De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Wie zou niet wenen?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wie zou niet wenen?

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onder deze titel schreef enkele weken geleden ds. P. de Vries onder zijn gemeentebericht in de Hervormde Kerkbode van de Veluwe een tamelijk uitvoerige uiteenzetting n.a.v. het onlangs onder verantwoordelijkheid van het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond verschenen boek 'Man en vrouw in bijbels perspectief'. Zijn mening is, kort en krachtig, dat met dit boek een bewijs is geleverd, dat de koers van de Gereformeerde Bond drastisch is gewijzigd op het punt van de vrouw en het ambt. Het hartgrondig 'neen' van de Gereformeerde Bond tegen de vrouw in het ambt (indertijd in het boekje van dr. H. Goedhart: 'Een vrouw op de kansel?' welgefundeerd tot uitdrukking gebracht) zou thans plaats hebben gemaakt voor een standpunt, dat 'allerlei aanknopingspunten biedt om de ambten voor de vrouw open te stellen'. 'Een klaar geluid ten aanzien van de Schriftgebonden plaats van de vrouw ontbreekt'. Er wordt naar het oordeel van de schrijver niet langer vanuit de 'scheppingsordeningen' gedacht en geschreven, maar vanuit de on-bijbelse gedachte, dat mannen en vrouwen zonder onderscheid bedeeld worden met de gaven van de Heilige Geest en dat ze op gelijkwaardige wijze mogen meewerken aan de opbouw van het lichaam van Christus. Dat ambt en gemeente op deze grond dan voorts sterk op elkaar betrokken worden, dat maakt volgens de schrijver, dat de vrouw nog wel net buiten de deur van het ambt blijft. Maar dat het natuurlijk niet lang meer duurt, of zij stapt naar binnen. En dan hebben we geen verweer meer. Trouwens - zo suggereert de schrijver - benoemde onlangs de I.Z.B. (samen met het Hervormd Evangelisatorisch Beraad) niet een missionair predikant, die getrouwd is met een predikante? Ook biedt het zgn. adresboekje van de Gereformeerde Bond menig bewijs, dat het met de vrouw in het ambt niet zo serieus meer genomen wordt als tevoren. Want hoeveel namen van predikanten staan daar mensen uit onze kringen tegenwoordig leiding geven.

Nu mag dat tot op zekere hoogte allemaal. De publicatie van het hoofdbestuur over de verhouding van man en vrouw in het licht van de Bijbel mag bevraagd en onder kritiek gesteld worden. Tevens mag de wijze, waarop leiding wordt gegeven getoetst worden aan Gods Woord en de belijdenis der vaderen. Maar een paar dingen mogen in elk geval niet.

De vrouw in het ambt?

In de eerste plaats is het aan niemand toe te staan om een publicatie (in dit geval een publicatie, waar vier jaar lang intensieve Schriftstudie met veel gebeden aan ten grondslag liggen) anders te interpreteren dan vanuit de geest, waarin zij geschreven is. Welnu, het moet voor iedere welwillende lezer duidelijk zijn, dat in het onderhavige boek althans een ernstige poging wordt gedaan om eerbiedig naar de Schrift te luisteren inzake de verhouding van man en vrouw met het oog op de gemeente. Daarin is het zonneklaar, dat mannen en vrouwen zonder onderscheid bedeeld worden met de gaven van Gods Geest en dat ze op gelijkwaardige wijze mogen meewerken aan de opbouw van het lichaam van Christus. Wie déze bijbelse gedachte bestrijdt, moet nog maar eens gaan graven in de Schriftgegevens, die in de genoemde studie zijn aangedragen. Ds. De Vries interpreteert dit alles echter op een eigen wijze. Zijn conclusie is: als men dit zegt, dan kan de vrouw dus ook in het ambt dienen. En dat is nu juist niet de conclusie, die in het boek getrokken wordt. Er wordt immers met duidelijke bewoordingen gesproken over een eenheid van man en vrouw in onderscheidenheid. D.w.z. dat man en vrouw ieder op de eigen wijze (overeenkomstig de schepping naar het beeld van God) mede-arbeiden in de gemeente. En dat betekent ook, dat 'de vrouw niet geroepen wordt tot die typische regeer- en leertaken, waarin het leidinggevend en gezaguitoefenend karakter zonder meer duidelijk is...' (blz. 182). De herder en leraar, die aan de gemeente leiding geeft, de ouderlingen, die regeren en opzicht uitoefenen en de diakenen, die met de ouderlingen mee besturen en leiding geven zijn in de Heilige Schrift mannen. 'Daarom is openstelling van alle ambten voor de vrouw zonder twijfel iets, waardoor aan een Schriftmatige ordening van het kerkelijke leven geen recht wordt gedaan'. Aldus het boek 'Man en vrouw...'.

Deze dingen worden door ds. De Vries in zijn kerkbode-artikel verzwegen. Hij verwijt degenen, die aan het boek hebben meegewerkt, dat zij de bedoeling hebben om openingen te maken voor de vrouw in het ambt. En dat ondanks het feit, dat het omgekeerde in dit boek wordt gezegd. Dit verwijt zal wel samenhangen met de positiekeuze en het 'uitgangspunt' van ds. De Vries in de zgn. scheppingsordeningen. Kennelijk verbieden zijn gedachten over deze scheppingsordeningen hem om te luisteren naar het Schriftgetuigenis, dat aan de vrouw naast de man, in eenheid en onderscheidenheid, zulk een voorname plaats toekent in de schepping en in de gemeente. Als men de positie van de vrouw wil aflezen aan scheppingsordeningen, los van het Schriftgetuigenis, zit men vervaarlijk dicht in de buurt van een natuurlijke theologie en blijft er weinig meer over dan verdediger niet in, die een gemeente dienen waar één of meer vrouwelijke ambtsdragers zijn. Al deze zaken bevestigen het oordeel van ds. De Vries, dat 'vooraanstaande mensen uit onze kringen 's Heeren wet verlaten hebben'. Zij brengen inzichten naar voren, die de toetssteen van Gods Woord niet kunnen doorstaan. De 46 gemeenten van de Veluwe, waar de Hervormde Kerkbode verschijnt moeten weten, dat deze mannen bezig zijn 'de gemeentes los te weken van het erfgoed der vaderen'. 'Wie zou niet wenen'. Genoemd gemeentebericht valt op deze manier uit als een ernstige waarschuwing tegen de wijze, waarop vooraanstaande te willen zijn van 'gevestigde orden'. Het boek 'Man en vrouw in bijbels perspectief' gaat welbewust een andere weg. Het wil een pleidooi voeren voor een Schriftmatige ordening van hét kerkelijke leven, waarin man en vrouw op de hun van God gegeven plaats, in een nauwe samenhang en samengang van ambt en gemeente, dienen tot opbouw van het lichaam van Christus.

Het bewaren van het pand

Maar er is nog een tweede ding. Ds. De Vries beschuldigt het hoofdbestuur er tevens van, dat het 'de gemeentes losweekt van het erfgoed der vaderen'. Wie zou niet wenen? Over wat de vaderen, o.a. Calvijn omtrent de plaats van de vrouw in het college van de diakenen hebben gezegd heeft hij het niet. Dat in uitvoerige excursen in het boek vanuit een Gereformeerd Schriftgeloof positie wordt gekozen tegen elke vorm van Schriftkritisch feminisme, daar hoort men ds. De Vries niet over. Integendeel, de Gereformeerde Bond is schriftkritisch bezig, want er wordt in het boek gezegd, dat Schriftwoorden altijd gelezen moeten worden tegen de achtergrond van de tijd, waarin zij gesproken en geschreven zijn en dat we ze zo alleen recht kunnen verstaan in hun betekenis voor ons. We laten dit alles nu verder maar voor wat het is. We zouden echter wel willen vragen, of het recht en billijk is om publiekelijk de beschuldigende vinger uit te steken naar hen, die wellicht ook iets van de mening des Geestes hebben leren verstaan zodra men bemerkt, dat dat niet helemaal of helemaal niet klopt met de eigen overtuiging. We leven in een tijd, waarin mensen elkaar onbarmhartig behandelen. Maar wie meent de zin van Christus te hebben, bedenke zich een paar keer voordat hij zo doet. Wie enigszins gevorderd is in de beoefening van ootmoed en beschei­denheid, zit dagelijks verlegen om de verlichting van Gods Geest over de eigen inzichten. Hij ontdekt in het eigen hart de wettische geest van afbraak, die de waarheid niet samen met anderen zoekt te verstaan, maar de eenheid met anderen verbreekt, zodra iets van het eigen inzicht moet worden ingeleverd. Wij juichen het toe (bijzonder in onze dagen van verwarring), dat (jonge) dienaren des Woords, met hart en ziel verbonden aan de religie van de belijdenis, kloek en beslist spreken en schrijven. Maar de waarheid (met ambtelijk gezag en met tranen over de afdwalingen van anderen) verdedigen, dat kan alleen recht geschieden in ootmoed en bescheidenheid en als men compleet kennis genomen heeft van de bedoelingen van die anderen.

Nog één ding tot slot. Het hoofdbestuur heeft ds. De Vries gaarne uitgenodigd voor een gesprek over zijn bezwaren tegen genoemde publicatie die hij kort voordat zijn artikel in de Kerkbode verscheen aan het hoofdbestuur kenbaar gemaakt had. Hij heeft kennelijk geen geduld gehad om een uitnodiging van het hoofdbestuur voor een gesprek af te wachten. Dan zou hij in elk geval niet beweerd hebben, dat de I.Z.B. een missionair predikant in dienst heeft, wiens vrouw dienstdoende predikante is. Want dat is gewoon onwaar. Hij zou ook hebben kunnen uitleggen, dat het adresboekje van de Gereformeerde Bond geen (predikant-)ledenregister van de Gereformeerde Bond is. In dat boekje komen ook de namen voor van predikanten, die geen lid zijn van de G.B., zoals ds. De Vries zelf. Waarom en hoe, dat wordt elk jaar in het voorwoord van dat boekje onder woorden gebracht. Bij nader inzien zou hij de beschuldiging, die hij thans uitgesproken heeft, nl. dat leidinggevende organen in onze gezindte ruimte geven aan allerhande 'wind van leer', van tevoren beter overwogen hebben.


Bijgaand stuk van ds. C. den Boer is een reactie op een bijdrage van drs. P. de Vries, predikant te Zwartebroek, in zijn 'gemeenteberichten' in de hervormde Kerkbode van de classis Harderwijk over het boek 'Man en vrouw in bijbels perspectief-dat onlangs onder verantwoordelijkheid van het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond verscheen. Deze Kerkbode heeft géén redactie. Dus elke predikant schrijft onder verantwoordelijkheid van zijn kerkeraad zijn gemeenteberichten. Ingezonden stukken kent dit kerkblad óók niet. Daarom was het niet mogelijk deze reactie van ds. Den Boer in genoemde Kerkbode op te nemen. We plaatsen derhalve dit stuk, dat door ds. Den Boer als redacteur van het boek 'Man en vrouw in bijbels perspectief geschreven is, maar dat vooraf de tafel van het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond passeerde, nu in ons blad. Structureel blijft het een moeilijke zaak dat - gezien de opzet van de classicale Kerkbode van Harderwijk - een gedachtenwisseling op deze wijze moet plaatsvinden, omdat nu eenmaal de lezerskring van het betreffende kerkblad en van de De Waarheidsvriend niet dezelfde is.

Red

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 september 1985

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Wie zou niet wenen?

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 september 1985

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's