De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Een nieuwe religie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een nieuwe religie

Onkerkelijkheid, wat doen we er mee? (1)

9 minuten leestijd

leder heeft kennis kunnen nemen van het boek van Piet van der Ploeg: Het lege Testament. Een boek over kerkverlating. Vele jongeren haken af, ondanks de beste opvoeding, ondanks de beste prediking. Hoeveel ouders ook uit onze gezindte zouden naar niet aan lijden in onze tijd. Men heeft geworsteld en gebeden om hen te mogen bewaren bij het Woord en toch ...toch zien we hen vertrekken. Uit pure onverschilligheid keren zij de kerk de rug toe.

Deze kerkverlaters (daarom ben ik blij met dit boek), moeten ons een zorg zijn. En laten we hen alstublieft niet uit het oog verliezen. Maar vandaag gaat het me niet in de eerste plaats om hen.

Ik wilde eigenlijk een stapje terug doen, en dan kent u ze allemaal. Adressen, die al jarenlang in de kaartenbakken staan van ouderlingen en predikanten en waar nauwelijks nog iets mee gebeurt.

Hebben wij ook voor hen nog een boodschap? Ja zeker zegt u. Natuurlijk, want ook daar ligt immers de opdracht van de zendende God, die niet alleen geldt voor de enkele profeet, maar voor heel de gemeente. Ook dit valt onder de Missio Dei.

Weet u dat zeker? Echt zeker? Ik bedoel dit: In het blad Koers van 1 maart jl. stond een artikel van ds. A. J. Moggré, over evangelisatiewerk onder de titel: Niets doen, tenzij men het de Vader eerst ziet doen.

Hij haalt hierin het voorbeeld aan van Samuel, die moest leren berusten in de goddelijke verwerping van Saul. En wanneer hij dat dan uitwerkt, komt kort samengevat, Moggré tot de volgende stelling: Men is het Woord Gods beu. Men spuwt ervan. En aan mensen die kokhalzen, moet je geen eten aanbieden. Uiteraard wordt er in het interview veel meer gezegd, maar uit dit citaat wordt ons duidelijk, dat er ook deze kant is: Zij wilden niet horen en toen mochten zij niet horen.

Een maand later was er de vijftigste jaarvergadering van de l.Z.B., waar prof. dr. C. Graafland een referaat hield getiteld: De uitverkiezing en het evangelisatiewerk. Ook daarvan heeft u kennis kunnen nemen.

Als wij nu in zo'n korte tijd geconfronteerd worden met deze zaken, dan is dat dacht ik veelzeggend. Er is belangstelling voor.

Zou het anders kunnen, waar wij als kerk, plaatselijk en landelijk worstelen met het probleem van de onkerkelijkheid en daaraan vastgekoppeld het evangelisatiewerk.

Me bewust zijnde, zeker geen oplossing te kunnen bieden, wil ik toch proberen na een kleine terreinverkenning, een weg te wijzen, die wij als predikanten en gemeenten kunnen gaan.

Ik wil dat dan doen aan de hand van 4 paragrafen: 1. Een nieuwe religie; 2. De oude weg; 3. Een nieuwe weg; 4. Een andere weg.


Zomaar een zondagmorgen in een nieuwbouwwijk van een stad. In een wijkgebouw laat een predikant zijn gemeente zingen het eerste vers van Psalm 122: Ik ben verblijd, wanneer men mij, godvruchtig opwekt, zie wij staan gereed om naar Gods huis te gaan. Kom, ga met ons en doe als wij! Hoewel de groep maar klein is, lijkt het wel of zij de oproep om mee te gaan en mee te doen, wel door de muren van het gebouw wil laten dringen, om haar uit te laten waaieren over de nieuwbouw, waar er zovelen zijn, die niet komen en niet meedoen.

Eeuwenlang heeft deze oproep al geklonken. Vele geslachten hebben haar gezongen en even zoveel geslachten legden haar naast zich neer. Men ging niet met ons en men deed niet als wij.

Waarom niet? Zijn daar redenen of oorzaken voor aan te wijzen?

Nu kunnen we er ons heel gemakkelijk van af maken door te zeggen: Het is altijd al zo geweest. Kijk maar naar de dagen van de Heere Jezus Christus. Hoevelen gaven Hem gehoor? Dat waren er immers maar weinig.

Zeiden onze vaderen het ook al niet: Het Evangelie is wel voor de mens, maar niet naar de mens. Zo eenvoudig is het. Punt uit. Voor velen het eind van de discussie. En men trekt zich terug in zijn kerkelijke vesting, in zelfgenoegzaamheid, omdat het evangelie dan kennelijk wel naar hen is. Zou het werkelijk zo eenvoudig zijn? Of liever, mogen we het zo eenvoudig afdoen, of is er meer aan de hand en zouden er ook nog verschuivingen kunnen optreden in de oorzaken?

Zijn er bijvoorbeeld bij de mensen nog geestelijke waarden, waarbij de evangelieprediking kan aansluiten? Is er nog wel een weg, die voert naar de werkelijkheid van God? Of is misschien, onder de onverbiddelijke wetmatigheid van onze samenleving, het geloof in God een museumstuk geworden? Is het in onze tijd met zijn auto's, straaljagers en ruimtevluchten, net zo overbodig als paard en wagen en roept het alleen nog maar wat gevoelens van nostalgie op?

Dit moeilijke probleem, dat indertijd al door H. Lilje in zijn boek 'Das technische Zeitalter' werd aangesneden, heeft na al de verschrikkingen van de tweede wereldoorlog een nog onstellender exponent gekregen. Het leven werd een en al Diesseitigkeit. Kerk en godsdienst komen evenmin als de eeuwigheid nog in het blikveld.

In de dertiger jaren, in een crisistijd, die veel overeenkomsten vertoont met onze tijd, zei Günther Dehn, naar aanleiding van een onderzoek in Duitsland: Het verbijsterende is niet de haat tegen de kerken en de religie, die men zo hier en daar vindt, maar het volledig afgedaan hebben van religie en kerk. Men leeft zonder God. De religieuze motieven zijn uitgeschakeld. Men heeft er geen begrip en geen interesse voor.

Wellicht was het in de tijd, waarin dit geschreven werd, nog enigszins overdreven. Misschien! Maar hebben we dit stadium niet bereikt? Of zijn we daar al voorbij? Zijn we er klaar mee, wanneer we zeggen, dat er een proces gaande is in ons land van een enorme geestelijke verschraling, een rampzalige desoriëntatie en blindheid voor de normatieve levensbeginselen, zoals die in het licht v.an de Bijbelse boodschap worden gezien? Of is er wellicht nog rneer?

Ik meen, dat tot in de vijftiger jaren, we in zijn algemeenheid inderdaad zo hebben kunnen schrijven. We spraken over afvallige Christenen, of in ieder geval over hen, die van het evangelie vervreemd zijn. Maar er kwam een nieuw geslacht. Een geslacht, dat niet meer zoals hun ouders een Zondagsschool of een jeugdclub hadden bezocht, dat niet de ellende van WO II aan den lijve had ondervonden. Een geslacht, dat uitermate critisch was en is t.o.v. alles, dat de vorige generatie achterliet, en alleen gelooft in de waarden, die men zelf stelt.

Nieuwe overtuiging

Er is kennelijk een nieuwe overtuiging gekomen, volgens welke principes men ook wil leven. Een nieuwe overtuiging, die de vorm van een religie heeft aangenomen. Het Christelijk geloof is vervangen, niet door niets, maar door iets anders.

We zouden ook kunnen zeggen: Het theologisch beginsel is vervangen door een ander beginsel, een humanistisch beginsel. We leven niet meer uit God en Zijn openbaring, maar uit de werkelijkheid van ons mensen en de werkelijkheid van de natuur. Deze werkelijkheid moet men absoluut nemen, en deze werkelijkheid vordert de mens ook op tot het uiterste.

Het is de mens, die deze wereld als zijn wereld in bezit genomen heeft, en daarom ook doet met die wereld, wat hij wil en kan. Al het gepraat over een andere werkelijkheid is voor haar een illusie, een wensdroom. Het komt er alleen maar op aan, deze werkelijkheid, waarin wij geboren zijn en waarin wij leven, absoluut te nemen. Wie dit niet doet, is een deserteur. Daar komt nog bij, dat de resultaten van het leven uit dat humanistisch beginsel ook werkelijk verbluffend zijn. Overweldigend gewoon! Wat heeft die mens niet bewerkstelligd? Waarop heeft hij niet de hand gelegd? Bepalen wij niet het moment van geboorte en van sterven? En daartussen, in het leven zelf, kent het nog wel geheimen?

Op deze wijze is er een nieuwe natuurlijke religie boven komen drijven, die bijna te vergelijken is met de Baälsdienst in het Oude Testament. Waarbij we Baäl dan zien als de aardse god tegenover Jahweh.

In deze zelfde lijn spreekt ook dr. W. A. Visser 't Hooft: Er zijn miljoenen mensen, die niet als afvallige Christenen kunnen beschouwd worden, maar als mensen, die zijn overgegaan naar een andere religie (neopaganisme). (We nemen toch wel kennis, van wat er geschreven wordt, buiten onze kring.) Een ieder, die ook maar enigszins op de hoogte is met de werkelijkheid in het evangelisatiewerk zal dit zonder meer beamen. Het probleem is niet zozeer, dat we mensen ontmoeten die religie-loos zijn, maar dat het geloof in Christus is ingeruild voor een ander geloof. Een geloof in een verre, vage, vreemde god, die zeker niet is de Heere der wereld, of de Heere des levens, of kort gezegd: De God van de Bijbel, de Vader van onze Heere Jezus Christus. Juist in de contacten met mensen die we in het werk tegenkomen is dit één van de meest benauwende dingen. Men heeft een god! En wat voor één! Een god, waar zij de hand opgelegd hebben, en die zij voor hun karretje spannen, waar zij mee doen wat zij willen, en dat in de plaats van die God, die in genade Zijn hand op ons gelegd heeft.

Die wij uit genade mogen volgen, en die wij willen volgen, omdat we weten dat er geen leven is, dan door het geloof in Hem, door het gevonden zijn, door het thuisgekomen zijn in de werkelijkheid van de Vader, mijn Vader.

Dat is het probleem van onze tijd, niet alleen voor de 'wereld', maar ook van de kerk. Een kerk, die met 'haar' theologie in de evangelisatiearbeid achter de wereld aanloopt. Een kerk, die maar al te vaak de situatie laat heersen over het Woord, in plaats van het Woord te laten spreken in de situatie. Een kerk waarvan wij het al gewoon vinden, dat 40-50% van haar leden niet (meer) meelevend zijn. Waarom heeft men geen boodschap aan ons? Dat zou een vraag kunnen zijn. Mag ik die vraag inruilen voor een andere: Hebben wij een boodschap, voor die mens, die we geschetst hebben, die ondergaat in zijn angsten en in zijn eenzaamheid?

(Referaat gehouden op bemoedigingsdag voor predikanten op 27 augustus te Lunteren.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 november 1985

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Een nieuwe religie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 november 1985

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's