De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Rondom het beroepingswerk (1) Juiste

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Rondom het beroepingswerk (1) Juiste

7 minuten leestijd

Aan het beroepingswerk zitten allerlei ethische kanten. Zeker in een tijd waarin het aantal vacatures klein is en het aantal beroepbare predikanten en kandidaten groot. Het is daarom nodig aandacht te vragen voor het geestelijk en zuiver houden van het beroepingswerk. De redactie vroeg aan ds. W. van Gorsel (Gouda) om over deze materie een en ander te schrijven . In enkele afleveringen wordt zijn bijdrage geplaatst.

Red.


Een dankbaar onderwerp

Niet weinigen onder onze lezers zullen, wanneer de krant uit de brievenbus is gehaald of opgeraapt van de deurmat, terstond pagina 2 opslaan om kennis te nemen van het beroepingsnieuws. Verschillende dagbladen hebben in de loop der jaren deze rubriek laten vervallen of haar weggestopt in een onopvallend hoekje. Symptoom van het feit dat de kerk niet meer centraal staat in onze samenleving. TROUW brengt tegenwoordig deze berichten samen onder het hoofd 'Voorbijgangers', misschien gedachtig aan de zegswijze: er gaat een dominee voorbij, óf om te illustreren dat nieuws over gaande en komende predikanten van voorbijgaande aard is? In ieder geval worden de beroepingsberichten nog gepubliceerd én gelezen.

Een dankbaar onderwerp is het kerknieuws ook voor buurpraatjes, verjaardagsvisites en gezellige avondjes. Ds. Jansen is beroepen te X, ds. Pietersen gaat naar Y, ds. Klaassen heeft bedankt voor Z. Het onderwerp is onuitputtelijk, want als een gemeente vakant is kunnen er reeds gissingen worden gemaakt over de vraag waarheen de kerkeraad zal gaan om te 'horen'. Komt het tot een beroep, dan kunnen de kansen worden afgewogen. Na de beslissing kunnen de motieven voor aannemen of bedanken weer de revue passeren. En wanneer het een bedankje is geworden, dan kan de hele procedure opnieuw beginnen.

Merkwaardig, dat ons 'leraarlievende volk', dat niets moet hebben van kansspel, toto en andere vormen van gokken, ineens wel aan kansberekening doet wanneer het beroepingswerk aan de orde is, en dat er altijd en overal weer mensen zijn die met zekerheid menen te weten hoe de beslissing zal uitvallen. 'Geen schijn van kans', zegt de één. 'Dat kon hij weleens doen' meent de ander. 'Wedden dat hij gaat?' roept de derde. En voor al deze prognoses heeft ieder zo z'n eigen motieven. Hij blijft, want hij woont hier mooier. Hij gaat, want hij kan daar meer verdienen. Hij zal het wel doen, want dan woont hij dichter bij de familie. Of hij doet het niet, want daar zijn geen studie-mogelijkheden voor de kinderen. Enzovoorts, enzovoorts. Als predikant heb je soms de indruk dat de gemeente al heeft beslist, lang voordat je zelf tot een beslissing kunt komen. En van de dienaar van het Woord wordt verwacht dat hij de beslissing neemt in de binnenkamer, maar óver hem wordt beslist op straat...

Natuurlijk is het bovenstaande generaliserend, maar ieder die geen vreemdeling is in het kerkelijk Jeruzalem zal er herkenningspunten in vinden. 

Een hachelijke onderneming

Het beroepingswerk mag dan een dankbaar onderwerp voor het gesprek zijn, maar erover schrijven is een nogal hachelijke onderneming. Wie aan de weg timmert heeft bekijks, en zeker wanneer het de weg betreft waarop kerkeraden en predikanten elkaar ontmoeten.

Allereerst die kerkeraden. Een buitenstaander kan nog niet bij benadering aanvoelen wat het voor een kerkeraad betekent vakant te zijn en zich bezig te moeten houden met de vervulling van de vakature. Dat is een tijdrovend en vermoeiend werk. Juist in een herderloze periode kunnen accentsverschillen binnen de kerkeraad leiden tot spanningen en polarisatie. En vooral in het begin is de verleiding groot dat de kerkeraad op zoek gaat naar het beruchte 'schaap met vijf poten'.

Daar komt bij dat de kerkeraad, naarmate de vakature voortduurt, nogal wat te incasseren krijgt vanuit de gemeente. 'Jullie moesten eens naar ds. A gaan.' 'Ik snap niet waarom jullie ds. B niet beroepen.' Juist de gemeenteleden die door weinig kennis van het kerkelijk leven en van de kerkelijke kaart worden gehinderd, hebben veelal het hoogste woord. De beste stuurlui staan aan de wal, en de beste kerkeraadsleden zitten meestal niet in de ouderlingenbank. Een vergrijsde ambtsbroeder vertrouwde me eens toe: 'de gemeente denkt dat wij alle dominees aan een touwtje hebben en niets anders hoeven te doen dan maar te trekken...'.

Het beroepingswerk kan ook een pijnlijk onderwerp zijn voor hen die er het meest bij betrokken zijn: de predikanten. Vooral vandaag, nu in de gereformeerde sektor van de kerk het aanbod de vraag overtreft, is de kans op een beroep veel kleiner dan voorheen. Dat heeft tot gevolg dat een vrij groot aantal predikanten, die overigens best capaciteiten hebben, veroordeeld zijn tot 'levenslang'. Hoezeer predikanten die ook nog weleens willen veranderen, daaronder kunnen lijden, weten vaak alleen de pastoriebewoners zelf. En zeker wanneer ze merken dat kerkeraden 'het neusje van de zalm' (in hun ogen althans) zoeken en steeds meer selektief te werk gaan. Men moet dan wel een groot geloof hebben en een nobele geest zijn om dat blijvend te kunnen verwerken en met vreugde de arbeid te verrichten.

Meen echter niet dat de betrekkelijk kleine groep predikanten die de last van het beroepingswerk draagt, te benijden is. Ons domineesvlees wil wel graag 'een zeer gewenst man' zijn en van tijd tot tijd in het nieuws komen, maar daar staan heel wat negatieve factoren tegenover. Een beroep brengt de nodige onrust in pastorie en gemeente, blokkeert voor een deel het werk, en geeft altijd weer de spanning: wat moet ik doen, aannemen of bedanken? En vaak nog innerlijke strijd na de beslissing: heb ik het wel goed gedaan? Al deze zaken overwegende zou men ervoor terugschrikken z'n gedachten inzake het beroepingswerk op papier te zetten. Wanneer ik het (op verzoek) toch doe, dan verbeeld ik me zeker niet het laatste en beslissende woord te spreken. Ik wil alleen wat gedachten ter overweging doorgeven en deze zonodig graag voor andere en betere inruilen.

De vakature

'Zodat de plaats vacant is...' Met deze stereotype uitdrukking eindigden vrijwel alle berichten in De Boekzaal, waarin het over-lijden of het afscheid van een pedikant werd gememoreerd. 'De Boekzaal der geleerde Wereld' was hèt tijdschrift in de 17e en 18de eeuw, dat ook voor het kerknieuws een belangrijke plaats inruimde en dat voor ons nog een schat aan informatie bevat. Het beroepingswerk, de bevestiging, de intrede, het afscheid, het werd allemaal tot in bijzonderheden vermeld. Verslagen van een afscheidsdienst - waarin de tranen rijkelijk vloeiden - of van de begrafenis van een dominee - waarbij uiteraard nóg meer werd geschreid - eindigden dan steevast met de hierboven geciteerde zin. De huidige kerkorde stelt in Ord. 13, Art. 122 het volgende: 'Een predikantsplaats wordt vacant, indien de daarop gevestigde predikant overlijdt, een beroep naar elders opvolgt, emeritaat ontvangt, van zijn ambt wordt ontheven of uit zijn ambt wordt ontzet'. Gelukkig behoren de laatste twee mogelijkheden tot de uitzonderingen. Als regel ontstaat een vakature door vertrek van de predikant naar elders, door emeritaat of door overlijden. Het is voor een gemeente geen kleinigheid vakant te zijn. Weliswaar wordt terstond door de ring een consulent benoemd, die leiding dient te geven aan het geheel en zonder wie geen beslissingen genomen mogen worden. Maar de tijd dat een consulent zo ongeveer de plaats van een eigen predikant kon innemen en alles kon doen wat de eigen predikant deed, is voorbij. Hij kan slechts het allernoodzakelijkste doen en hoe langer de vakature duurt, hoe meer het gemis van een eigen dienaar des Woord zich doet gevoelen. Natuurlijk zijn er in elke gemeente wel kerkgangers die in vakature-tijd hun hart ophalen: elke zondag een gastpredikanti Maar de meerderheid van de gemeente voelt toch wel aan dat het een noodsituatie is. De continuïteit in de prediking is ten enenmale zoek, het pastoraat kan niet naar behoren worden uitgeoefend, kerkgang en catechisaties beginnen te verlopen. Uitzonderingen daargelaten is een vakante periode voor een gemeente weinig opbouwend. Terwijl er een kern is die door alles heen trouw blijft pleegt een grotere of kleinere rand tijdelijk af te haken. Dat geeft een kerkeraad de nodige zorg en dat spoort aan tot pogingen om de vakature spoedig vervuld te krijgen. Maar gauw en goed gaan nog niet altijd samen!

W. v. Gorsel

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 februari 1986

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Rondom het beroepingswerk (1) Juiste

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 februari 1986

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's