De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Het burgemeestersambt

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het burgemeestersambt

Beroep en Beroepsethiek

7 minuten leestijd

Burgemeester zijn, met name in de huidige turbulente maatschappij, komt neer op het in toenemende mate staan (figuurlijk althans) op kruispunten van wegen. Zorgen voor een stukje stabiliteit in een soms woelige politieke en maatschappelijke omgeving. Uit de koninklijke benoeming van een burgemeester mag de verwachting worden geput, dat een burgemeester iemand is die consistent is in zijn opvattingen, een goed inzicht heeft in het functioneren van de gedecentraliseerde eenheidsstaat, feilloos vergaderingen kan leiden, een brok kennis in huis heeft, strikt rechtvaardig is en - last but not least - met mensen kan omgaan. Het is een ambt met oneindig veel facetten, waarvan de uitoefening bijzonder moeilijk is en een groot tijdsbeslag op de functionaris legt. Met name dit laatste staat vaak in schril contrast met vele andere functies die, hoe zwaar soms ook, veelal nog ruimte laten voor het functioneren in een normaal gezinsleven. Een burgemeester moet daarvan veel missen. Geen geklaag daarover, maar in een tijd van arbeidsduurverkorting mag ook weleens worden opgemerkt dat het zo nu en dan als schrijnend wordt ervaren dat mensen in tijdfuncties steeds korter gaan werken en mensen in taakfuncties in feite langer. Zelfs voor een gezond mens, die werken als een zegen van God ervaart, geeft dit enige spanning. Die spanning is er te meer, indien de burgemeester als christen tracht te leven en te functioneren. Ideaal en werkelijkheid liggen soms uiteen en kunnen het spanningsveld waarin een burgemeester zich vrijwel altijd bevindt soms vergroten. Het is, denk ik, niet bezijden de waarheid als ik stel dat een burgemeester een prima gezondheid, stalen zenuwen en een huid als een buffel moet hebben.

De mooie kanten van mijn beroep

Naast vele moeilijke kanten heeft mijn beroep gelukkig veel mooie kanten. Je bent veel bezig met nieuwe dingen die in de gemeente moeten worden gerealiseerd of met bestaande die in stand dienen te blijven en dat op een breed gevarieerd terrein. Er zijn onzaglijk veel gesprekken met mensen over te verwezenlijken zaken en heel vaak komt het voor dat de vertrekposities van de deelnemers aan die gesprekken zo verschillend zijn dat je je bij de aanvang van de gesprekken soms afvraagt of het doel dat je in het oog hebt ooit zal worden bereikt. Je moet dan, zoekend naar een synthese, nu eens de teugels strak aantrekken en dan weer iets laten vieren, scherp je conclusies trekken en die weer als discussiestof op tafel leggen. Dat is mooi werk in mijn ogen, omdat je dan niet alleen met zaken maar ook met mensen bezig bent. Dan is daar het leiden van alle mogelijke vergaderingen, bijv. van de raad en van het college van burgemeester en wethouders, maar ook van talloze andere besprekingen. Ik hou daarvan en ik zou niet graag een ander beroep uitoefenen. Daarbij laat ik de vraag of ik na bijna 15 jaar burgemeesterschap nog wel geschikt zou zijn voor een ander beroep maar onbeantwoord. 

De knelpunten van mijn beroep

Na het voorgaande te hebben gelezen, zullen er zijn die denken dat het een burgemeester altijd voor de wind gaat of dat het alles goud is wat blinkt. Niets is minder waar. Ook een burgemeester heeft met tegenslagen te maken. Het is mij meermalen overkomen dat ik dingen niet voor elkaar kreeg, dat ik mensen niet bij of tot elkaar kon brengen, dat de financiën om iets te realiseren niet bijeen konden worden gebracht, dat ik hoger bestuur in bepaalde zaken niet meekreeg, dat men mij niet begreep of niet wilde begrijpen. Soms is dat teleurstellend, maar teleurstellingen zijn nu eenmaal ook het deel van de bestuurder. Je moet dan overeind krabbelen, je uitschudden en de aandacht weer op andere zaken richten. Wie dat in het openbaar bestuur niet kan, doet er verstandig aan geen positie daarin niet te begeren.

Een belangrijk knelpunt in mijn beroep is de factor tijd. Ik zie meer taken dan de factor tijd mij toestaat te behartigen. Het gevaar ligt dan altijd op de loer dat ik meer met zaken dan met mensen bezig ben. Dat stoort mij soms, omdat er zo veel mensen zijn die mijn aandacht vragen of nodig hebben. Het zijn van manager slokt tijd op ten koste van het burgervaderschap, dat ik ook nadrukkelijk tot mijn taak reken. Op onregelmatige tijdstippen ga ik dan dwars tegen de draad in door op een afspraakloze middag tegen mijn secretaresse te zeggen dat ik 'de gemeente in ben'. Zij kan mij bereiken via de semafoon en u kunt mij, afhankelijk van het seizoen en overige omstandigheden, vinden in de stal of het hooiland van een boer, waar ik even bijpraat. Tijd is in mijn situatie niet altijd geld, maar wel een euvel waartegen ik permanent strijd lever.

Grenzen

Waar liggen de grenzen als het gaat om mijn christelijke verantwoordelijkheid en dat wat mijn beroep vandaag van mij vraagt?

Mijn grenzen liggen verankerd in Gods Woord en zeer in het bijzonder daar waar gesproken wordt over de taak van de overheid. De overheid is dienaresse Gods, het volk ten goede, en uit dien hoofde in een afhankelijke, gehoorzamende positie jegens de Heere God geplaatst. De Wet des Heeren geldt onverkort ook voor de overheid; ook zij zal daarnaar hebben te handelen. De dienaren van de overheid, waartoe ik mij moet rekenen, zullen eenmaal voor Gods rechterstoel moeten verschijnen om verantwoording af te leggen voor het doen en laten in hun functie. Daarbij zal, naar mijn overtuiging, het oordeel Gods zich meer uitstrekken over de wijze van bekleding van het ambt in relatie tot wat God daarvan verlangt dan over de wijze waarop de bekleder van het ambt tegemoet is gekomen aan wat het volk van hem vroeg. De ambten zijn uit Christus, niet in het minst het overheidsambt. Daarvan ben ik diep doordrongen en deze wetenschap is voor mij van veel meer belang dan te weten hoe mensen over mij oordelen. Gebrekkig en zondig als mensenwerk echter is, maak ook ik fouten; veelal geen zichtbare voor de mensen, maar wel voelbaar in de persoonlijke verhouding tot de Heere God. Daarom past veel gebed in deze functie, ertoe strekkend dat Hij ons bewaart bij Zijn Woord en Wet. In dit verband mag ik mij gelukkig prijzen dat in mijn gemeente de raadsvergaderingen zowel als de vergaderingen van het college van burgemeester en wethouders altijd beginnen en eindigen met een door de voorzitter uit te spreken vrij gebed. Een andere begrenzing vormt het beginselprogramma van de SGP waaraan ik mij uit overtuiging en krachtens lidmaatschap gebonden voel. Zeker dit laatste is geen ondraaglijke last omdat ik verstandelijk toestem en in mijn hart mag gevoelen dat de beginselen van mijn partij gegrond zijn op het onfeilbare en onveranderlijke Woord van God.

Wat betekenen die begrenzingen nu in de dagelijkse praktijk van het leven? Alvorens die vraag te beantwoorden, moet ik opmerken dat ik burgemeester ben in een gemeente waarin de verhoudingen in de burgerij en die in de bestuursorganen zodanig zijn, dat ik daarbinnen ook wezenlijk kan functioneren. Met andere woorden: de mij toevertrouwde gemeente is in tal van opzichten betrekkelijk traditioneel met een bevolking die een grote mate van kerkelijke betrokkenheid vertoont. Dat bewerkstelligt, dat ik niet dagelijks om der wille van mijn principes de barricaden behoef te beklimmen.

Maar soms komt het voor - dat is aan de politiek nu eenmaal eigen - dat ik een barrière niet over kan. In dat geval verklaar ik mijn stem en neem ik een minderheidsstandpunt in. Zodoende maak ik mij vrij van de verantwoordelijkheid voor een besluit dat ik wegens zijn inhoud niet kan dragen. Zo alleen ook blijft men als burgemeester duidelijk en herkenbaar voor de medebestuurders en voor de burgerij. En zo alleen ook jaagt men een rechte verhouding tot de Heere God na. Doch ook daarin ligt een element van spanning, omdat naar mijn oordeel terughoudendheid in het innemen van minderheidsstandpunten een burgemeester meer siert dat het tot een vorm van polarisatie leidende innemen van afwijkende standpunten zonder dat daar een dwingende noodzaak toe aanwezig is. Wijsheid is beter dan kracht, zegt de Prediker, en waar die wijsheid te bekomen is verzuimt hij gelukkig niet te vermelden. Bij de Heere God, Die mildelijk geeft en niet verwijt.

Oldebroek

A. C. Ph. Hardonk, burgemeester

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 februari 1986

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Het burgemeestersambt

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 februari 1986

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's