De lust der verhoorde gebeden (3)
Ralph Erskine
Een der gebroeders Erskine, Ralph Erskine, heeft maar liefst 14 preken - complete verhandelingen - gewijd aan het bevel van de apostel Paulus: 'Volhardt in het gebed.' (Rom. 12, 12c). Die beschouwingen laten je na lezing niet ongemoeid; veronderstellende en in acht nemende dat de Geest Gods werkt, kan het niet anders of je wordt erdoor gesticht en gelaafd. Indien er sprake zou zijn van dorheid en matheid, wellicht ook inzinking in het gebedsleven, het zijn deze overdenkingen die weer aansporen en doen volharden. R. Erskine zelf noemt zijn verhandelingen 'besturingen' om in de plicht van het gebed te volharden. Die 'besturingen' zijn nodig, 'want niet elke sleutel zal de deuren des hemels ontsluiten, noch ieder kloppen zal ons daar toegang verlenen.' Allereerst heeft dit voorbehoud dan betrekking op Christus! Ruimhartig wordt elk genodigd tot God te komen door het gebed, doch niet dan na Christus te hebben omhelsd en Hem te zijn ingeplant! Zou 't kunnen - zo is onze kanttekening hier en nu - , dat de oorzaak van vele onverhoorde gebeden daarin te zoeken is, dat velen, zó ze al bidden, per abuis menen Gods aangezicht te kunnen zien zónder Hem? De Vader te ontmoeten zonder de Zoon? De vraag zij in ieder geval gesteld. Hoe het antwoord ook moet zijn, één ding is zeker: God zegt tot ons: 'Gij zult Mijn aangezicht niet zien, zo gij niet uw oudste broeder Jezus met u meebrengt'. Zoals gezegd, dat is voor Ralph Erskine dé fundamentele voorwaarde. Pas door het geloof in Christus kan er van echt bidden, van zuiver gebedsleven, sprake zijn! Gods hart wordt pas (door gebed) gewonnen, als er kennis van God is door het aangezicht van Christus Jezus.
Geloof
Anders gezegd, maar op hetzelfde neerkomend: er moet wel geloof zijn, door Ralph genoemd: 'een goede staat' (nl. voor God); is men Zijn vriend of Zijn vijand? Is God reeds bekend of misschien nog onbekend in m'n leven? Het is van belang dat te onderzoeken en er uitsluitsel over te krijgen. Immers, hoezeer Ralph Erskine het thema 'Volhardt in het gebed' ook uitvoerig uitwerkt, het wil niet zeggen, dat bidden op zich ons helpt als ware het een magisch instrument, een middel om Gods raad en wil ten onzen behoeve te kunnen beïnvloeden! Dat zij verre! Bidden bevat niets verdienstelijks! Het is en blijft een sleutel, maar: in welke gezindheid en positie hanteer ik die? Als vriend of vijand? Erskine bindt ons op het hart: Let op uw beginsel, uw vertrekpunt! 'God waardeert niet zozeer onze gebeden, als wel de bron waaruit zij voortvloeien.' Ter illustratie haalt hij een zeker godgeleerde aan, die ooit zei: 'Het blaffen van een hond is Gode even behaaglijk als de gebeden van iemand, die buiten Christus is.'
Dit christocentrische, ook in het gebedsleven, benadrukt Erskine niet slechts omwille van het 'soli Deo gloria', om Gode alleen de eer te geven; dit primair, dat wel; maar overigens staat het voor hem ook in het nauwste verband met de zaak waar we het in deze artikelen over hebben: de lust der verhoorde gebeden. Erskine hamert erop, dat we in de naam van Christus moeten bidden, omdat dan ook pas de verhoring onomstotelijk zeker is! Die kan dan niet uitblijven. Immers: 'Zou Hij - de Vader - met Hem - de Zoon - ons dan niet alle dingen schenken?'
Hij is dat aan Zichzelf verplicht! We kunnen het zó stellen: 'Vreemdelingen mogen weeklagen, maar het is niet zeker, of wij hen zullen te hulp komen of niet, maar als onze kinderen in benauwdheid zitten, zullen wij ons haasten hen te helpen'.
De gronden immers van dat kind deugen. Ralph Erskine brengt het verschil zó nog eens onder woorden: 'Een ongelovige kan op Gods soevereine genade pleiten en verhoord worden doch de gelovige kan op Gods trouwbelofte pleiten en... moet verhoord worden.' Hij gedenkt nu eenmaal het verbond dat Hijzelf met hen sloot! Stof en redenen genoeg om te bidden.
Daar gaan we het nu over hebben. Het hoofdadvies van Erskine luidt als volgt: 'Overdenkt voordat gij bidt.' De regel zij: men moet een weinig tijd nemen om de gedachten te bepalen bij en te vestigen op de zaken waarom wij moeten bidden. Het moet ook met verstand geschieden! Men moet er - om zo te zeggen - voor gaan zitten. En dan zijn er onderwerpen en redenen genoeg! We letten in kort bestek achtereenvolgens op drie zaken: eerst op de onderwerpen; dan op de redenen om te bidden; in de derde plaats vragen we ons af: welke zijn de tekenen van aanneming en verhoring van onze gebeden?
Allereerst dus de kwestie: om welke dingen moeten we bidden? Welke zaken moeten de onderwerpen van ons gebed zijn? De indeling en volgorde der beden van het 'Onze Vader' is onmiskenbaar in de opsomming die Erskine nu geeft.
Waar moeten we om bidden?
Ie. Alle dingen, die de eer van God op het oog hebben en bevorderen. Bidt - zo zegt hij - om de vrede van Jeruzalem; de kerk dus, landelijk en plaatselijk. Hier gaat het om de bewaring en vermeerdering van de kerk, de uitbreiding van Gods koninkrijk. 2e: Alles wat tot ons welzijn en voordeel strekt. Daar zijn, en dat toch iedere dag weer, de behoeften van ons geestelijk leven. Daar zijn de zonden die bedekking behoeven. En al is het dat we God kennen, in verzoende betrekking leven met Hem, dat ontslaat ons niet van de plicht om verder te vragen of we het ook grijpen mogen: 'Daarom moeten wij ook bidden om heiligheid van hart en leven, een zaak die zeer aangenaam is bij Hem, Die de heilige God is.' De God echter die de mens tot een levende ziel maakte, is ook de God van het lichaam. Hoewel we, zo vermaant ons Erskine, geen grote dingen moeten zoeken, 'wij mogen wel aandringen op een tijdelijke weldaad.'
3e: Alles wat tot het welzijn van anderen dient, moet ook onderwerp van gebed zijn. Het oog van degene die in Christus is, heeft een scherp gezicht en een liefdevolle blik. Nu komt de naaste in het vizier! Zoals Abraham oog had voor Ismael, en Paulus voor Israel. 'De man moet voor de vrouw bidden en de vrouw voor de man. Want wat weet gij vrouw, of gij de man zult zalig maken? Of wat weet gij man, of gij de vrouw zult zalig maken? (1. Cor. 7, 16). Erskine verzekert ons over het effect niet gering te denken. 'Deze kracht van het gebed voor onze vrienden strekt zich uit tot alle tijden en plaatsen. Het strekt zich uit tot hen, die niemand kan bereiken dan God'. De kracht en invloed van het gebed strekt zich zelfs over generaties uit: 'Vele kinderen genieten nu de gunsten, die door de gebeden der ouders zijn verkregen.'
We gaven het hier in het kort weer, maar de opsomming zou heel lang kunnen uitvallen, zoals Erskine opmerkt: 'Een mens, die zijn Bijbel verstaat en de Schrift goed in zijn geheugen heeft opgenomen, kan nooit verlegen staan in het bidden, wegens gebrek aan stof of gepaste uitdrukkingen.'
Waarom bidden?
Nu vragen de motieven, de redenen om te bidden onze aandacht. Zoals verwacht kan worden liggen die dicht tegen het eerste, de onderwerpen, aan. Maar toch noemt Erskine op dit punt nog wat andere dingen. Er zijn redenen in overvloed! Al de geboden en beloften in de Bijbel zijn evenzovele redenen om te bidden. 'De verbondsbeloften zijn zwanger van zegeningen en gij hebt slechts nodig de troon der genade aan te lopen en om haar verlossing te pleiten.' Op schier iedere bladzijde van de Heilige Schrift en op bijna elk moment van uw leven zijn er gronden aan te wijzen voor het gebed. De hoofdregel zij nog eens genoemd: 'Overdenkt voordat gij bidt.' En dan stromen de aanleidingen en oorzaken toe! De geboden in de Bijbel roepen u tot het gebed. Alle beloften van het Evangelie roepen ertoe op, opdat ze werkelijkheid worden in eigen leven. Ook al de bedreigingen van Gods heilige wet nodigen om te bidden, om de uitvoering ervan te ontvlieden! Verder: niet alleen alle noden en behoeften, maar ook alle zegeningen zijn redenen om te bidden, opdat God de lof worde toegebracht. Erskine wijst op de doop, die hij karakteriseert als een gelofte en een verbintenis; deze twee dingen (gelofte en verbintenis) roepen ook tot gebed, opdat we niet eens als een meinedige rebel zullen worden veroordeeld.
Redenen zijn er ook bij de Heere Zelf te zoeken: Zijn deugden, zoals Zijn barmhartigheid, almacht, eeuwigheid, algenoegzaamheid, 'zijn alle krachtige beweegredenen tot het gebed.'
De barmhartigheid van de Vader roept u toe om te bidden; het bloed van de Zoon, dat gestort werd om onder andere vrijmoedigheid te verwerven om tot God te naderen, roept u toe om te bidden.
En natuurlijk de genadegaven van de Heilige Geest roepen op te bidden. Zo zien we derhalve dat het niet alleen niet ontbreekt aan stof, aan onderwerpen, maar ook niet aan redenen. Ze liggen er voor het grijpen.
En de verhoring?
Intussen vergeten we niet, dat boven deze artikelenserie staat: 'De lust der verhoorde gebeden'. Hoe staat het daar mee volgens Erskine? Wat is de uitwerking ervan? Biedt het allemaal soelaas en geeft het uitzicht? Of: moeten we maar afwachten? Zijn onze gebeden 'op goed geluk af'? De Heere doet immers - zo zou onze gedachte, misschien wel: tegenwerping kunnen zijn - met het Zijne wat Hij wil? Wie is bevoegd en bij machte om uit te maken wat God al of niet moet doen? Getuigt het bovendien niet van vroomheid de hand op de mond te leggen en te zwijgen? Wat kunnen we van Ralph Erskine op het punt van de verhoring leren? Dat is de derde zaak: de tekenen van aanneming en verhoring! God verhoort, dat is onbetwistbaar bij Erskine. Laten we voor een goed verstaan vooropstellen, dat de bede 'Uw Naam worde geheiligd' bij hem ook alle nadruk krijgt. En dat zou wel eens kunnen betekenen, dat we op een bepaald moment in ons leven eerder moeten vragen of hetgeen ons steekt of dwarszit of laag-aan-de-grond-houdt, aan ons mag worden geheiligd, dan dat het mag worden weggenomen.
Maar als het inderdaad wordt geheiligd, dat kruis, dat euvel in ons leven, dan brengt dat niet alleen voort de gave der lijdzaamheid maar ook 'een zeer uitnemend gewicht van eeuwige heerlijkheid'. Daar mag niet gering over worden gedacht, met name niet aan het einde van ons leven! Dan kan het wel eens Gods bedoeling zijn om die pijnlijke heup niet te genezen, opdat we - ondanks ons enigszins ontwrichte leven - Hem toch de eer zullen geven. Maar, dit alles gezegd hebbende, laten we ook meteen andere geluiden die we bij Erskine vernemen, horen. Hij heeft nog zoveel méér gezegd dan alleen dat. Hij stelt ook: 'In één woord, het gebed is nooit geheel zonder enige goede uitwerking, wanneer het recht gedaan wordt.' En daar weidt hij dan verder over uit. We geven het volgende uit die rijkdom van gedachten weer. Gaarne neemt Ralph Erskine de uitroep van Calvijn over: 'O de almacht van de kracht des gebeds!' Hij noemt de uitwerkingen van het gebed en de voordelen die wij in die weg van het gebed mogen verwachten ontelbaar. Het gebed bewerkte dat de zon stilstond te Gibeon en de maan in het dal van Ajalon. Aan vlammen werd de kracht ontnomen en wateren werden vaneen gescheiden.
Maar hoe weet ik nu of ik verhoord werd óf (nog) verhoord zal worden? Waarbij zal ik het weten? Wat zijn de tekenen daarvan? Erskine geeft de ootmoedige en volhardende bidder de raad ernstig naar antwoord en verhoring uit te zien. Een antwoord zou al kunnen zijn, 'als het hart tot rust gekomen is en in staat is gesteld om de zaak (welke dan ook!) aan de Heere over te laten.' Schrijf God de weg en de wet niet voor en bindt Hem niet aan uw tijd! Verder beveelt hij aan: werkt na te hebben gebeden. Laat het gebed gepaard gaan - indien enigszins mogelijk althans - met de praktijk. En voorts hecht hij eraan om, wat we zouden willen noemen, gevoelig te worden en te blijven voor: verhoring. 'Arbeidt slechts om ervaren te worden in het antwoord op het gebed te onderscheiden.' Als we zo attent en alert zijn geworden of door de Geest Gods zijn gemaakt, zullen we ook als vanzelf de tekenen onderkennen, dat we gehoord werden.
Kentekenen
Erskine noemt de volgende 'kentekenen' - van het feit dus dat we gehoor vinden bij God.
1. Het is een teken van verhoring en dus van toekomende uitredding als men ootmoedig op God wacht. De wens, dat bepaalde verlangen, is dan nog niet verkregen, maar intussentijd is er wél een volhardend uitzien. Niet als rechthebbende, een mens, die, omdat hij nu eenmaal bad, nu ook verhoord moet worden, alsof God dat verplicht zou zijn! Nee, maar als rechteloze, die nochthans weet en vertrouwt dat de ledige hand des geloofs met volmaakte giften gevuld zal worden.
2. Het is teken van aanneming, van verhoring, als in alle rust de afgebeden zaak wordt ingewacht, zoals Hanna - overigens na veel strijd en teleurstelling - ten langen leste een opgeruimd gelaat heeft; ze eet en drinkt weer, doet haar dagelijks werk en wacht intussen op God. Houdt de stroom van gebeden in mijn leven niet op, hoewel ik niet precies weet waar toch die bron wel is? Weet: dit is een teken van aanneming van mijn gebed! Weet ook: dit is van de Heere Zelf, 'want Hij geeft nooit een hart om te zoeken en te verlangen, zonder voornemen om te geven'. Boeiend is het te lezen welke tekenen Erskine-verder opsomt in verband met de vraag of we ook kunnen weten of de afgebeden zaak in de 'gewone weg der voorzienigheid' werd verkregen of als antwoord op ons gebed?
Ter beantwoording van déze vraag stelt Erskine:
3. Deed de Heere de zaak geschieden langs een weg, waarin vele moeilijkheden in de weg stonden? Kwam God u op een verrassende wijze voor? We kunnen er zeker van zijn dat de Heere naar onze stem heeft gehoord, 'indien we Zijn hand op meer dan een gewone wijze kunnen onderscheiden.'
4. Let ook eens - om te weten of er sprake is van verhoring, van antwoord op het gebed - op de tijd waarop u de gunst of de zaak verkreeg, die u aan God voorlegde.
Bijvoorbeeld 'was u zeer dringend in het gebed, evenals Petrus uit de gevangenis werd verlost toen de gemeente was samengekomen om voor hem te bidden?' Liet u de zaak onverwijld aan de Heere over, wetende dat tijd en wijze door Hem bepaald zijn? Let daartoe ook op de uitwerking in het hart. Is er liefde tot God en dankbaarheid voor wat Hij deed, in de stemming van de psalmdichter: 'Ik heb lief, want de Heere hoort mijn stem, mijn smeking.' Ja, 'als de Geest Gods u opwekt God wegens Zijn weldaden te loven dan is dit een teken dat zij op het gebed werden verkregen.'
5. Het is een teken van verhoring als we over de tweede oorzaken (mensen, wegen, middelen) heenzien en door het geloof Zijn souvereine hand herkennen die de tweede oorzaken bestuurde en beschikte. .
Effect
Erskine besluit dit overzicht door op te merken, dat ons gebed is verhoord als onze ijver er door werd verlevendigd en het geloof in het gebed er door versterkt is.
Het moet duidelijk zijn, dat voor hem het gebed nimmer zonder enig effect is. Het kan ook niet anders dat hijzelf in zijn leven - aan den lijve en bij ervaring - van de verhoring der gebeden geweten heeft.
Ten besluite van dit overzicht over Ralph Erskine en de gebedsverhoring willen we het volgende nog opmerken. Ook hij, Erskine, was een mens van gelijke bewegingen als wij; hij wist: het gebed is geen mechanisme, alsof je maar even de ogen moet sluiten en de handen moet vouwen en zie daar: het gewenste ligt voor je voeten! De ervaring van de profeet Habakuk zal hem niet vreemd geweest zijn: 'Heere! hoe lang schreeuw ik, en Gij hoort niet, hoe lang roep ik geweld, tot U, en Gij verlost niet!' Maar deze begenadigde Schotse prediker heeft dan ook niet voor niets zo uitvoerig gehandeld over de woorden: volhardt in de gebeden! Volhardt, dit is: houdt aan, drijft door, laat niet los! Bidt altijd en vertraagt niet! En... sta vervolgens en voortdurend op uw wacht en stel u op de sterkte. Dit deed Habakuk ook: 'Ik stond op mijn wacht, en ik stelde mij op de sterkte, en ik hield wacht om te zien, wat Hij in mij spreken zou'. En dan lezen we ook: 'Toen antwoordde mij de Heere en zeide.' Habakuk bad dus, hij bad voortdurend; onderwijl was hij in afwachting wat God antwoorden zou. En hij kreeg antwoord. Hij hoorde en zag - en daarin lag de verhoring opgesloten: 'God kwam van Theman, en de heilige van de berg Paran!'
'Habakuk wist zeker, dat de verhoring kwam, even zeker als de profeet Elia wist dat er een overvloedige regen komen zou, hoewel er zelfs nog géén kleine wolk, 'als eens mans hand' te bekennen is. Zijn knecht moet maar liefst tot zeven maal toe uitgaan om dat wolkje als voorbode van 'een grote regen' voor het eerst te zien. Doch zeker zijnde van verhoring zegt Elia tot Achab, nog vóór die kleine wolk te zien en de regen te genieten is: 'Trek op, eet en drink, want er is een geruis van een overvloedige regen.' De hemel is nog strak en de aarde verschroeit, maar nochthans: 'er is een geruis van een overvloedige regen.' En zo verheugde ook Elia zich in de lust van het verhoorde gebed.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 oktober 1985
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 oktober 1985
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's