De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Wanneer is een overheid wettig?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wanneer is een overheid wettig?

11 minuten leestijd

Aanstaande zaterdag is er op de te houden extra vergadering van de generale synode ruimte gemaakt voor een synodaal gesprek over de uitlatingen van ds. H. Huting, de synodepraeses. Huting heeft gezegd dat, wanneer alle vreedzame middelen tegen het apartheidsbewind in Zuid Afrika zijn uitgeput, de kerk het gewapend verzet in Zuid Afrika zou moeten steunen. Zo tenminste luidden de eerste persberichten. Huting zelf heeft later deze berichtgeving genuanceerd. Hij heeft beweerd dat, wanneer de zwarte bevolking zélf zou kiezen voor gewapend verzet, de kerk dan ook solidair zou moeten zijn met de zwarten en dit verzet zou moeten steunen. Intussen is er op ruime schaal allerwegen discussie geweest over de vraag van de wettigheid van verzet tegen de (een) overheid. Afgezien van de Zuid Afrika kwestie op zich is de vraag actueel wanneer (gewapend) verzet tegen de overheid geoorloofd is. We staan dan voor de vraag: wanneer is de overheid wettig en wanneer onwettig? Direct daarmee verbonden is dan de vraag wanneer men de overheid gehoorzamen moet en wanneer niet.

Het Nieuwe Testament

Het is zonneklaar dat de Schrift zélf ons leert aangaande de overheden en de houding die de onderdaan, de burger daartegenover moet innemen. Wat het Nieuwe Testament betreft zijn daarbij enkele lijnen onmiskenbaar. Allereerst wordt telkens beleden dat Christus alle macht heeft in hemel en op aarde en dat Hij ook de macht heeft over koningen en overheden. Op de dag van de verschijning van onze Heere Jezus Christus zal Hij tonen te zijn 'de alleen machtige Heere, de Koning der koningen en Heere der heren' (1 Tim. 6 : 15). En tegenover Pilatus, die zich op zijn macht beroemt; mag Hij zeggen: 'gij zoudt geen macht over Mij hebben indien het u niet van boven gegeven was' Joh. 19 : 10, 11). Het feit dat Christus Heere, Kurios is is onze machtige, onopgeefbare belijdenis. De machten zijn door Hem en tot Hem geschapen (Col. 1 : 16)

Daarom — en dat is een tweede lijn in het Nieuwe Testament — mag de christen ook onder élke overheid getroost leven, in de wetenschap dat Hij met de zijnen is tot de voleinding van de wereld. Het bemoedigende woord van Christus in Lucas 12 luidt dan ook: 'en wanneer zij u heenbrengen zullen in de synagogen, en tot de overheden en de machten, zo weest niet bezorgd, hoe of wat gij tot verantwoording zeggen of wat gij spreken zult. Want de Heilige Geest zal u in die ure leren, wat gij spreken moet'. Ook als de ure van de grote verzoeking komt blijkt zo nochtans de lijdzaamheid en het geloof van de heiligen (Openb. 13 : 9).

Hiermee is echter noch niet de vraag beantwoord wat het Nieuwe Testament over de overheid op zich zegt. We lezen dat we de overheden en machten onderdanig moeten zijn (Titus 3:1), dat we alle menselijke ordening onderdanig moeten zijn, zowel 'koningen' als 'stadhouders' (1 Petrus 2 : 13, 14) en dat we God te vrezen en de koning te eren hebben (1 Petrus 2 : 17). En tenslotte vermaant Paulus in de brief aan Timotheüs dat 'gedaan worden smekingen, gebe­den, voorbiddingen en dankzeggingen voor alle mensen, voor koningen en allen, die in hoogheid zijn opdat wij een stil en gerust leven leiden mogen in alle godzaligheid en eerbaarheid' (1 Tim. 2:2). Uit dit alles moge blijken dat opstand tegen de overheid zó in de Schrift niet voorkomt. Eerder het tegendeel, de gehoorzaamheid aan de overheid is het normale.

Wat de overheid zélf betreft spreekt het Nieuwe Testament daarover polair, in twee uitersten. In het bekende hoofdstuk Romeinen 13 heet de overheid Gods dienaresse. Ook daar de vermaning haar onderworpen te zijn want 'er is geen macht dan van God' en 'wie zich tegen de macht stelt weerstaat de ordening van God'. Maar daarnaast het tegenbeeld van de dienaresse Gods, namelijk in Openbaring 13: het beest uit de zee dat macht ontvangt van 'de draak', dat een mond krijgt om godslastering te spreken, dat macht ontvangt om de heiligen de oorlog te verklaren, dat wereldwijde macht krijgt en wereldwijd aanbeden wordt. Er zijn dus overheden, die dienaressen Gods zijn en van Gód macht ontvangen; er zijn ook overheden die beesten zijn en hun macht van de draak ontvangen, duivelse, satanische machten. Deze laatste zijn het met name, die het geloof tegen staan, die de kinderen Gods vervolgen, die de heiligen het leven onmogelijk maken.

Gaat het om overheden, die dienaressen Gods zijn dan zijn ze ook 'ten goede'. Overheden, die macht van de draak ontvangen zijn alleen maar ten kwade. En daarom is gehoorzaamheid aan de overheid niet een geoorzaamheid-per-definitie. Daarom hebben de Reformatoren ook het recht van opstand erkend. Calvijn heeft enerzijds geschreven dat God, door op zichzelf (weliswaar) ongeoorloofde opstanden slechte overheden door betere kan vervangen. Maar intussen heeft hij ook het recht van opstand in dié zin erkend dat zo'n opstand dan georganiseerd moest worden door 'de lagere magistraten'. Dus dan toch ook weer geen volkswillekeur, maar geordend verzet.

Niet massief

Het gevaar is aanwezig om op grond van Rom. 13 al te massief tot gehoorzaamheid aan welke overheid dan óók te besluiten. Als argument wordt dan genoemd dat Rom. 13 en ook de aangehaalde gedeelten uit Titus en de eerste Petrusbrief geschreven zijn in de tijd van de Romeinse overheersing, onder de wrede keizer Nero dus. Dat mag waar zijn, maar ook Openbaring 13 is in die tijd geschreven. En nergens lezen we in genoemde teksten concreet dat de romeinse overheid op zich ten allen tijde gehoorzaamd moet worden. Wel zegt Christus: 'geef de keizer wat des keizers is'. Dat dient behoedzaam te maken als het gaat om ongehoorzaamheid aan de overheid.

Maar gehoorzaamheid aan God gaat boven alles. Ongehoorzaamheid kan geboden zijn. Daar levert de Schrift ook voorbeelden te over van. Het Oude Testament geeft het voorbeeld van de vroedvrouwen Sifra en Pua en van Daniël en zijn vrienden, die het bevel van hogerhand niet opvolgen. Het Nieuwe Testament levert ons het grote voorbeeld van de apostel der heidenen, die zich om wille van het Evangelie de mond niet laat snoeren, tot voor overheden toe niet, en die zijn getuigenis met gevangenissen moet bekopen. In alle gevallen gaat het er dan om het gebod van God méér gehoorzaam te zijn.

Concreet vandaag

Intussen is het niet eenvoudig om vandaag aan de hand van wat de Schrift ons zegt onze weg te gaan als het de overheid betreft. We kunnen natuurlijk heel eenvoudig zeggen: wij hebben onze eigen overheid en moeten daartegenover onze houding bepalen. Elk moet dat voor zich maar doen in het land waarin men leeft. Maar zó kleinschalig leven we niet meer. Kunnen we dan vandaag van elke overheid zeggen dat die wettig is, Gods dienares is, de mens ten goede? Dat geldt toch bepaald niet voor de regimes van de wrede tirannen, die ook vandaag hun eigen volk uitmoorden. De wandaden van Idi Amin in Oeganda liggen nog vers in het geheugen. Zijn schrikbewind deed niet onder voor dat van Nero en mag bepaald wel de typering van het beest dragen. Maar welke bezettende machten hebben zó in de contemporaine geschiedenis niet de wereld geteisterd? Het Hitler-regime in de Tweede Wereldoorlog, de Sovjet-bezetter in de satellietlanden achter het ijzeren gordijn. Was hier het recht van opstand niet evident, om het loutere feit al dat het hier om bezetters ging en gaat? Mocht in de oorlog niet gebeden worden voor de overwinning van de geallieerden en mocht niet gebeden worden om de goede afloop van de helaas wreed neergeslagen hongaarse opstand van 1956?

Verder is het intussen zo dat vandaag diverse overheden aan de macht gekomen zijn door een coupe, door de revolutie. Wie de coupe pleegt mag de tegencoupe verwachten. Wanneer de ene overheid langs de weg van de revolutie opeens door een andere wordt vervangen is die revolutionaire overheid dan opeens wettig? Hier liggen uitermate complexe vragen, vragen die vooral ook op het volkenrechtelijke vlak liggen. Maar vele overheden zijn er vandaag dank zij de revolutie.

Gaat het dan ook om de vraag van de wettige overheid dan gaat het niet aan om massief Romeinen 13, ongeacht de situatie toe te passen. Het dienaresse Gods zijn is de ene kant, het ten goede zijn voorhet volk is de andere kant. En hier kan een groot spanningsveld liggen. Als Paulus in 1 Tim. 2 vermaant om te bidden voor koningen en allen, die in hoogheid zijn, dan voegt hij er aan toe: opdat wij een stil en gerust leven leiden mogen 'in alle godzahgheid en eerbaarheid'. Met andere woorden, het gaat er ook om dat de overheid de weg vrij houdt of maakt voor de doorwerking van het Evangelie, zodat mensen godzalig en eerbaar leven, in overeenstemming met het gebod Gods. Dat is ten diepste 'ten goede' van mens en samenleving.

De actuele situatie

Intussen gaat het momenteel om de kwestie Zuid Afrika. Duidelijk is dat daar de godsdienstkwestie niet in het geding is, al moeten we niet onderschatten wat het betekent dat de kerk kerkwetten heeft die het onmogelijk maken dat blank en zwart samen avondmaal vieren en dat de staat — ondanks het afschaffen van de ontugwet — wetten heeft die het onmogelijk maken dat blank en zwart onder één dak of bij elkaar wonen. Maar de kwestie in Zuid Afrika is ten diepste een sociale kwestie en geen godsdienstkwestie. De vraag daarbij is of de Zuidafrikaanse overheid een wettige overheid is of niet. In Zuid Afrika is geen sprake van een bezettende macht. Er is sprake van een overheid, die wortelt in de historie van het land. Er is weliswaar sprake van schrijnende onrechtvaardigheid maar daarmee is de overheid nog niet on-wettig, laat staan dat revolutionair optreden ertegen ge-wettigd is en — weer een stap verder — door de kerk gesanctioneerd mag worden.

Hier een vergelijking te maken met de situatie in de Tweede Wereldoorlog is onjuist, omdat toen onze wettige overheid in Londen zat. Hier een vergelijking te maken met de tachtigjarige oorlog is eveneens onjuist omdat het toen ging om een strijd voor de godsdienstvrijheid.

Terecht heeft L. M. P. Scholten er in De Wachter Sions op gewezen dat de Prins Willem van Oranje alleen dan de leiding van het geuzenleger op zich wilde nemen wanneer hij zeker wist niet met wederdopers van doen te hebben. Hij eiste ondertekenig van de lutherse belijdenis. Maar Datheen C.C. ging het om de gereformeerde religie. Zij stelden aan de prins de eis dat hij alleen dan de leiding van het geuzenleger krijgen kon als hij de gereformeerde religie zou handhaven. Het trekken van een parallel tussen de tachtigjarige oorlog en de huidige Zuidafriaanse situatie is dan ook ten enenmale onjuist. En daarom mist oproep tot steun aan het gewapend verzet aldaar alle grond. De kerk moet zich zelfs afvragen wat de revolutie aldaar zou los maken juist met betrekking tot de godsdienstige waarden.

Intussen is het duidelijk dat het hier dan ook gewoon om politieke keuzen gaat. Als de kerk zich daartoe laat verleiden is ze ook verantwoordelijk voor wat gebeurt als de beweging die men thans steunt aan het bewind gekomen is. De situatie in Zimbabwe spreekt in dat opzicht duidelijke taal. Daarom zal de kerk nimmer aan de kant van de revolutie om puur sociale of politieke of emancipatorische kwesties kunnen staan. Ze heeft de verzoening te preken en niet het geweld en verder heeft ze elke overheid terug te roepen naar het Woord, ook wanneer die overheid in de sociale kwestie niet recht en gerechtigheid bevordert maar het onrecht.

Voorbeeld

Nog één voorbeeld uit de geschiedenis tenslotte. In 1918, toen de emancipatie van de arbeidersbeweging weliswaar in gang was maar nog lang niet voltooid en er bepaald nog wel sociale wantoestanden waren, preekte Troelstra, de leider van de socialisten de revolutie. Hij werd weliswaar door zijn partij teruggefloten. Het mag toch echter een zegen worden geacht dat die revolutie geen doorgang vond maar dat langs de weg van de geleidelijkheid de emancipatie van de arbeidersbeweging kon doorzetten! Ligt hier niet een parallel met de Zuid Afrikaanse kwestie? Een zwarte bevolking die sterk en snel emancipeerde. Een situatie die om fundamentele en snelle veranderingen vraagt. Maar de weg van de revolutie? Nee. Ook hier zal blijken dat de revolutie haar eigen kinderen verslindt.

Te onderschatten valt verder niet dat zich een theologie van de revolutie heeft breed gemaakt, die een eigen invulling gegeven heeft aan de begrippen recht en gerechtigheid. Het gaat dan meer om rechten van de mens dan om het recht Gods. Recht en gerechtigheid staan dan niet zelden in politieke kaders, en dan socialistisch geduid. Dan ligt verder de vraag van de wettige overheid alleen maar in het verlengde daarvan, namelijk: gaat het óm of gaat het toe naar een socialistische samenleving? Welnu, al deze dingen dienen in de problematiek waarom het nu, waarom het ook op de a.s. synode gaat, wel duidelijk te worden onderscheiden.

' V. d. G.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 januari 1986

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Wanneer is een overheid wettig?

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 januari 1986

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's