Prof. dr. J. Severijn en de kerk (5)
Wij komen hier nog weer terug op het voorstel tot reorganisatie en de toelichting daarop. Men wilde breken met de synodale organisatie en teruggaan naar een presbyteriale kerkorde. Men kon die niet direct uit het Nieuwe Testament aflezen, doch men achtte die wel de meest bijbelse. Er moesten in de vroegere presbyteriale orde wel veranderingen worden aangebracht. Dit - en dat is hier weer belangrijk - in verband met de huidige situatie, waarin de kerk verkeerde. Men noemde deze een apocalyptisch tijdperk. Het was toen plm. 1935! Men moest nu bijzonder zorg hebben voor de velen die ook toen voor de kerk en het evangelie dreigden verloren te gaan! Daarom moest het apostolaat grote aandacht krijgen. Wij vinden dit terug in de kerkorde van 1950! Niet de opbouw van de gemeenten, doch de roeping ten opzichte van de schare moest bovenaan staan. Dit hield echter in dat de oude kerkorde niet te handhaven was zonder belangrijke veranderingen. 'De kerkorde bedoelt niet het kweken van stoere Calvinisten, maar de voortgang van het Woord', schreef prof. De Vrijer. En dr. Noordmans schreef: 'Wij moeten niet de haven en haveninstallaties op de oude plaats herstellen, terwijl de vaargeul verlegd is. En wij moeten daar op de bres staan, waar de Geest ons in relatie brengt met de nu daar aanwezige mensen'. In verband hiermee wilde men ook komen tot het creëren van nevengemeenten, - huis of hulpgemeenten - naast de bestaande gemeenten, die men aanduidde als de 'cultusgemeenten'. De bedoeling was hierdoor de schare te bereiken, die anders niet meer werd bereikt. In de huisgemeenten zouden dan de prediking van het Woord en andere aktiviteiten plaats vinden. De bediening van de sacramenten bleef gereserveerd voor de 'cultusgemeente'! Nadrukkelijk werd gesteld, dat de belijdenisvraag niet opgelost kon worden, terwijl alle aandacht alleen gericht was op de bestaande gemeenten en haar welzijn, doch wèl, als men zich vooral goed rekenschap gaf van wat er leefde onder de schare en van haar vragen! Men wilde herstel van de kerkelijke vergaderingen, vooral van de classicale vergaderingen. Doch men vond daarnaast de visitatie van groot belang. Hier introduceerde men de figuur van de moderator, een soort pastor onder de pastores, een vertrouwenspersoon. Echter wel met een vrij sterke positie. Opzicht en tucht zijn nodig, doch mogen niet het karakter krijgen van een juridisch proces. Wat de leertucht betreft, hier vinden wij de formulering, dat 'iemands leer en belijden het karakter van de kerk als kerk van Christus niet in gevaar mag brengen!' Wij willen er hier niet aan voorbij gaan, dat uit de gelederen van kerkherstel - de rechter vleugel - grote bezwaren tegen dit voorstel werden ingebracht. Wij noemen er enkele. In het voorstel wordt gezegd dat de zorg van de kerk ten opzichte van de verkondiging geschieden moet in aansluiting met de historische belijdenis van de kerk. Men vond 'historische belijdenis' te vaag en te zwak. Ons dunkt - terecht. En men wilde in plaats van 'in aansluiting met' veranderd zien in 'in overeenstemming met'. Dit zal later weer spelen bij de aanneming van de kerkorde in 1950, in verband met de formulering in artikel X, 'in gemeenschap met de belijdenis de vaderen'!
Huisgemeenten
Ook bij de uitdrukking 'opdat het geloof der kerk in haar verkondiging en symbolische en liturgische geschriften, steeds zuiverder tot uitdrukking kome' stelde men kritische vragen. Eveneens bij de creatie van de huisgemeenten. Men erkende dat de schare niet uit het oog verloren mag worden, doch men meende dat hier de plaatselijke kerkeraden in haar verantwoordelijkheid en rechten werden geknot. Wij kennen dit bezwaar nog in verband met de buitengewone wijkgemeenten en deelgemeenten, die om nog andere redenen zijn gecreëerd! Nog meer kritiek had men hier: de instelling van de huisgemeenten geeft de rechte leertucht een knauw, versterkt èn het individualisme èn de vorming van partijschappen. En dreigde een ziekte van de kerk voor normaal te verklaren!
Toch werd het voorstel aan de synode aangeboden opdat deze het de kerk ter beoordeling zou voorleggen.
Geen dode leer
Het ligt voor de hand, dat prof. Severijn zich ook met deze poging tot reorganisatie heeft beziggehouden. Eerst schreef hij hierover in het Gereformeerd Weekblad. Zijn oordeel was negatief. Het is te begrijpen, dat hij - en hier speelde zijn visie op de kerk als de kerk der belijdenis een grote rol - er weinig vertrouwen in had, dat door die voorgestelde reorganisatie de kerk bewaard zou blijven bij de rechte leer en het zou komen tot een rechte functionering van de belijdenis. Hij wees er weer op, dat de leer van de kerk geen dode leer is, maar dat daarin het léven van de kerk klopt en dat zij zo daarmee staat in de strijd der geesten. Zij geeft hiervan uitdrukking in haar belijdenis. Dit wil niet zeggen dat elk verschil reden is tot een negatieve reactie. In deze bedeling zijn er nog verschillen. Dit hangt samen met onze karakterstructuren, gaven en beperktheden, de omstandigheden én de veelkleurige rijkdom van de Waarheid Gods. Ook in de tijd van de Reformatie waren er verschillen, die aan de diepe eenheid geen afbreuk deden. Maar - er zijn grenzen! Opnieuw wees hij op de invloed van de wijsbegeerte op de theologie in West-Europa en in ons land. Er kwamen bepaalde theologieën, waarin de grenzen werden overschreden en fundamentele leer- en geloofsstukken werden aangetast. En weer noemde hij het geheel enig gezag van de Heilige Schrift. Bij meerdere groeperingen in de kerk signaleerde hij dit. En daarom was hij bevreesd voor een coalitie en stond hij negatief tegenover de voorgestelde reorganisatie.
Over die reorganisatiepogingen schreef hij nader in zijn brochure 'Het Reorganisatie Ontwerp 1937'. Met als ondertitel 'Een Kerk op artikel 8!'
Deze ondertitel was schertsend bedoeld. In de Dordtse Kerkorde staat een artikel 8, dat handelt over de toelating tot het predikambt van mensen met singuliere - bijzondere - gaven. In het ontwerp handelt artikel 8 over de zorg van de kerk voor haar belijdenis. En hierin staat dan, dat die zorg inhoudt 'hervorming en handhaving daarvan, of dat het geloof van de kerk in haar verkondiging en symbolische en liturgische geschriften steeds zuiverder tot uitdrukking kome'. Severijn wilde dus zeggen: wij krijgen nu een kerk, waarbij dit artikel van doorslaggevende betekenis is!
Hij kruist dan eerst de degen met prof. Haitjema, die zich positief over het ontwerp had uitgelaten. Maar Severijn betwijfelt het zeer, of door dit voorstel inderdaad wel de weg geopend wordt naar herstel van de Hervormde Kerk als een 'gereformeerde' kerk. Hij weet ook wel, dat de belijdenis beleden en geactualiseerd moet worden, doch hij vreest, dat men nu de belijdenis tot een vlottende belijdenis - de gereformeerde tot een reformerende - zal maken. Zal het een vlottend proces moeten worden? Een perpetuum mobile van de belijdenis, waarbij vooral het mobile gehandhaafd moet worden? Dan wordt de kerk met haar fundament op een vlot gezet, om als een onbetrouwbare ark op het water te worden overgegeven aan de stormen van de tijd.
Karl Barth
Achter wat staat in artikel 8 in het ontwerp ziet Severijn invloeden van 'de nieuwe theologie' in zijn dagen, die van K. Barth en anderen. Hierin speelde de distantiegedachte een grote rol. De Heere God is zo transcendent - verheven, dat er een oneindig kwalitatief onderscheid is tussen Hem en de mens. In Christus verschijnt Zijn openbaring als een flitsend licht, doch wij hebben die niet als iets 'vastgelegds' in de Schrift. De bijbel is, zoals ze daar ligt 'mensenwoord', doch ze wordt Gods Woord, als de Geest haar als Gods Woord gebruiken wil. Wij kunnen niet zonder meer zeggen: 'hier ligt Gods Woord'. God is vrij in het doen met Zijn Woord. De volstrekte waarheid is alleen Christus. Zo is er onderscheid tussen de bijbel en Gods Woord. Dit Woord gebruikt de Schrift. En de kerk is de ruimte, waarin dat Woord actueel wordt.
Met dat al wordt de Schrift eigenlijk gerelativeerd tot plaats van de openbaring. Evenzo de belijdenis, als eerste commentaar daarvan, waarnaar men wel luisteren moet, doch steeds opnieuw op een nieuwe wijze. Hier dreigt het gevaar dat de stabiliteit van de Waarheid wordt aangetast en de continuïteit van het waarachtig geloof wordt verbroken. De kerk is op weg, zo wordt benadrukt. En de Geest moeten wij vrij laten. Die werkt dynamisch. Zo is Hij niet te binden aan een belijdenis. Daarom spreekt men liever over het belijden dan over de belijdenis. Men wil oppassen voor vastigheden en zekerheden. Die zijn vaak menselijke overmoed.
Statisch en dynamisch
Wij stellen hier tegenover dat inderdaad het leven van de kerk dynamisch is en er steeds nieuwe vragen op haar kunnen afkomen, maar dat daar toch statische en vaste grootheden zijn. Als de Schrift zelf, die zich aandient als het Woord Gods! En daarin is ook sprake van een fundament van een toebetrouwd pand, een depositum, van de gezonde leer en het allerheiligst geloof!
Zo is toch ook de belijdenis niet slechts een geloofsgetuigenis uit het verleden, maar een vertolking van de Waarheid Gods zoals die door het geloof wordt gekend en beleden, door de Heilige Geest, dus door een boventijdelijk ingrijpen Gods, boven de eeuwen en geslachten uit, in nauwe relatie met de Heilige Schrift. Daarom wel beleefd en beleden in verschillende tijden én situaties, doch steeds met een eigen blijvende zekerheid en vastheid!
In zijn brochure schreef Severijn wel dat de belijdenis niet een onfeilbaar dokument is naast de Schrift. Het is mogelijk, dat ze wat moeten worden herzien en uitgebreid, dat er wat aan geschaafd en gevijld moet worden. Er is de mogelijkheid, dat er langs kerkelijke weg een bezwaar - met beroep op de Schrift wordt ingediend maar dan blijft het niet gelijk door wie en vanuit welke achtergronden die herziening wordt voorgesteld en op welke kerkelijke vergaderingen daarover wordt beslist. Die mogen niet vreemd staan tegenover de religie van de belijdenis.
Ook hier legt hij dan weer het volle accent op de belijdenis van de autoriteit van de Heilige Schrift. Gezien de toestand in de kerk in zijn dagen en de verschillende theologische stromingen staat hij huiverig tegenover dat 'hervormen en handhaven van de belijdenis'. Hoe ver zal dat gaan? Zal dat soms zelfs het merg van de Gereformeerde belijdenis aantasten?
Hij schrijft dan, dat onder de organisatie van 1816 in elk geval de belijdenis nog ongeschonden was gebleven. Men kon haar wél of niet aanhangen, doch niemand tornde daaraan. Ze bleef in de safe. Doch nu dreigde het gevaar dat dat niet zo zou blijven. En wat zouden daarvan de consequenties kunnen zijn? Dan liever het bestaande behouden, dan het voorgestelde aanvaarden! Dit betekende echter niet, dat Serverijn de organisatie van 1816 ook maar enigszins positief waardeerde. Dat werd ons reeds duidelijk.
Intussen - ook dit Reorganisatie Voorstel werd verworpen!
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 september 1985
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 september 1985
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's