later ertoe komen om zich opnieuw te laten dopen, hetgeen dan meestal tot gevolg heeft, dat zij daarna, vroeg of laat, ook van hun kerk vervreemd raken en meelevend lid worden van een of andere pinksterkerk. Omdat er onder hen zijn, die ook uit onze kring komen, is het goed, dat wij ons erop bezinnen, welke achtergronden dit heeft, waarbij wij denken niet alleen aan de persoonlijke motivatie om daartoe over te gaan, maar ook aan welke visie op de doop, en daarachter liggend, op de kerk en het heil, daarachter schuilgaat.
Het is echter niet onze bedoeling om uitvoerig alle aspecten, die hiermee verband houden, te belichten. Wie zich grondig wil oriënteren, kan de daarvoor beschikbare literatuur gebruiken. Misschien mag ik daarbij verwijzen naar het boekje, dat ik enkele jaren geleden over deze zaak heb geschreven, onder de titel: Volwassendoop-kinderdoop-herdoop. Ik heb daarin getracht een bijbelse benadering te geven van de vragen, die hier zich voordoen, en heb toen met opzet vermeden om met argumenten te komen, die aan de belijdenis en de geschiedenis van de kerk zijn ontleend. Het motief daarvan was, dat zij, die overwegen om tot herdoop over te gaan, of daartoe reeds gekomen zijn, alleen het gesprek willen voeren op grond van de Schrift. Omdat dit op zich een legitiem verlangen is, meende ik daaraan tegemoet te moeten komen.
Nu willen wij echter ook enkele andere zijden van deze problematiek belichten. De reden daarvoor is, dat wij nu niet alleen en zelfs niet allereerst het gesprek beogen met hen, die tot herdoop neigen. We willen nu vooral naar onszelf zien in onszelf de vraag stellen, hoe het toch komt, dat telkens mensen uit ons midden tot deze beslissing komen? Zouden er ook oorzaken bij ons kunnen liggen, die hen hiertoe brengen? Met 'ons' bedoel ik dan niet zozeer, ons als individuele gelovigen, maar meer als gemeente, als kerk en ook als dat deel van de kerk, dat zich hecht aan de gereformeerde traditie.
Als wij dus nu vooral de vragen naar onszelf toe richten, sluit dit meteen enkele andere zaken in. We doen dit ook, omdat we van mening zijn, dat wij tot nu tot wat al te gemakkelijk ertoe kwamen om hen, die zich lieten herdopen, in een negatief licht te plaatsen. We kwamen tot beoordelingen als 'dweperig', sectarisch, oppervlakkig, mensen die een eenzijdig 'halleluja-achtig' geloof erop na hielden, emotionele typen, mensen die met psychische manco's behept zijn, enz. Natuurlijk zullen er onder hen zijn, die onder deze categerieën vallen. Maar we maken het ons wel heel gemakkelijk, als wij menen, dat wij op zo'n manier de zaak kunnen afdoen. Er is minstens zoveel reden om te erkennen, dat zij, die zich opnieuw laten dopen, juist behoren tot de meest serieuze en enthousiaste en gelovige leden van de gemeente. En vaak is het maar een al te pijnlijk verlies, wanneer wij hen op deze wijze uit de gelederen van de kerk zien vertrekken.
Dat laatste moet ons er dan ook toe brengen om ervan uit te gaan dat, wanneer deze mensen tot zo'n stap komen, zij dat zeker doen na ernstig en biddend overleg, en niet zelden na veel strijd. En dat zij daarvoor redenen aanvoeren, die wij maar niet met een handomdraai van de tafel kunnen vegen. Er is zelfs reden om ons af te vragen, of zij niet in hun recht staan? Of zij niet een beter inzicht hebben in de Schriften? En of wij met onze kinderdoop, zowel principieel als praktisch, niet van het rechte spoor zijn afgedwaald? Zo komen wij dus ertoe om de vragen precies andersom te stellen. En we doen dit om onszelf te noodzaken met alle ernst bezig te zijn met onze doop, die wij als kleine kinderen der gelovigen in het midden van de gemeente ontvingen.
Wanneer wij nu wat dieper op de zaak zelf ingaan, willen wij in de eerste plaats aandacht geven aan de gang, die de doop in de geschiedenis van de kerk heeft doorgemaakt. We kunnen dat slechts heel summier doen. Wie hier grondiger kennis van wil nemen, raad ik aan om het wel dure, maar toch heel leerzame boek 'Rondom de Doopvont' te kopen en door te nemen. U bent dan wel even ermee bezig, maar dan hebt u ook het goede zicht ontvangen over de geschiedenisgang van de christelijke doop, althans in de christelijke kerk van het Westen. Wat ik nu ga schrijven, kunt u daar veel uitgebreider en grondiger terugvinden.
Betekenisvol is gelijk al in het begin van de kerkgeschiedenis, waarin de doop nagenoeg alleen als volwassendoop bekend stond. De gegevens zijn zo spaarzaam, dat het niet mogelijk is om een volledig beeld te tekenen. Maar we komen toch wel het dichtst bij de waarheid, als wij stellen, dat de kinderdoop ook toen wel voorkwam, maar dat de volwassendoop toch de regel was. Als men het over de doop had, dan zag men niet het beeld voor zich van jonge kinderen, die door hun ouders ter doop gehouden werden, maar dan zag men het beeld voor zich van volwassen mensen, die tot het christelijk geloof gekomen waren, en die na een periode van voorbereiding het sacrament van de Heilige Doop ontvingen. Deze gang van zaken heeft enkele eeuwen zo voortgeduurd. Pas enkele eeuwen later gaat dan langzaamaan de situatie zich wijzigen. Dan wordt het zo, dat de kinderdoop steeds gangbaarder wordt, en naarmate dit het geval is gaat de volwassendoop zich steeds meer naar de rand van het kerkelijk gebeuren verplaatsen.
Zolang het voornamelijk volwassenen waren, die zich lieten dopen, betekende dit, dat de doop gezien werd als het sacrament, dat direct verbonden was met de belijdenis van het geloof. Gelovig worden en daarna de doop ontvangen, waren als een eenheid met elkaar verbonden. Dit hgt ook voor de hand, omdat wij deze zelfde verbinding ook in het Nieuwe Testament al aantreffen. In feite hield dit in, dat zolang het volwassen gelovigen waren, aan wie de doop werd bediend, deze doop geen moeilijkheden opriep. Het bijbels gebeuren was te duidelijk om hier moeite mee te krijgen.
De enige problematiek, die toen aan de orde was, richtte zich op de vraag op welk moment zo'n gelovige zich liet dopen. Het kwam voor dat hij er lange tijd mee wachtte. De reden, waarom hij dit deed, was, dat de doop voor zo iemand het teken en zegel van de vergeving der zonden was. Welnu, hoe later dat de doop werd toegediend, des te minder zonden daarna nog konden worden gedaan, maar het is duidelijk, dat hier al iets van een bijgelovige trek zat in het verstaan van de doop. Het was daarom niet zonder reden, dat als antwoord daarop werd beklemtoond, dat de doop niet alleen gold voor de in het verleden begane zonden, maar voor het hele leven. In ieder geval, zolang de volwassendoop, of misschien nog beter aangeduid als gelovigendoop, gangbaar was, bezat het sacrament van de doop een volle bijbelse duidelijkheid.
Dit is anders geworden, zodra de kinderdoop in de kerk de meest gangbare doopvorm is geworden. Want vanaf het begin kwam de vraag op, hoe nu het verband moet worden gezien tussen de doop en het geloof en de belijdenis van het geloof. We Zien dan ook al gauw, dat de antwoorden daarop uiteengaan. We kunnen ze kortweg in drie categorieën verdelen.
1. Men meende de kinderen te kunnen en moeten dopen, omdat zij de kinderen der gelovigen waren, en alszodanig in het geloof van de ouders waren begrepen.
2. Men ging de doop steeds meer beschouwen als een op zichzelf werkend genademiddel, waardoor de zonde werd weggedaan. Bij de kinderen gold dit dan alleen de erfzonde, omdat zij nog geen zonden bedreven hadden. Maar zij ontvingen toch ook in de doop een zelfwerkend genademiddel.
3. In de derde benadering hield men zoveel mogelijk de bijbelse eenheid van geloof en doop vast. Men ging er vanuit, dat evenals bij de volwassene, die zich het dopen, ook in het kind het geloof gevonden werd, in het verlengde waarvan de doop zijn rechtmatige betekenis had. Men kwam er dan toe om te spreken van een beginsel van geloof, of een zaad van geloof, of ook een geloofshebbelijkheid, die men onderscheidde van de geloofsdaad, onderscheidingen die door het toen gangbare scholastieke denken mogelijk werden gemaakt. Een kind kon nog niet het dadelijk geloof oefenen, maar wel reeds de hebbelijkheid van het geloof ontvangen hebben. Van het laatste ging men uit en zo kon men ook bij de kinderdoop uitgaan van de bijbelse eenheid van geloof en doop.
In de kerk van de middeleeuwen is het echter vooral de onder 2 genoemde lijn, die de overhand kreeg. Men ging het sacrament steeds meer zien als een genademiddel, waarin de genade zelf lag besloten en waardoor 't dus een eigen werking bezat, die, afgezien van het antwoord des geloofs van de zijde van de mens, haar uitwerking had. De Doop werd beschouwd als de eerste ingieting van de genade in de mens, die door de volgende sacramenten moest worden onderhouden en versterkt. Het hele genadeleven van de gelovigen persoonlijk en van de christelijke gemeente als geheel kreeg daardoor een sacramenteel karakter. Vandaar de vele sacramenten, die de kerk bezat, en waardoor de genade werd uitgedeeld van het eerste moment van het mensenleven af tot en met zijn laatste moment, wanneer het sacrament der stervenden werd toegediend.
Tegelijk zien wij met deze ontwikkeling gepaard gaan, dat de nadruk op het persoonlijk geloof, als het vertrouwen des harten in de beloften van het Evangelie, gaat verzwakken. Het delen in het heil krijgt steeds meer een objectief, sacramenteel karakter, waarbij de persoonlijke en hartelijke geloofsbeslissing en het geloofsvertrouwen op de achtergrond raken. Het hart van het heil ligt niet meer in het geloven in de belofte van het Evangelie, maar in het sacrament en in de kerk, die de sacramenten bezit en uitdeelt. Zo onstaat er een objectivering van het heil, waarin ook de sacramenten zijn opgenomen, hetgeen wel het duidelijkst openbaar komt in de kinderdoop.
We zullen in een volgend artikel nagaan, hoe de Reformatie daarop heeft gereageerd.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 juli 1985
De Waarheidsvriend | 10 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 juli 1985
De Waarheidsvriend | 10 Pagina's