Uit de pers
G. J. A. Jonker over het ambtsjubileum
Dit keer begin ik met een klein stukje uit de kerkhistorie van de twintigste eeuw. Tot de markante figuren van de ethische richting uit de vorige en uit de eerste tientallen jaren van deze eeuw behoren de gebroeders Jonker.
A. J. Th. Jonker (1851-1928) was predikant o.a. in Rotterdam en Heemstede, en later kerkelijk hoogleraar in Groningen. Prof. Van Rhijn schreef over hem een indrukwekkende biografie, een fijnzinnig beeld van een fijnzinnig mens. En Jonkers meditaties over Psalm 84, uitgegeven in twee delen Op weg naar het Vaderhuis, zijn nog altijd de moeite van het lezen meer dan waard.
Zijn broer G. J. A. Jonker was predikant, o.a. in Haarlem en Utrecht. Beiden waren beïnvloed door de grote deense filosoof Kierkegaard. Ook G. J. A. Jonker vertoont het beeld van zo menig ethisch theoloog, een meditatieve bevindelijke inslag, gepaard met een grote openheid en diep invoelingsvermogen voor wat er leeft in de cultuur. De utrechtse predikant, ds. M. G. L. den Boer, thuis als weinig anderen in de ethische theologie, schrijft in In den Waagschaal een serie artikelen over de brieven van G. J. A. Jonker aan zijn collega C. L. Voorhoeve. In het nummer van 4 januari citeert Den Boer een brief van Jonker naar aanleiding van het zilveren ambtsjubileum van Voorhoeve in september 1914. Jonker was de mening toegedaan dat wij behoren te gedenken, maar dat wij niet behoeven te jubileren. Zelf heeft hij dan ook zijn zilveren ambtsjubileum niet gevierd maar hij dwong niemand hem daarin te volgen. Op 28 sept. 1914 schrijft hij aan zijn vriend en collega:
'Morgen viert gij uw zilveren ambtsfeest. Na de zilveren bruiloft is dit wel een bis in idem. Tot op zekere hoogte althans. Evenmin als gij uw persoonlijk geloofsleven scheiden kunt van uw werk in de gemeente, evenmin kunt gij uw gemeente en uw huiselijk leven apart denken. Toch valt deze keer de nadruk weer een beetje anders. Wanneer het al grote genade is, één keer het evangelie te brengen, hoe groot, hoe bijzonder is dan het voorrecht het 25 jaren achtereen te hebben mogen doen. De zondagen dat gij wegens ziekte hebt moeten verzuimen zijn te tellen. En gij zijt nog in de volle kracht. En de gemeente heeft u gewaardeerd en liefgehad. Gij hebt open deuren en open harten gevonden. Gods Woord is niet ledig tot God wedergekeerd. God heeft u willen gebruiken. Gij weet niet precies waarvoor en wanneer. Wanneer wij over onszelf rechtertje willen spelen en goede of slechte aantekeningen in ons eigen rapport willen maken, zullen we ons slag op slag schromelijk vergissen. Het zal ons met het oog op de hele arbeid wel gaan als met één preek. We denken, dat het goed is geweest, en alles zwijgt. We hebben het zuchtende gedaan, en er komt echo, "geklank". Als gij een lijst moest maken van zegeningen, zult ge misschien met grote letters schrijven wat haast niet moet worden meegeteld, en bijna vergeten wat boven aan de lijst komt. In de gelijkenis van de talenten heet het tot alle getrouwe dienstknechten: over weinig zijt gij getrouw geweest. En: over veel zal ik u zetten. Het onze is "weinig". Het zijne is "veel". Het onze zal wel hoe langer hoe minder worden, maar dan wast Christus in ons en door ons. Het ambtsfeest is van God. Wat de mensen u geven en doen wordt door u met grote dankbaarheid weggeborgen in de schatkamer van uw hart. Maar in de binnenkamer is het feest: ervaring van genade. En de beloning der trouw: meer voor de Heer te mogen doen. God geve u dat gevoel, dat het nu pas goed begint. Mijn broer zei eens: de echte zegen van ons werk komt eerst, als de mensen geen notitie meer van ons nemen. Uw zilveren bruiloft was niet het feest van de aftakeling uwer liefde, maar een handwijzer naar de gouden bruiloft. Zij zo ook het zilver van uw ambtsfeest een profetie van het goud. Niets uit ons en al uit hem. Zo gaan we naar Jerusalem.'
In dezelfde brief wijdt Jonker ook een aantal regels aan het afscheid van ds. L. W. Bakhuizen van den Brink in verband met zijn benoeming tot secretaris van de synode.
'Bakhuizen preekte gisteravond afscheid. Mijn God zal naar zijn rijkdom al uw nooddruft vervullen in heerlijkheid in C(hristus) (J)ezus. Houdt u dit voor gezegd.
Bakhuizen beklimt nu de hoogste sport van de ladder der protestantse hiërarchie (bijna een paus). Maar evenals ik (met Kierkegaard) liever goed gehangen zou willen zijn dan slecht getrouwd, zo zou ik liever achter de askar lopen dan secretaris van de synode zijn. Voor hemzelf is het wel een voorhof van de hemel.
Met hartelijke groeten aan allen, je oude vriend
(dat "oude" krijgt haast twee betekenissen)'
Den Boer tekent hierbij aan dat bij Jonkers' overlijden is opgemerkt dat hij kritisch stond tegenover organisaties, en kerkelijke instituten. Ik denk dat ook dat samenhangt met zijn voorliefde voor Kierkegaard, de scherpe kritikus van het bestaande kerkelijke leven van zijn tijd. Fel kon hij ook tekeer gaan als predikanten de politiek ingingen. Zo schreef hij na het overlijden van Talma: '...als ik er aan denk dat Sieb (Talma, A.N.) weer dominee-af zou zijn geworden om andermaal de evangelieverkondiging, voor de politiek te verruilen, ben ik niet bedroefd dat hij daarvoor bewaard is gebleven, omdat ik hem er te goed voor reken en het evangelie te hoog.' In vele opzichten een karakteristieke persoonlijkheid! Zijn brieven zijn niet alleen als tijdsdocument interessant, maar laten ook iets zien van de gedrevenheid van deze dienaar van het Evangelie.
***
Wie is Jezus? In het Kerstnummer van Hervormd Nederland waren enkele beschouwingen opgenomen over de vraag: Wie is Jezus Christus? Een van hen die aan het woord komen is Maria de Groot, dichteres en feministisch theologe. Nadrukkelijk verklaart ze dat ze als volgeling van Jezus vrij van kerkelijke ballast zich onttrekt aan alle kerkleer om zich in een ontmoeting met het jood-zijn van Jezus te begeven. Ik citeer uit haar artikel twee gedeelten:
'Jezus is voor mij een joodse rabbi, een mens die je verbindt met het levende jodendom van nu. Dat geeft een heel andere kijk op het nieuwe testament en op wat kerk eigenlijk is. Bovendien is hij de levende. En als ik dat zeg, heb ik de ruimte betrokken in mijn theologie, die de onzienlijke ruimte is.
Jezus is een jood geweest, een zwervende rabbi, die de tora heeft vervuld. Daardoor is hij de poort geworden waardoor de volkeren in contact zijn gekomen met het jodendom. Dus als hij zegt in het Johannesevangelie: "Ik ben de poort, of de deur" dan is dat voor mij eigenlijk de kerntekst als antwoord op de vraag: "Wie zeg je dat ik ben?"
Waar leidt die poort naartoe?
Naar de tora. De God van Abraham en Sara kennen we alleen door de joodse traditie en die rust op de tora. De tora is een wegwijzer, zoals Jezus dat voor ons is. En beginselen als tora, de wegwijzer, chochma, de wijsheid, schechina, de aanwezigheid van God, dat zijn vrouwelijke beginselen in het jodendom. Grammaticaal gezien zijn het vrouwelijke woorden in het Hebreeuws, maar dat heeft een veel grotere invloed dan bij ons: ze roepen ook vrouwelijke beelden op, het zijn incarnaties van vrouwelijke ervaringen van God. Het zijn vrouwelijke godsopenbaringen die in de christelijke kerken vergeten zijn geraakt, maar die wel degelijk tot de bronnen van de joodse traditie horen.
Wat doe je als feministisch theologe met die ontdekkingen?
Ik ben op een plaats buiten de muren van de kerk gaan staan. Ik wil niet zeggen dat ik niet meer bij de kerk hoor, want ik voel mij nog helemaal door mijn doop, belijdenis en predikantschap met die kerk verbonden.
Maar ik ga buiten de muren van alle kerken staan om die herontdekking dat Jezus niet gekomen is om een kerk te stichten, maar als een joodse rabbi ons als een wilde olijf op de tamme heeft willen enten, opnieuw te beleven...
Heeft het oud-kerkelijk dogma, dat Jezus waarachtig God en waarachtig mens is, voor jou betekenis?
Ik vind dat we op de vraag "Wie zeg jij dat ik ben?" geen voorbarige oud-kerkelijke antwoorden moeten geven. Ik zou willen proberen die vraag vanuit joods perspectief te zien, voorzover ik dat kan. Ik denk, dat het voor een jood onmogelijk is te zeggen, dat een mens God is, maar dat het in overeenstemming met de tora is om te zeggen dat een mens wel de imitatio dei, de navolging van God kan beoefenen. Dat is doen wat God wil dat je doet. Dat betekent levensheiliging en gerechtigheid.
Als je zo leeft, leef je in de navolging Gods. De mens is niet God, maar hij of zij spiegelt God. De mens is bedoeld groot te zijn in zijn of haar navolging van God. Ik denk dat de gnosis die gedachte heeft bewaard in een christelijke context. Wij christenen spreken altijd over de navolging van Christus, maar de gnostische teksten zeggen: het gaat er niet alleen om Christus te volgen, het gaat er zelfs om Christus te worden. Paulus spreekt er overigens ook zo over.'
We zijn hier wel ver verwijderd van de prediking van de kerk der eeuwen aangaande Jezus Christus, Immanuel, de Zoon van God en de Zoon des mensen. Mijn bezwaar tegen dit artikel is niet, dat Maria de Groot Jezus en de Joden op elkaar betrekt. Dat zal de kerk nooit mogen vergeten: Jezus is de Koning der Joden, de aan Israël beloofde, die kwam om wet en profeten te vervullen. Maar in het beeld wat Maria de Groot schetst komt Jezus niet uit boven het beeld van een joodse rabbi. Dat is in flagrante tegenspraak met het getuigenis van evangelisten en apostelen. Men moet heel wat teksten schrappen wil men tot het beeld komen wat hier geschetst wordt. Geen wonder, dat dat ook diepingrijpende gevolgen heeft voor de visie op het heil en de verlossing. Voor de verzoening door het lijden en sterven van Christus is geen plaats meer. Wat overblijft is een in feministische termen geformuleerde humanistische heilsleer. Het is vandaag de dag in sommige kringen mode om op deze wijze over het Jood-zijn van Jezus te spreken. Maar intussen houdt men uitverkoop onder datgene wat de kerk op grond van het getuigenis van (joodse) evangelisten en apostelen de eeuwen door beleden heeft: Waarachtig God en waarachtig mens. Ik meen dat men met een dergelijke uitverkoop ook de synagoge allerminst een dienst bewijst. In het gesprek met Israël dienen we de ander als we bescheiden en ootmoedig getuigen van Hem die de Heiland der wereld is en die door Zijn kruis en opstanding ons tot God brengt. Een kerk die dit getuigenis zou inruilen voor een gnostische zelfverlossingsleer heeft in feite geen boodschap meer.
A. N.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 januari 1986
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 januari 1986
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's