Wij hebben de slapende schapen gelaten
Wij hebben de slapende schapen gelaten
Wij hebben de slapende schapen gelaten
bij 't vuur, dat vlamt in de nacht.
Enkel een lam, dat ontwaakte en ging blaten,
hebben wij medegebracht.
O zoete kind, dat in Bethlehem kwam,
wij zijn slechts herders. 'Ziet, Ik ben het Lam''.
Blinkende zijn ons de eng'len verschenen
't duister kromp weg voor het licht,
maar toen hun zingende vluchten verdwenen,
viel zwart de nacht om ons dicht.
O stralend kind, dat ons lokt van ver,
Wij staan in het donker. 'Ziet, Ik ben de Ster.
Aan uwe deur staan wij stil en wij schromen;
arm zijn wij - wie waagt het zo
zonder geschenk tot een Koning te komen!
"Koos ik niet kribbe en stro?"
O Koningskind, dat uw rijkdom vergat.
Wij derven alles. 'Ziet, Ik breng een Schat'.
Achter ons wachten de eind'loze stoeten
al, wie ter wereld veracht,
arm en vertrapt zijn, en hongeren moeten,
staan bij Uw stal in de nacht.
Ach heilig Kind, dat in Bethlehem kwam,
koud is de wereld - 'Ziet, Ik ben een Vlam!'
Elisabeth Vermeer
Dit gedicht bestaat uit stem en tegenstem. Overal waar aanhalingstekens staan, spreekt het Kind van Bethlehem.
Uit: ds. W. Kats, Kerst: een tijd van komen, uitgave Filippus, Arnhem.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 december 1985
De Waarheidsvriend | 20 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 december 1985
De Waarheidsvriend | 20 Pagina's