Uit de pers
Joods denken en het Nieuwe Testament
In enkele artikelen in het blad De Wekker besprak prof. dr. M. Boertien het boek van de joodse nieuwtestamenticus David Plusser 'Tussen oorsprong en schisma'. Het gaat me niet om de bespreking van dit boek, als wel om het commentaar wat Boertien geeft inzake de visie op het zgn. 'joodse denken'. Boertien schrijft in dit verband:
'Daarom is, ondanks onze sympathie voor de persoon en het werk van David Plusser, het door hem geschetste beeld van Jezus voor ons onaanvaardbaar. Want sterker dan de genoemde sympathie voor Plusser is voor ons de verbondenheid met de persoon en het werk van Jezus Christus zelf, zoals Hij ons door evangelisten en apostelen wordt verkondigd.
Velen zal deze opmerking naar aanleiding van het hier besproken boek hard in de oren klinken. Toch menen wij, zulk een kritische opmerking hier thans te moeten maken. In de geestesgeschiedenis van vele eeuwen kan men telkens weer een pendelbeweging waarnemen, een zich heen en weer bewegen tussen twee uitersten. Ook binnen de christenheid is dat het geval. Vroeger bestond er helaas de neiging om alles wat als joods werd beschouwd, af te wijzen. Het etiket "joods" werd dan gebruikt om bepaalde theologische opvattingen of invloeden als verwerpelijk te brandmerken. Thans heeft de pendel het andere uiterste bereikt: er is bij velen de neiging om alles wat als joods wordt betiteld, bij voorbaat als aannemelijk te beschouwen. Niet het antwoord op de vraag of een gedachte, een opvatting, een beweging, enz., juist is en waar, geeft dan de doorslag. Het etiket "joods" wordt reeds bij voorbaat beschouwd als een garantie van waarheid en juistheid.
In het huidige kerkelijke en theologische gedachtenklimaat kan men, zowel in Nederland als in andere landen, deze pendelbeweging waarnemen. Maar met zulk een benadering van de ernstige en wezenlijke vragen die hierbij in geding zijn, is niemand gediend, noch onder de christenen, noch - naar onze mening - onder de joden. Want als thans de pendel te ver doorslaat naar één richting, kan dit er slechts toe leiden dat oude misvattingen worden vervangen door nieuwe, die even weerbarstig zullen blijken te zijn als de oude en even heilloos voor het echte verstaan van elkaar.
In de diepe geestelijke crisis waarin veel christenen en - naar het ons voorkomt, ook veel joden - verkeren, zullen wij opnieuw moerten leren luisteren naar de bronnen van ons geloof.
Willen wij bereiken, dat wij in de ruimte worden gesteld door nieuw, bevrijdend spreken van deze bronnen, dan zullen wij daarop geen zelfbedachte reductie-methoden mogen toepassen. Bij het opnieuw luisteren naar de bronnen willen wij gaarne horen, hoe ook anderen deze verstaan vanuit hun joodse kennis en geloofservaring. Maar wij mogen de gezaghebbende bronnen niet beperken tot datgene wat als echt joods en "daarom" als aanvaardbaar wordt beschouwd. Want het gaat ons niet slechts om de historische Jezus van Nazareth, doch om Jezus Christus, d.w.z. de Messias voor Israël en voor de volken. Bij het leren kennen van "de historische Jezus" kan David Plusser, ondanks onze bezwaren tegen zijn uitgangspunt, misschien een goede gids zijn. Maar voor de levendmakende kennis van Jezus Christus blijven wij aangewezen op de verkondiging van de gehele bijbel. Daartoe behoort ook de prediking van evangelisten en apostelen, die Hem belijden "naar de Schriften". Zij staan daarmee diep verankerd in de gehele geloofsgeschiedenis van het volk Israël.
Die geschiedenis is wat ons met David Plusser verbindt. Maar de wijze, waarop deze geloofsgeschiedenis en dit geloofsgetuigenis wordt verstaan, is tevens hetgeen ons van hem scheidt. Er is immers niet alleen een gemeenschappelijke oorsprong, maar ook een schisma. En helaas kunnen wij met dit boeiende boek van Plusser dit schisma nog niet overbruggen.'
Het schisma tussen kerk en synagoge kan alleen maar overbrugd worden, aldus Boertien, in de gemeenschappelijke aanbidding van Jezus Christus. Boeken als van Plusser wekken z.i. het verlangen naar die eenheid op. Daarom dienen we kritisch, maar niettemin aandachtig te luisteren. Boertien is niet de enige die kritische opmerkingen plaatst op de gangbare trend inzake het joods verstaan van het Nieuwe Testament. Mij bereikte een artikel in het dagblad De Vallei naar aanleiding van het 25-jarig hoogleraarschap van prof. dr. A. S. v. d. Woude. Van der Woude is internationaal bekend als oudtestamenticus en kenner van het Jodendom in het tijdvak tussen Oud en Nieuw Testament, met name van de zgn. Dode-Zee rollen. Z.i. getuigt de wijze waarop velen spreken over 'joods lezen' van de Bijbel van blinde liefde en oppervlakkigheid.
'De beste remedie tegen het wegdraven met P. Lapide, D. Plusser en G. Vermes zou waarschijnlijk "een serieuze kennismaking kunnen zijn met de geschiedenis van de joodse bijbeluitleg en van de ingrijpende wijzigingen die zich in het jodendom sedert de tijd van Oud-Israël hebben voltrokken". Want wat als joodse uitleg aan argeloze gemeenteleden wordt voorgeschoteld, is globaal gesproken moderne liberaal-joodse omgang met het oude testament. Voor de uitleg van het nieuwe testament is deze benadering weinig zeggend. Omdat het jodendom van 1985 nu eenmaal anders is dan het jodendom, waarin Jezus geleefd heeft.
Sinds Jezus is het jodendom in verschillende stroomversnellingen terechtgekomen. De verwoesting van Jeruzalem in 70 na Christus was zo'n eerste verandering, daarna is het jodendom nog door de westerse cultuur heengegaan, zodat het eigentijdse jodendom veel te ver van het jodendom ten tijde van Jezus afstaat om nog enig licht op het nieuwe testament te kunnen werpen. De jubilaris pleit daarom voor een degelijke historische fundering van de bijbelse boodschap. Joodse bronnen zijn prima, maar dan moeten het wel de bronnen zijn waaruit Jezus heeft geput. Juist op dit terrein heeft de Groninger oudtestamentiscus zich verdienstelijk gemaakt. Hij heeft intensieve studie gemaakt van de boeken, die geschreven zijn in de intertestamentaire periode. Deze periode valt tussen het oude testament en het nieuwe testament, een periode die enkele eeuwen omvat. Deze periode zou beschreven moeten zijn op de witte bladzij tussen Maleachi en Mattheüs.'
Het hedendaags Jodendom kan z.i. geen duidelijk licht meer werpen op de persoon van Jezus. Dat moeten we ook bedenken als het gaat om het Messias-zijn van Jezus, Van der Woude gaat in op de kritiek van Joden dat christenen aan Jezus een betekenis toegekend zouden hebben die Hij zichzelf niet gegeven hebben.
'Van der Woude meent dat er in de Qumranrollen ook figuren voorkomen die doen denken aan de theologische betekenis van de persoon Jezus. Jezus wordt in het nieuwe testament "de Messias" genoemd en "de Zoon des Mensen". Beide woorden komen ook in de periode voor het nieuwe testament voor en dat in een betekenis die nauwe verwantschap vertoont met de nieuwtestamentische betekenis. De kritiek van de joden dat christenen later een betekenis aan Jezus hebben gegeven, die Hij zichzelf niet had toegedacht, is dan ook niet helemaal terecht. Immers: de joden zelf hebben in de periode voor het nieuwe testament al op een heel geladen manier gesproken over een Messias, die ze verwachten en over de Zoon des Mensen. Uit Micha 4 blijkt bijvoorbeeld dat er omstreeks 620 voor Christus een Messiasverwachting bestond. Daarbij dachten de joden aan een persoon die in tegenstelling tot zoveel andere vorsten zou luisteren naar God en Zijn wil. Deze vorst zou een afstammeling van David zijn. De rol van de vorst was sterk toekomstgericht.
Hij zou een nieuw begin maken. Het latere jodendom heeft dat toekomstaspect ondergewaardeerd; dit jodendom dacht meer restauratief: de Messias zou het oude koningschap van David herstellen. Jezus sluit echter nauw aan bij de profetische Messiasfiguur en dat terwijl zijn discipelen meer restauratief dachten, bij voorbeeld als ze vragen: "Heer, wanneer zult U het koningschap over Israël herstellen?" Een heel andere lijn in de Qumranrollen is de lijn van de "Zoon des Mensen". Al in Daniël 7 is er sprake van deze hemelse gestalte. Hij was iemand die op een mens leek, voor mijn part gebruik je het woord engel. In de vroege kerk kon men daar op aansluiten. De Zoon des Mensen is in ieder geval niet het Griekse model geweest van een hemeling die van boven naar beneden gaat en daarna weer terugkeert. De Zoon des Mensen was zuiver joods.'
De Zoon des Mensen was een goddelijke verschijning in mensengedaante. De opmerkingen van Van der Woude dat de trekken van de Messias en de Zoon des Mensen zoals ze later in Jezus haar vervulling vonden zijn niet marginaal, maar hebben te maken met het wezenlijke van het jodendom. "Want als dit niet zo was, is het toch merkwaardig dat Daniël het in de canon heeft gehaald. Die canon kan pas ontstaan zijn rond 100 voor Christus."
Alle joodse groepen moeten zich toch op de een of andere manier in de beschrijving van Daniël hebben herkend anders zouden ze ongetwijfeld hebben geprotesteerd tegen het feit dat de gedachte van een hemeling in mensengestalte in de canon verscheen.'
De beslissende vraag in het geding tussen kerk en synagoge blijft toch de vraag naar dé Messianiteit van Jezus. Wat dunkt u van de Christus? Daarbij dient gezegd te worden dat christenen nogal eens in de verleiding gekomen zijn de Jezus van de Evangeliën los te maken van het Oude Testament.
Daardoor hebben we ten opzichte van Israël het beeld van Jezus Christus verduisterd. Omgekeerd kan de kerk nooit vrede hebben met een reductie van het bijbels getuigenis tot een aantal uitspraken van en over de historische Jezus.
***
Een politicus van hoog gehalte
Op 26 augustus jl. overleed dhr. P. Jongeling, bekend als schrijver van kinderboeken, als journalist en vooral als politicus, die een aantal jaren voor de GPV in de Tweede Kamer zat. Over hem schrijft Niek Scheps in Kernieuws van 13 september:
'Jongeling was nog een van die politici die autodidact waren. Als ze in de tweede helft van deze eeuw waren geboren, zouden zulke mensen een academische opleiding hebben kunnen volgen. Maar toen Drees, Jan Schouten, Rijnsdorp, Algra en Jongeling twintig jaar waren, was dat voor hen niet weggelegd. Ze moesten zich zelf met hard werken allerlei kennis bijbrengen. Daarin zijn ze uitstekend geslaagd. Al de genoemde Nederlanders hebben een eredoctoraat gekregen behalve Jongeling, die het zeker ook had verdiend, omdat hij zich op vele terreinen een grote deskundigheid eigen had gemaakt.
Jongelings bekwaamheid en ijver werden bij zijn overlijden geroemd. De voorzitter van de Tweede Kamer, dr. Dolman, sprak van zijn gedegen kennis en zijn harde werken. Minister Van den Broek wees erop dat Jongelings doorwrochte betogen getuigden van een grote kennis van zaken en een diep inzicht in de behandelde onderwerp. "Men moet", zei de minister, "als politicus een hoog gehalte hebben om bij tegenstanders zoveel respect af te dwingen als Jongeling deed".
Als er van een christen in het politieke strijdperk zo'n getuigenis niet kan worden gegeven, kan hij zich daarbinnen beter maar niet wagen. Een christen moet zijn zaken in orde hebben. Hij moet weten waar hij over praat. Als hij deskundig is, dwingt hij respect en bewondering af, als hij dat niet is, wordt hij uitgelachen. Wie in de politiek alleen maar met vrome woorden komt, kan beter thuis blijven.
Dat heeft Jongeling begrepen. Hij besefte dat het spreekgestoelte in de Tweede Kamer geen kansel is. Naar preken luisteren de andere kamerleden niet. Maar ze hebben wel belangstelling voor een gedegen, deskundige uiteenzetting.
Jongeling verviel niet in het andere uiterste. Het ging hem niet alleen maar om kennis en bekwaamheid. Hij wist dat getuigen alleen het halve werk is, maar dat deskundigheid alleen de andere helft is. Als de gelegenheid zich voordeed, getuigde hij van wat hem dreef en hem bezielde.
Ik heb Jongeling verschillende keren geïnterviewd. Eens deed Jongeling mee aan een discussie die rechtstreeks door de radio werd uitgezonden. Enkele kamerleden hadden voorgesteld in de aanhef van wetten de woorden "bij de gratie Gods" te laten vervallen. Jongeling ging met hen in debat. De studio zal vol met mensen van wie het merendeel naar ik vermoed, de Bijbel nooit opendeed. Het waren bepaald zijn geestverwanten niet. Opeens haalde Jongeling zijn Bijbel tevoorschijn. In mijn Bijbel staat, zei hij terwijl hij de eerste brief van Paulus aan Timotheüs opsloeg: "Ik vermaan u dan allereerst smekingen, gebeden, voorbeden en dankzeggingen te doen voor alle mensen, voor koningen en alle hooggeplaatsten, opdat wij een stil en rustig leven mogen leiden in alle godsvrucht en waardigheid". Jongeling gaf zijn getuigenis en iedereen luisterde.
De velen die vrijdag 30 augustus de aula van de begraafplaats Rusthof in Amersfoort binnenkwamen, hoorden de organist het lied spelen: 'Ik heb de vaste grond gevonden'. Jongeling had de vaste grond gevonden en hij heeft daar herhaaldelijk van getuigd. Hij wist echter dat hij dat getuigenis de beste dienst kon bewijzen door zijn werk goed te doen. Hij was ervan doordrongen dat zo'n getuigenis daardoor geloofwaardiger werd. Daarom was Pieter Jongeling een politicus van hoog gehalte.'
Er zijn in de politieke 'arena' figuren die door hun wijze van optreden en door hun markante positiebepaling respect en waardering oogsten bij vriend en tegenstander. Jongeling was één van hen. Vergis ik me als ik zeg dat deze stijl van optreden in het parlement aan het verdwijnen is? Ook wie binnen de christelijke politieke partijformatie andere wegen gaat en ging dan het GPV, zal het portret wat Scheps tekent alleen maar kunnen beamen. Geloofsbezieling en zakelijke deskundigheid waren in hem op een gelukkige wijze verenigd. In dat opzicht heeft Jongeling m.i. geput uit de beste tradities van de Reformatie. Immers de 'practijk der Godzaligheid' (Woelderink) wordt beoefend midden in het gewone leven in een levenshouding waarin bevinding en nuchtere levenswerkelijkheid op elkaar betrokken zijn. Het herinnert ons aan het bijbelse 'De vreze des Heeren is het begin der wijsheid' (Spr. 1 : 7) die zoals het boek Spreuken laat zien ook midden in het gewone leven zijn plaats heeft.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 oktober 1985
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 oktober 1985
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's