Alternatieve godsdienstige opvoeding?
De wetgever als 'geestelijk' verzorger
Al sinds lang is de staat der Nederlanden godsdienstig-neutraal. Dat neemt niet weg dat het christelijk verleden van ons volk nog lang merkbaar en voelbaar was. In onze tijd ebben ook de laatste resten van een min of meer theocratisch verleden weg.
Nu houdt de scheiding tussen kerk en staat in dat de wetgever zich niet inlaat met de godsdienstige opvoeding binnen de scholen. Godsdienstonderwijs binnen de christelijke scholen wordt dan ook niet namens de staat, maar namens gezin, schoolvereniging en kerk gegeven. Ook het godsdienstonderwijs in de openbare school wordt verzorgd door instanties van buiten de school en niet namens de staat. Krachtens haar neutraliteit kan de staat niet treden in de rechten van godsdienst of godsdienstige instanties.
Maar is de staat wel zo neutraal? kan men zich afvragen. Sinds 1 augustus 1985 is de overheid zich namelijk duidelijk gaan bemoeien met de godsdienstige opvoeding. Niet zo zeer door de rechten van de christelijke opvoeding regelrecht aan te tasten, maar meer door naast de christelijke opvoeding een alternatieve religieuze opvoeding van staatswege te plaatsen. Sinds 1 aug. 1985 treedt de wetgever op als een alternatieve geestelijke verzorger. Die alternatieve godsdienstige opvoeding wordt aan de man gebracht onder het mom van 'geestelijke stromingen'. Het gaat hier om art. 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis, maar dan in omgekeerde richting. In plaats van afgoderij en valse godsdienst tegen te gaan - geheel in de lijn van het theocratisch ideaal van dit artikel - gaat de wetgever het onderwijs in wereldgodsdiensten en allerlei secten en stromingen verplicht stellen en bevoogden.
De invoering van het kennisgebied 'geestelijke stromingen'
Zo gezien is het wel een heel opmerkelijk feit, dat de wetgever nota bene binnen een 'neutrale' staat opeens initiatieven gaat ontplooien ten aanzien van de godsdienstige opvoeding door bovengenoemd kennisgebied verplicht te stellen in de wet op het basisonderwijs voor kinderen van 4 tot 12 jaar en dat zowel voor openbaar als voor bijzonder onderwijs. Misschien denkt iemand: het zal zo'n vaart niet lopen. Het gaat slechts om een 'kennis'-gebied. Waarom zouden de kleine kinderen niet iets van andere godsdiensten mogen weten? Al is tegen het laatste op zich geen bezwaar, het is toch maar de vraag hoeveel verwarring er kan ontstaan - juist voor kleine kinderen - in hun godsdienstige vorming. Bovendien: hoe wordt hun dit onderwijs aangeboden? Welke accenten gaan de onderwijsgevenden hier leggen?
De wet stelt dat dit onderwijs nl. in 'geestelijke stromingen' neutraal en objectief gegeven dient te worden. Echter niet op grond van non-participatie - ook weer niet al te objectief dus - maar juist met een zekere innerlijke betrokkenheid. Dit 'kennis'-gebied bedoelt nl. nadrukkelijk 'begrip' te kweken voor 'andersgelovigen' ondermeer vanwege het multiculturele karakter van de nederlandse samenleving. En het is nog maar de vraag hoeveel ruimte de wet nog geeft om de waarheidsvraag aan de orde te kunnen stellen.
M.i. wordt hier via de achterdeur van een zogenaamd kennisgebied aan de christelijke school een verplichte alternatieve godsdienstige opvoeding opgedrongen. Dit alles met een beroep op de noodzaak van zogenaamd intercultureel onderwijs in verband met het godsdienstige pluralistische denken van onze tijd. Binnen dit pluralisme is er geen enkele ruimte voor het stellen van de waarheidsvraag. Als hier al begrip gekweekt wordt, dan zal dat begrip niet veel meer inhouden dan een vorm van agnosticisme: van God en godsdienst kun je niets zeker weten dus moet elk maar op zijn eigen wijze zalig zien te worden. Wie resoluut zijn geloof belijdt en duidelijke Bijbelse uitspraken over allerlei religie in het openbaar doet, zou wel eens wegens discriminatie voor de rechter gesleept kunnen worden. De anders zo tolerante (?) democraten zijn intussen hard bezig om de christelijke school monddood te maken.
De wetgever is echter in overtreding. Zij overschrijdt de grenzen van de grondwettelijk gegarandeerde godsdienstvrijheid. Waar zijn alle instanties gebleven die zich zo nadrukkelijk bezig houden met de controle op de naleving van de grondwet?
De wetgever mag m.i. de christelijke school hooguit adviseren tot intercultureel onderwijs, maar zij kan en mag de christelijke school niet veroordelen tot godsdienstig pluralisme. De verborgen doelstelling van het kennisgebied geestelijke stromingen is: de propaganda dat alle godsdiensten gelijk en gelijkwaardig zijn. De openbare school heeft hier geen moeite mee, maar een christelijke school die leeft vanuit het Evangelie voelt zich hier bijna gedwongen tot een in het openbaar verloochenen van het unieke van het christelijke geloof. Van kwart voor negen tot half tien mag je je leerlingen opvoeden bij het algemeen en ongetwijfeld christelijk geloof als iets dat onder ons volkomen zekerheid heeft, maar op een later tijdstip van de dag zullen we bij 'geestelijke stromingen' moeten propageren dat er in elke godsdienst wel iets waardevols zit en dat tenslotte alle godsdiensten toch wel ongeveer hetzelfde bedoelen: God, deugd en onsterfelijkheid. Zo zou ook de christelijke school ingeschakeld worden bij de propaganda van het moderne pluralisme. Hier is duidelijk sprake van staatspedagogiek: op grond van politieke motieven legt de wetgever aan de christelijke school een opvoedingsideaal op dat regelrecht in strijd is met het wezen van het christelijke geloof.
De trits democratisering, antidiscriminatiewet, 'geestelijke stromingen'
Wie nog wil volharden in de houding van een geruste te Stion, moge bedenken dat dit kennisgebied uitstekend past in een onrustbarende ontwikkeling die inzette bij de 'democratisering', waarbij in de eerste plaats het gezag van de Bijbel, maar in de verdere praktijk ook het gezag van het 'bevoegde gezag' deels onderuit werd gehaald. Het was de bedoeling dat de christelijke besturen hun greep op de instituten voor een deel zouden verhezen, zodat er meer ruimte kon komen voor het gezag van grijze neutraliteit en van de pure tolerantie.
Het beroep op het Schriftgezag kan - althans wanneer dit in het openbaar plaats vindt - via de antidiscriminatiewet afgestraft worden. Het kennisgebied 'geestelijke stromingen' verplicht de christelijke school op z'n minst tot een 'hinken op twee gedachten'. Enerzijds mag ze nog wel het christelijke geloof belijden, anderzijds wordt ze verpHcht tot propaganda voor het theologische pluralisme.
Nu hebben sommige schooltypen het juk van het hinken op twee gedachten al lang vrijwillig op zich genomen. Hier valt te denken aan de zgn. ontmoetingsscholen.
De christelijke ontmoetingsschool en 'geestelijke stromingen'
Met ontmoetingsschool bedoelt ondergetekende dat type van scholen dat als ideaal heeft de ontmoeting binnen de school van verschillende godsdiensten op voet van volstrekte gelijkwaardigheid. Dit type ontmoetingsscholen zal met bovengenoemde ontwikkelingen weinig moeite hebben. De wetgever heeft ongetwijfeld een zekere gelijkschakeling beoogd van het christelijke basisonderwijs in de richting van deze ontmoetingsscholen.
Het evangelie dat binnen deze scholen vermoedelijk nog slechts in de vorm van informatie op de leerlingen overkwam, zal zich steeds meer gaan oplossen - binnen dit type scholen - in de wazige mist van vage en algemene religiositeit. Dat de Heere Jezus Christus dé Weg, dé Waarheid en hét Leven is, kun je immers niet meer hardop zeggen en zeker niet meer voluit belijden.
De verschillen tussen een openbare school-met-geestelijke-stromingen én een christelijke ontmoetingsschool van dit type, zullen op den duur zo klein worden dat een fusie tussen beide schooltypen voor de hand ligt. Hier liggen prachtige blauwdrukken voor nieuwe 'bezuinigingsplannen'. Uit een eventuele fusie tussen de openbare school en een christelijke ontmoetingsschool zou dan mooi weer de liberale 19e eeuwse openbare school met 'neutraal' godsdienstonderwijs te voorschijn kunnen komen.
De christelijke getuigenisschool en 'geestelijke stromingen'
De positie van de christelijke getuigenisschool daartegenover wordt ernstig bedreigd. Als dit type school het Schriftgezag en de belijdenisgeschriften ernstig neemt, dan wordt zij door genoemde ontwikkelingen in het uitdragen van haar beginselen ernstig belemmerd.
De Bijbel doet namelijk nogal wat 'harde' uitspraken over allerlei vormen van afgoderij. Het 'Ik ben de HEERE Uw God, gij zult geen andere goden voor Mijn Aangezicht hebben' zegt toch eigenlijk al meer dan genoeg als het gaat over de waardering van en voor andere godsdiensten.
Stel dat een leraar godsdienst eens in het openbaar zich zou beroepen op de uitspraken van de apostel Paulus ten opzichte van de wereldgodsdiensten in het licht van Romeinen 1. Alle andere godsdiensten worden hier in principe immers gezien als even zo vele pogingen van de van God afgevallen mensheid om de waarheid in ongerechtigheid ten onder te houden! Om er maar over te zwijgen dat de apostel Paulus ook allerlei zedelijke ontsporingen als een direct gevolg ziet van het pogen om de waarheid in ongerechtigheid ten onder te houden. De apostel doet overigens niets anders dan een korte samenvatting geven van wat het Oude Testament op dit punt leert.
En wat zal een christelijke getuigenisschool nog met de Nederlandse Geloofsbelijdenis kunnen beginnen? In art. 9 wordt de Islam veroordeeld vanwege haar afwijzing van de christelijke leer over de Drie-Eenheid. In art. 27 wordt de kerk genoemd onder het getal van de 7000 die hun knie niet voor Baäl hebben gebogen. En wie hier het verhaal van Elia op de Karmel ter sprake zou willen brengen, krijgt ongetwijfeld de Stiba achter zich aan, want dit verhaal getuigt nu bepaald niet van veel respect voor en objectiviteit ten opzichte van de Baälpriesters. De belijdenis spreekt onverstoord over de ware en de valse kerk en godsdienst. Een dergelijk onderscheid mag in de hedendaagse visie niet eens meer gemaakt worden. Art. 36 brengt afgoderij en valse godsdienst zelfs in verband met de anti-christ. Vermoedelijk heeft Guido de Brès weinig gevoel gehad voor al die 'geestelijke stromingen'. Worden al dit soort uitspraken ook binnen de christelijke school in de toekomst bestempeld als discriminatie?
De reactie van de christelijke scholen
In het algemeen wordt er binnen het christelijk onderwijs nog tamelijk lauw gereageerd op deze ontwikkelingen. Veel basisscholen zij nog niet eens serieus toegekomen aan het overdenken van de problematiek rond dit nieuwe kennisgebied. Er is ook zo ontzaglijk veel te doen! Toch moet elke betrokkene bij de school wel weten waarover het gaat bij 'geestelijke stromingen'. Laten kerken, schoolbesturen, oudercommissies en medezeggenschapsraden op hun hoede zijn. Als het christelijke onderwijs eenmaal het goede Bijbelse spoor is kwijtgeraakt, zal de weg terug heel moeilijk blijken te zijn.
Al eerder hebben we in deze kolommen aandacht gegeven aan het nieuwe vak 'geestelijke stromingen' voor de basisscholen. Invoering van dit vak is niet zo onschuldig als menigeen denkt. Dat is de mening van de heer A. E. Oudenaarden, leraar godsdienst aan Pabo 'Felua' te Ede. Een door hem gezonden bijdrage treffen de lezers hiernaast.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 februari 1986
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 februari 1986
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's