De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Dienst van de christelijke handreiking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dienst van de christelijke handreiking

8 minuten leestijd

Even anders dan gewoon!

Veel dingen zijn gewoon. Gewoon. Een woord dat veel gebruikt wordt. Zoals b.v.: 'Gewoon even doen'. Of: 'We gaan gewoon naar de kerk, zoals altijd'. Gewoon staat tegenover bijzonder. Dat wil zeggen: iets anders dan het gewone. Anders dan iets dat altijd voorkomt, via een bepaalde orde. Zo is er b.v. een orde van dienst met votum en groet, de lezing van de wet, het samen zingen, de lezingen uit de Schrift, de prediking, de voorbede en de kollekten.

De kollekten behoren tot het gewone patroon. Toch heeft het telkens weer een bijzondere plaats in de eredienst. Het gaat zelfs om een aparte dienst, namelijk de dienst der gaven of offeranden. Juist omdat de kollekten een aparte plaats innemen in de eredienst, wil ik er eens extra aandacht voor vragen. Die dienst eens apart zetten. 'Die ogenschijnlijk 'gewone dienst' eens anders maken dan gewoon. Ik wil dat doen aan de hand van onze Heidelbergse Catechismus, Zondag 38.

Drie diensten

De vraag van deze 38ste zondag luidt als volgt: Wat gebiedt God in het vierde gebod? Dat is, zo lezen wij in het antwoord, in de eerste plaats het onderhouden van de kerkdienst of het predikambt, zodat wij elke zondag het Woord van God kunnen horen, de sacramenten gebruiken en in het gebed God de Heere openlijk aanroepen. Op de tweede plaats, en dat is eigenlijk een vervolg op het eerste, de armen christelijke handreiking doen. In dit antwoord, dat voortkomt uit een gebod komen drie 'diensten' aan de orde, namelijk de dienst van de verzoening, dat is de prediking van het Woord van God; vervolgens de dienst der gebeden en als derde de dienst der offerande.

De Christelijke handreiking

Waar gaat het nu om bij die christelijke handreiking? Wel, het gaat hier om een aparte dienst, die evenwel niet los staat van de andere diensten. Er bestaat een direkte relatie met de dienst van de verkondiging en de dienst der gebeden. In de dienst der gebeden mogen wij vragen om een zegen voor hen aan wie wij een christelijke handreiking mogen doen. Daar, in het gebed, is aandacht voor de nood van de verdrukten, de armen, de vervolgden, de hongerigen (ps. 146). In het gebed dragen wij hén op, die ons een zorg zijn. Voor wie wij met innerlijke ontferming bewogen zijn.

Ja méér nog. Wij vragen God of Hij mensen, aan wie onrecht wordt gedaan, weer recht en gerechtigheid wil schenken. Wij vragen, of Hij ons zondige mensen wil leren te delen met anderen en wij van anderen leren hun gaven te ontvangen. Dat is vragen om een daad van wederkerigheid. Door het gebed, het kontakt met God, leren wij echt delen. Maar als het goed is - en dat is de relatie met de prediking - leren we dat ook uit het gehoorde en ingeplante Woord van God.

Als antwoord op de preek

Paulus spreekt in twee Kor. 8 over de inza­meling voor de arme christenen in Jeruzalem door de gemeenten van Macedonië. Paulus roept de gemeenten op om tot een inzameling te komen. Die oproep komt niet voort uit het feit dat deze gemeenten zo rijk zouden zijn. Integendeel, ook de gemeenten van Macedonië waren arm. Wèl waren deze gemeenten verrijkt door de genade van God. Aan hen was het Evangehe gepredikt. En juist door de verrijking vanwege het gehoorde Woord, roept Paulus op tot het stellen van een daad. De dienst van het antwoord zouden we kunnen zeggen. Een daad van wederkerigheid, namelijk het doen van een christelijke handreiking (Rom. 15 vers 26). Het woord handreiking onderstreept deze wederkerigheid nog eens. Immers, het gaat hier om het woord konoinia, dat is 'gemeenschap'. Dat is samen delen. Dit samen delen komt voort uit de verwantschap die er is. Er zijn voor elkaar. Het gepredikte Woord is dus een Woord voor de gehele wereld. We worden tijdens de eredienst verrijkt, begiftigd met de gave van het Woord Gods. Van daaruit stellen wij een daad en delen wij onze gaven wereldwijd. Woord en Daad zijn zo onlosmakelijk aan elkaar verbonden. Vandaar die christelijke handreiking. Vandaar die bijzondere, apart gezette dienst der offeranden.

Dienst aan God

Deze dienst hoort in elke kerkdienst thuis. Want wat is een tempel zonder altaar, en een altaar zonder offer! Dat is de vrucht van de gave van het Woord, maar ook van onze wekelijkse arbeid (H. Veldkamp), die wij dankend de Heere teruggeven. In deze dienst (een oefening) oefenen wij niet, vanuit een medemenselijk of humanitair handelen, maar gaat de oefening veel en veel dieper. Immers, hier oefent onze Hogepriester Christus Zélf barmhartigheid, door gebruik te maken van 'onze' dienst. Daarom heet het christelijke handreiking, omdat ze alleen in Christus' kerk kan plaats hebben. Hier is Christus-dienst, Godsdienst. Offerande moet steeds weer opnieuw geoefend worden, de aandacht krijgen, omdat het dienst aan Christus is. Ménsendienst, is echter géén Gods-dienst. Immers, hier geeft de mens niet de Heere en niet uit de Heere, maar uit de mens aan mensen (let op het verschil met Kain's offer en Abel's offer).

Extra aandacht (meer aandacht)

Zo zijn onze gaven wel even anders dan gewoon. Maar op welke wijze schenken we er als predikanten en diakenen nu aandacht aan? Blijft het beperkt tot de 'gewone' afkondigingen en aanbevelingen, of geven we er ook bijzondere aandacht aan, die deze dienst toch wel vereist. Een kollekte voor een diakonie is naar mijn mening geen juiste omschrijving, wanneer het gaat om de christelijke handreiking. We kollekteren immers voor de 'armen' in de verschillende situaties en omstandigheden en niet voor de diakonie zelf. Mag het voor diakenen geen 'zegen' zijn, om wekelijks - wanneer dat mogelijk is - de 'offers' in te zamelen voor hen, die dat van node hebben? Is het niet van groot belang, dat de gemeente duidelijk wordt gemaakt voor wie de gaven bestemd zijn? Er mag naar mijn mening best eens wat meer verteld worden over een kollekte. Waarvóór en voor wie deze gehouden wordt bijvoorbeeld, of welke de problemen zijn, wat de nood is en dat de betrokkenheid van de gemeente daarbij zo van belang is, zo noodzakelijk is. Opdat wij zo leren delen met anderen, leren betrokken te raken bij de nood dichtbij en veraf. Waarom? Omdat deze betrokkenheid van ons geëist wordt.

Ook zou gedacht kunnen worden aan meer en regelmatige publikatie, hetzij via de kerkbode of door middel van een zelfgemaakt stencil. Deze publikatie zou door een aantal gemeenteleden verzorgd kunnen worden (waaronder b.v. ook jongeren. N.B.: Laat jongeren b.v. het geld eens zelf ophalen, als het om een door hen zelf opgezet projekt gaat, en laat jongeren zelf eens de opbrengst tellen). Meer aandacht voor de kollekten van de diakonie, behoeft toch niet ten koste te gaan van de kerkvoogdijkollekten?

Fooi of offer...

Onze gaven zijn nooit genoeg voor God. Nu zit er wel verschil in of we tot een gift bereid zijn, of tot een offer. Een gift geven, daar merk je niet zoveel van. Een offer geven, is veel meer, namelijk het delen van wat je zelf hebt en bent.

Een predikant kondigde eens lakoniek van de kansel af: 'We gaan nu over tot de dienst der fooien'. Is dat nu zo? Soms lijkt het er wel eens op. Een 'fooi' geef je min of meer achteloos weg, zonder er bij na te denken. Zo gaat dat misschien bij ons zelf ook wel eens. We grabbelen wat geld bijeen uit onze handtas, de portemonnee, de zak van ons kolbertjasje. We hebben zo gezegd: 'wat geld meegenomen'.

Paulus leert ons anders in 1 Kor. 16 vers 12. In dit gedeelte roept hij ons op tot een echte inzameling. Wij lezen daar: 'Op elke eerste dag der week legge een ieder van u iets weg bij zichzelf, vergarende een schat, naar dat hij welvaren verkregen heeft'. Dat wil zeggen dat een ieder, die het Woord van God mag horen geen gebrek heeft (Hand. 4 vers 34), maar juist dankbaar is voor dat Woord. Uit die dankbaarheid mogen en kunnen wij geven als gemeente. De vraag is: Geven wij dan een fooi, of is onze dankbaarheid, ons welvaren zó groot dat dat ons aanspoort tot 'offerbereidheid'. Tot samen delen, omdat wij samen gemeen zijn, dat is één in Christus.

Dan is er ook het gebed en de voorbede voor elkaar en voor anderen. Juist dan ook voor de anderen, de minder bedeelden.

Gaven neerleggen

Dienst der offerande is dan onze gaven leggen aan de voeten van Christus, zoals in de eerste christengemeente, de gaven werden gelegd aan de voeten van de apostelen. Deze dienst heeft dan een bijzondere en aparte plaats in de eredienst. Een bijzonder onderdeel, waar de diakenen  mogen rondgaan en waar de leden van de gemeente wordt gevraagd om een offer. Dat is dienst aan de naaste vanuit Gods opdracht. In die opdracht kollekteren diakenen en brengen zij de opbrengst dáár, waar het brood gebroken wordt.

Dáár waar het Levende, Sprekende Woord is.

Geven van diakonale gaaven. Even anders dan... gewoon. Immers, wanneer onze intentie is, om gaven te delen wereldwijd, dan verwachten wij in onze dienst grote genade over allen voor wie wij mogen dienen. En dat is wel héél bijzonder.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 januari 1986

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Dienst van de christelijke handreiking

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 januari 1986

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's