Anselmus' verzoeningsleer (2)
In het vorige artikel over ons onderwerp hebben wij geconstateerd dat er op de methode die Anselmus, de middeleeuwse grondlegger van de satisfactie-theorie (verzoening door voldoening), heeft toegepast, nog al wat aanmerkingen zijn te maken. Zonder Christus van meetaf voor ogen te hebben kan toch maar moeilijk op een bijbelse wijze over menswording van Gods Zoon en de noodzaak van verzoening, in de zin van voldoening, worden gesproken.
Inhoud
Dit keer gaat het meer over de inhoud van Anselmus' verzoeningsleer. In het kort komt ze hier op neer. Alle redelijke schepselen zijn verplicht God te gehoorzamen, naar zijn wil te leven. De eer van God is daarmee gemoeid. Het begrip 'eer van God' (honor Dei) heeft Anselmus zwaar gewogen. En, bijbels gezien, niet ten onrechte. Dé zonde van de mens is dat hij God van zijn eer beroofd heeft. Hij werd immers een ongehoorzame. Over de zonde heeft Anselmus niet licht gedacht. O, hoe groot is de zonde! heeft hij uitgeroepen.
Maar wat nu, nu de mens gezondigd heeft? De zonde vergeven enkel uit barmhartigheid kan God niet. Boso, Anselmus' leerling, komt op dit thema nog al eens terug. God is toch barmhartig, en wat verhindert Hem dan om uit enkel barmhartigheid de gevallen mensheid opnieuw aan te nemen? Neen, zegt Anselmus, dat is in strijd met Gods rechtvaardigheid. Aan het 'recht Gods' moet worden voldaan. Anselmus gebruikt hierbij twee werkwoorden: betalen (solvere) en teruggeven ofwel goedmaken (reddere). Er moet betaald worden, want er is schuld: er moet worden goedgemaakt en teruggegeven hetgeen tegen God misdaan en Hem ontroofd is.
Straf
In feite ziet Anselmus maar twee mogelijkheden, de ene is dat de zondaar wordt gestraft en de andere is dat God voldoening wordt gegeven. Voor dat dilemma stelt Anselmus zijn lezers: Straf of voldoening. Maar, straf kan niet. Waarom niet? God heeft, zegt Anselmus, met alles wat Hij geschapen heeft een doel, er is een plan Gods, en zou Hij nu de zondige mens straffen met een eeuwige straf, die hij verdiend heeft, dan zou er van heel Gods plan niets terechtkomen. Dan zou heel Gods scheppingswerk voor niets, dus ijdel zijn geweest. En dat kan niet. Zo heeft Anselmus langs een logische redeneertrant aangetoond dat de mogelijkheid van de 'straf' moet worden uitgesloten.
Voldoening
Maar dan is er nog de andere mogelijkheid, die van de 'voldoening' (satisfactio). Die mogelijkheid stelt hij nu breed aan de orde. Maar dan doemen er al weer grote moeilijkheden op. Immers, door wie zal dan die voldoening gegeven moeten worden? De zondige mens zelf is de aangewezene, maar: hij kan niet. Van de zondige mens is niets te verwachten, in elk geval niet dat hij voor zijn zonden zou kunnen betalen. Er is er maar één die betalen kan, en dat is God zélf. Conclusie: de mens moet betalen en God kan betalen. De oplossing van het probleem ligt nu hierin dat God mens werd, met andere woorden: in de Godmens! God moest mens worden, dat is de enige mogelijkheid die overblijft voor de redelijk denkende mens als hij zich bezint op het vraagstuk van de verzoening. Alle andere oplossingen zijn geen oplossingen, zijn onzinnig, onredelijk.
In Anselmus' betoog zit op deze wijze een dwingende redelijkheid. Het móest zo gaan, zegt hij. Het was een 'noodzakelijkheid' (necessitas) dat God mens werd. Anselmus bedoelde: ieder redelijk mens kan en moet dit inzien. Men bedenke, hij schreef zijn boekje met het oog op 'ongelovigen', namelijk om hen te overtuigen van de waarheid van de katholieke kerk.
Prestatie
Toch zijn wij er nu nog niet. De voldoening zélf moet namelijk nog aan de orde komen. Dus hetgeen door de Godmens gepresteerd is. Welnu, die heeft méér gedaan dan Hij verschuldigd was. Ook voor Zichzelf was Hij, als mens, verplicht de wil van God te doen. En Hij heeft die ook gedaan. Maar Hij heeft nog méér gedaan. Hoewel Hij zonder zonden was heeft Hij toch, vrijwillig, de dood ondergaan. Hij deed dat om voor anderen te betalen. Heel het verzoeningswerk van de Godmens ligt dus in Zijn dood, in Zijn sterven.
Zijn sterven was een 'voldoening' aan Gods recht, een betaling voor de zonden van anderen. Zijn vrijwillige dood gaf Hem recht op 'loon', en Zijn loon was: de redding van zondaren. Die redding was een 'retributio' op hetgeen Hij voor anderen gepresteerd had.
Staat Gods barmhartigheid hier dan geheel buiten; moet alleen maar met Zijn rechtvaardigheid worden gerekend? Neen, zo is het bij Anselmus toch niet. Hij spreekt over de Godmens als een Gezondene. De Vader heeft Hem vrijwillig afgestaan en gezonden. Achter het verzoeningswerk van de Godmens staat de wil en de barmhartigheid Gods.
En nu het laatste. De verzoening door voldoening heeft als resultaat een volledige restauratie van het menselijk geslacht. Gods plan kan nu toch tot haar voltooiing komen. De door de middeleeuwers zo hoog gewaardeerde harmonie wordt toch bereikt. Aan het einde is alles goed.
Engelen
En die harmonie betreft niet alleen de aarde, maar ook de hemel. Sinds een aantal engelen is gevallen, ontbreekt er ook in de hemel iets aan de volledige harmonie. Die gevallen engelen blijven duivelen, voor hen ziet Anselmus geen behoud, maar de ledige plaats die zij in de hemel hebben achtergelaten zal weer worden gevuld, te weten met de mensen die behouden zullen worden. Zo zal ook in de hemel alles toch weer vol zijn. Het getal van Gods dienaren zal aangevuld zijn, niet door engelen maar door uitverkoren mensen. Ja, naar Anselmus' overtuiging, voor hem eveneens een redelijke conclusie, zal het getal van de mensen die behouden worden en hun plaats in de hemel eens allen zullen innemen nog overtreffen het getal van de engelen die door hun val duivelen zijn geworden en buiten de hemel kwamen te staan. Het einde zal dus het begin nog overtreffen.
Kwantitatief
Wij komen tot een evaluatie. Wat valt ons in dit alles op? Het volgende. In de eerste plaats de bijna kwantitatieve redenering van Anselmus. Hij rekent sterk met hoeveelheden, getallen. Christus' werk drukt hij meer in kwantitatieve dan in kwalitatieve categorieën uit. Ten aanzien van de engelen die gevallen zijn en de gelovigen die behouden worden houdt hij zich bezig met getallen. In dit verband past ook dat hij spreekt over 'retributie' en 'loon'. Anselmus is hierin een typisch middeleeuws scholastisch theoloog. Een reformatorisch theoloog zal een wat ander woordgebruik erop nahouden als hij spreekt over Christus' werk en verzoening, en in elk geval oog hebben voor de kwalitatieve betekenis ervan.
Redelijkheid
In de tweede plaats, de redelijkheid van Anselmus' theologiseren valt sterk op. Hij leest niet zijn betoog af uit de Schrift, maar werkt met oorzaken en gevolgen, met praemissen en conclusies. En nu weet ik wel dat toch in dit alles de Heilige Schrift sterk meespreekt, en dat Anselmus zonder die Schrift dit betoog nooit zou hebben kunnen houden. En ik weet ook wel dat we verdisconteren moeten, dat hij sprak ten overstaan van ongelovigen, met de bedoeling hen op hun eigen terrein te ontwapenen. Toch neemt dit niet weg, dat deze betoogtrant gevaren in zich bergt. Zij is bovendien alleen voor de overtuigden overtuigend. Men kan er dus weinig mee aanvangen. Zo gemakkelijk verrijst naast de Heilige Schrift een wel indrukwekkend maar speculatief leersysteem.
Toeëigening
In de derde plaats, in Anselmus' betoog ontbreekt een zeer wezenlijk element, namelijk dat van de toepassing en toeëigening van de verzoening door voldoening. De vraag, hoe men er deel aan krijgt wordt niet gesteld. Voor Anselmus als katholiek middeleeuwer was dit ook nauwelijks een probleem. Er waren de sacramenten der kerk en wie daarvan gebruik maakte, die was in het bezit van het heil, die deelde dus in de weldaden yan Christus' lijden en sterven. Anselmus schijnt er ook genoegen mee te hebben genomen, indien hij de 'ongelovigen' voor wie hij schreef, slechts overtuigd zou hebben van de waarheid van het katholieke geloof. Wat was 'geloof' voor hem anders en meer dan een voor waar houden van hetgeen de kerk leerde?
Ergens, zeker aan het einde van zijn boek had Anselmus zijn hele redelijke betoogtrant aan de kant moeten werpen en zijn christengelaat moeten laten zien en de 'ongelovigen' tot geloof moeten oproepen.
Loflied
In de vierde plaats, Anselmus heeft te vroeg zijn pen neergelegd. Wat men bij hem mist is het loflied op de genade Gods in Christus. Geen rechtstreekse verwijzing naar het Evangelie. Het lijkt wel of de 'harmonie' de 'orde' van alle dingen hem meer heeft geïnteresseerd dan het persoonlijke heil van de zondaar.
Waarde
In de vijfde plaats, ondanks dit alles kunnen wij Anselmus toch dankbaar er voor zijn dat hij enkele bijbelse noties zo sterk naar voren heeft gebracht. Er is de 'eer van God' en er is het 'recht van God', en ook de Schrift spreekt van verzoening in termen van voldoening. Ik acht het dan ook onjuist om te zeggen dat Anselmus' verzoeningsleer niet anders dan een produkt van de middeleeuwen zou zijn geweest, verklaarbaar uit alle mogelijke sociale en maatschappelijke omstandigheden van die tijd. Het onvervalste getuigenis van de Schrift is menigmaal bij Anselmus te beluisteren. Daarom heeft zijn verzoeningsleer voor ons tóch waarde.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 januari 1986
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 januari 1986
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's