Boekbespreking
Dr. W. J. Ouweneel, Hart en Ziel, Een christelijke Kijk op de Psychologie, 152 blz., Buyten en Schipperheijn, Amsterdam, 1984, ƒ 19, 50.
'Hart en Ziel' wil een korte, populaire weergave zijn van dr. Ouweneels grote boek Psychologie: een christelijke Kijk op het mentale leven, een bloemlezing waardoor de schrijver zijn lezerspubliek aan zich verplicht.
Omdat het een verkorting is van een bestaand boek, is het niet de eerste opdracht grondig op de inhoud in te gaan. Nochtans wijzen we graag op een paar zaken die we van grote waarde achten. Allereerst dit, dat de critische zin ten opzichte van alles op psychologisch gebied dat niet uit christelijke overtuiging is geboren, openheid in genen dele uitsluit. Enerzijds voert Ouweneel een krachtig pleidooi voor een psychologie die, zonder de stof uit de bijbel af te lezen, doch van a tot z christelijk is, anderzijds beseft hij dat allerlei niet-christelijke theorieën en de daarmee samenhangende therapieën een waarheidselement in zich kunnen hebben waar een christen zijn voordeel mee kan doen, zodat ze een bijdrage leveren kunnen aan de arbeid van de christenpsycholoog. Voorts is van groot belang, dat Ouweneel slag op slag duidelijk maakt hoezeer hij, die de mens benadert vanuit een ideaal aangaande de mens, een 'mythe' aangaande de 'eigenlijke' mens, de concrete mens kwaad doet, schade berokkent. Het bijbels mensbeeld raakt dan in het achterschip, als het nog aan bod komt. Het derde is dan het betoog van Ouweneel dat het wezen van de mens in het hart van de mens schuilt, en dat dit alleen verstaan kan worden vanuit zijn relatie tot God.
Nu komt bij ons bij dit laatste óók een vraag op. Kan men stellen dat men het wezen van de mens, in het bijzonder dat van de ongelovige, mede af kan leiden uit zijn relatie tot de afgoden, zoals blz. 65 bijvoorbeeld suggereert? En blijkt er niet iets achter zo'n uitspraak te steken, namelijk dat men te zeer van de mens tot God komt dan de tegengestelde richting volgt. Mijns inziens is het wezen van de ongelovige evenzeer alleen vanuit de relatie die God met Hem in stand houdt te bepalen als het wezen van de gelovige. De twee de vraag ligt dan voor de hand: zijn afgoden dusdanig machtige concurrenten van God dat zij het wezen van de mens mede kunnen bepalen? Komt hier de overmacht Gods niet in het gedrang? ? En dan wordt voor ons de derde vraag onontwijkbaar: dreigt bij Ouweneel niet voortdurend het gevaar, dat het eigene dat de mens boven de 'lagere' schepping uit heeft, benaderd wordt in een pogen de mens tegen die lagere schepping, dus 'naar onderen toe', af te grenzen? De gedachte wordt dan deze dat, wanneer je de mens maar lang genoeg naar beneden toe afgrenst, er een 'humaanstructuur' overblijft, die wezenlijk is voor de mens. Wij vrezen dat op deze wijze het beeld Gods tot een soort psychologische eigenschap kan worden, in plaats van een religieus gegeven te blijven dat heel de mens met al zijn gaven insluit. Tegen Ouweneels bedoelen in, denken wij.
Ook is bij mij de vraag achtergebleven wat de christelijke psychologie nu eigenlijk onderscheidt van de profane. Natuurlijk zit de bijbel daartussen, maar is het niet bescheidener te zeggen dat er een christelijke psychologie mogelijk is voor zover er ervaringsgegevens over het mentale leven van de mens met de bijbel als maatstaf verwerkt worden? De uitdrukking 'christelijke psychologie' wordt dan wat minder massief, en we denken dat het in de praktijk bij Ouweneel daarop dan ook neerkomt.
Vooral door het derde en vijfde hoofdstuk heeft de schrijver professionele hulpverleners aan zich verplicht. Hij helpt het veld te overzien, en zet de door de psychologie verworven kennis in het perspectief van het rechte spoor. Misschien had de schrijver in dit vijfde hoofdstuk nog wat meer bijbels materiaal door kunnen geven over de volwassenheid in de bijbel, dus over wat de bijbel onder harmonie verstaat in een mensenleven, zo anders dan wat de wereld daarmee bedoelt. Uiteraard: hartelijk aanbevolen. De psychologische kant laat ik graag aan de vakpsychologen over, maar deze is ook bij de schrijver nooit los van de grondgedachten van de bijbel. En nooit vergeten dat het boek graag een opstapje wil zijn naar het Grote Boek, ditmaal niet de bijbel, maar dat van Ouweneel.
S. Meijers
Woord in beweging, onder red. van J. H. V. d. Laan, A. F. J. Klijn en E. Noort, deel 1, Advent tot Epifanie, exegetisch-homiletische commenta ren, 280 blz., i 44, 50, Kok, Kampen 1984.
Wie geroepen wordt tot de regelmatige taak van de preekvoorbereiding, kan deze arbeid niet verrichten zonder de nodige hulpmiddelen zoals woordenboeken, commentaren, bijbels-theologische studies en werken die de meditatie stimuleren. Nu staat er gelukkig de predikant een schat aan materiaal ter beschikking. De ervaring leert, dat predikanten geholpen zijn door studies die wat 'voorwerk' verrichten, zoals de Postillen, jaarlijks uitgegeven door de werkgroep 'Kerk en prediking' en Predigihilfen zoals die in Duitsland verschijnen. Ook het hier te bespreken werk wil zo'n hulpmiddel zijn. De ondertitel 'exegetisch-homiletische commentaren' geeft al aan dat de medewerkers en redacteuren de prediking willen dienen. Een brede kring van medewerkers uit de diverse protestantse kerken is aangetrokken. De samenstellers hebben welbewust gezocht naar mensen uit de praktijk van het predikantschap. Behandeld worden in dit deel een 26 tal pericopen uit de klassieke jaarode, het nieuwe Romeinse lectionarium en uit een oudtestamentische cyclus voor de Adventen Kersttijd. De schrijvers behandelen dus geen losse teksten, maar kiezen voor de pericoop. Preken over pericopen heeft veel voor - de samenhang tussen de teksten blijft bewaard - , maar heeft wel z'n speciale moeilijkheden wat betreft ordening van de stof. De opzet van het boek is als volgt. In rubriek 1, de klank van de tekst, gaan de auteurs na, wat de gekozen pericoop aan vragen en gedachten bij de kerkgangers oproept of kan oproepen. Dat is stellig niet onbelangrijk. Gemeenteleden hebben bij het horen en lezen van een Schriftgedeelte soms andere vragen dan de geschoolde theoloog. Voor de communicatie, anders gezegd: voor de vraag hoe de woorden zullen landen, is het belangrijk zich rekenschap te geven van dit feit. Preekvoorbereiding met een groepje gemeenteleden levert soms verrassende resultaten op.
Rubriek 2 geeft opmerkingen bij de tekst en de vertaling van het NBG, een samenvatting van belangrijke literatuur over de pericoop en opmerkingen over de scopus van het gedeelte, d. w.z. de auteurs pogen strekking en inhoud van de tekstgedeelten te formuleren.
Rubriek 3 gaat in op de liturgische setting, het eigene van elke zondag, lezingen uit andere roosters, koppeling van O.T. en N.T., liederen en gebeden. Tenslotte vormen preek en liturgie een geheel. Iets wat maar al te vaak verwaarloosd wordt. De laatste rubriek 'De tekst in beweging' geeft aanwijzingen met betrekking tot mogelijkheden en moeilijkheden die de pericoop biedt voor de preek. Hoe vertolken we de inhoud van het gekozen Bijbelgedeelte? Altijd weer een van de spannendste vragen in de preekvoorbereiding. Men verwachte hier geen uitgewerkte schetsen of beknopte preekjes. Het zijn meer aandachtssignalen en waarschuwingstekens die geplaatst worden. Duidelijk zal zijn dat we hier te maken hebben met een belangrijk werk. De bruikbaarheid zal in de praktijk moeten blijken. Persoonlijk heb ik vooral de samenvattingen van de literatuur enkele malen met vrucht gebruikt. Natuurlijk kan men bij een dergelijk compact werk vele vragen stellen. Zo oriënteert de medewerker aan de schets over Luc. 2 : 1-14 zich wel erg eenzijdig op Breukelman. Bij Jes. 42 : 1-4 miste ik wat Westermann over deze pericoop geschreven heeft. De homiletische aanwijzingen zijn summier en doorgaans vrij theoretisch. Zij vormen, nog af gedacht van inhoudelijke bezwaren, mijns inziens niet de sterkste rubriek. Toch zal de gebruiker menige 'hint' dankbaar kunnen benutten. Het is tenslotte de bedoeling dat een dergelijk boek hem op sporen zet en aanspoort tot eigen studie en meditatie. Wij zien met belangstelling uit naar de volgende delen van dit grondige werk.
A. N.
H. W. van der Hoeven: Uit de geheime notulen van de 'Eerwaarde Groote Vergadering' 1785-1815. Uitgave Boeken centrum, 's-Gravenhage, 195 pag., ƒ 37, 50.
De schrijver, zelf vele jaren gerelateerd aan de hervormde diakonie van Amsterdam, maakte studie van de wijzigingen in de organisatorische structuur die de Hervormde Diakonie van Amsterdam door de eeuwen heen heeft ondergaan. In dit boek gaat het over 'de grote crisis omstreeks 1800'. De periode 1785-1815, die de auteur beschrijft, wordt gekenmerkt door zelfde knelpunten als vandaag: werkloosheid, laagconjunctuur, noodzaak tot bezuiniging, politieke strijd, armoede, behoefte aan inspraak en democratisering. In harde feiten wordt ons de sociale kwestie getekend. De gegevens zijn afkomstig uit de notulenboeken en andere archiefstukken van de Amsterdamse diakonie.
In het eerste deel wordt een overzicht gegeven van de onderscheiden instellingen die de diakonie in die periode kende. Daarna wordt aan de financiële huishouding aandacht geschonken. In het tweede deel gaat het om een aantal specifieke zaken: 'de opbouw van het Bestedelingenhuis', 'het instituut van werkzaamheden', 'de oprichting van het ziekenfonds', 'de diakoniebakkerij', 'de diakoniebrouwerij'. Al met al een veelzijdig, goed gedocumenteerd, voor de geschiedenis van het diakonaat belangwekkend boek. We zien het graag in handen van velen, die vandaag met het diakonaat te maken hebben.
V. d. G.
Joh. de Haas, Gedenkt uw voorgangers, deel 1 en deel 2, Uitgeverij Vijlbrief, Haarlem 1984, 302 en 385 blz. Ingenaaid.
Deze boeken behoren tot het genre van biografische woordenboeken. Zij hebben echter dit speciale dat in hen alleen maar de namen van 'afgescheiden voorgangers' zijn opgenomen. De heer De Haas heeft uitgebreid speurderswerk verricht, waar men niets dan bewondering voor kan hebben. Deel 1 bestrijkt de periode 1834-1880, deel 2 de periode 1880-1915, en er komt nog een derde deel dat de periode 1915-1945 zal bestrijken. Het zijn geen boeken om achter elkaar te lezen, maar wel om ze af en toe op te slaan als men iets weten wil aangaande een 'voorganger' uit Afgescheiden kring. De steekproeven die ik nam, gaven mij een gevoel van zakelijke en correcte behandeling. De hoeveelheid informatie die geboden wordt is overweldigend. Ook de figuren uit de kringen der Doleantie zijn opgenomen. Velen onder de hier behandelde personen zijn heel eenvoudige om niet te zeggen simpele voorgangers geweest, soms zelfs zonder enige theologische opleiding. Maar ook de befaamde theologen ontbreken niet. Theologische kwesties heeft de auteur, zeer wijselijk, maar sporadisch aangeroerd. 'Theologie' moet men hier dus niet zoeken; de auteur komt niet verder dan het louter biografische. Het is ons bekend dat er gemeenteleden zijn die voor deze wereld van voorgangers een extra grote belangstelling hebben; zij vooral zullen in deze boeken genoeg van hun gading vinden. Geinteresseerden royaal aanbevolen.
K. Exalto
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 september 1985
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 september 1985
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's