Boekbespreking
E. van Middelkoop, Reformatie en tolerantie, Apeldoorn 1985 (Willem de Zwijgerstichting); 80 pag.; prijs ƒ 9, 50.
De tweede man op de GPV-kandidatenlijst voor de Tweede-Kamerverkiezingen van 1986, medewerker aan een bekend EO-discussieprogramma én medewerker van de Tweede-Kamerfractie van het GPV heeft een weerbarstige en tevens uiterst actuele problematiek behandeld in deze, in vergelijking met andere uitgaven in de serie Reformatiestemmen, omvangrijke publikatie. Het is een uiterst studieuze brochure geworden, waarin zowel het gedachtengoed van de Reformatie (Luther, Calvijn en vooral Beza, maar ook Da Costa, Groen van Prinsterer en Kuyper) als van bekende staatsfilosofen (Locke, Rousseau, De Tocqueville e.a.) én de nationale historie (o.a. Willem van Oranje) aan de orde komt. Het is bepaald geen vlot leesbaar pamfletje geworden; menigeen zal aandachtig moeten lezen en herlezen om zich de inhoud eigen te maken. Maar, om slechts één voorbeeld te noemen, middelbare scholieren zullen met veel profijt kennisnemen van deze doorwrochte beschouwing over een uiterst aangelegen punt van de verhouding enkeling en gemeenschap. Onvermijdelijk zal men stoten op de kerkelijke en politieke achtergronden van de auteur, zowel in zijn stellingname als in zijn woordgebruik. Hij neemt het, zoals te verwachten was, op voor de vrije kerk in de vrije staat, voor een staatsvrije sfeer voor individu en particuliere organisatie.
Deze vrijheid acht hij uiteraard genormeerd door Gods geboden en dienstbaar aan 'de verovering van de wereld voor Christus' (blz. 68). Zodoende neemt hij het ook op — vanuit de gewetensvrijheid als basis — voor de grondwettelijke vrijheidsrechten, de vrijheid van godsdienst vóórop (blzz. 58 en 64). De voetangels en klemmen welke hier liggen, zijn de auteur niet ontgaan: de onmogelijkheid van de neutraliteit van de staat, de revolutionaire interpretatie van de grondrechten, de subtiele grens tussen godsdienstvrijheid, atheïstische propaganda en godslastering.
Naar mijn stellige overtuiging zijn de plooien in het vraagstuk van de tolerantie nimmer geheel glad te strijken, theoretisch noch praktisch. Want laten we niet vergeten dat de beoefening van de tolerantie — een onmisbare noodzaak! — ook in hoge mate een praktisch vraagstuk was — de auteur erkent dit uitdrukkelijk (blz. 22) —, maar zulks ook is en blijft tot de jongste dag. Let wel, daarmee is uiteraard geen pleidooi voor tolerantie op grond van onverschilligheid voor 's naasten heil en welzijn gevoerd. De grondslag voor christelijke tolerantie is Gods lankmoedigheid: de opschorting van Zijn toorn, het ruimte geven voor omkeer tot Hem. Dat vraagt om een houding die enerzijds wordt bepaald door beslistheid, anderzijds door geduld. De oplossing van het tolerantievraagstuk is bijvoorbeeld niet realiseerbaar door opname van een burgerrecht op verdraagzaamheid in de Grondwet; dat ware al te simpel en nietszeggend. Voorwaarde voor politieke tolerantie is de erkenning — door overheid én volk — van het gezag van God en Zijn Woord — een gezag dat boven dat van mensen uitgaat — en een krachtig besef omtrent de identiteit van volk en gemeenschap. Maar waar wordt het één en/of het ander gevonden? Alle beleid en wetgeving drijft uiteindelijk op de publieke opinie, waardoor de inhoud van de grondrechten wordt bepaald door een diffuus begrip als 'de maatschappelijke opvattingen'.
Van Middelkoop neemt het als goed GPV'er op voor de godsdienstvrijheid als fundamenteel grondrecht van de burger en bepleit de scheiding van kerk en staat, terwijl hij kennelijk (? , zie blz. 68) van mening is dat tolerantie zich niet verdraagt met theocratie. Dat laatste is naar mijn mening een misvatting. Theocratie sluit tolerantie niet uit maar in; ze is zelfs uiteindelijk alleen gewaarborgd in de theocratische belijdenis. De discussie zou op dit punt voortgezet moeten worden. Voor discussie is echter een tolerant klimaat nodig.
En de gedachte dat het tolerantieprobleem ooit geheel bevredigend is op te lossen, is een illusie. De spanning is nimmer op te heffen. Dat wordt m.i. goed geïllustreerd door een zin van Van Middelkoop op de laatste bladzijde van zijn boeiend geschrift, waar hij schrijft: 'Geestelijke vrijheid is een kostbaar én riskant goed'. Waarheid en leugen blijven in deze bedeling in een niet aflatende strijd verwikkeld.
G. Holdijk
Dr. J. Vlaardingerbroek, Wat zegt de Bijbel over oorlog en vrede; handreiking bij het lezen van de Bijbel rondom een netelig vraagstuk, uitgave Boekencentrum, 's Gravenhage, 93 blz., ƒ 13, 50.
Vlaardingerbroek biedt ons bij dezen een boekje dat er wel van alles mee te maken zal hebben dat hij zo intens betrokken is geweest bij het rapport 'God met ons', dat een wat fundamentalistische poging heeft gedaan om via allerlei Schriftgegevens het verzet tegen plaatsing van kruisvluchtwapens te ondersteunen. Hij is dus als het ware wat uit zijn tent gelokt, en ik denk dat de neerslag van zijn critische bezinning op de wijze waarop men vaak tekstgedeelten voor de wagen van eigen overtuiging spant ons best een goed boekje heeft opgeleverd.
Ik struikel niet speciaal over de hyperclinische wijze waarop de schrijver te werk gaat. Misschien is een dosis onderkoelde zakelijkheid wel eens goed wanneer het gaat om de bijbelse onderbouw die er al of niet is voor een heet onderwerp als het onderhavige. Waar ik wel over struikel zijn de duidelijke vooronderstellingen tegen de achtergrond waarvan de schrijver zijn teksten hanteert. Hij geeft allerlei fundamentele hoofdstukjes als 'De bijbel is geen handboek', 'De eenheid van de bijbel', 'Onze wereld en dié van de bijbel', over 'Apocalyptiek', 'Litteraire genres', de 'Uitzonderingspositie van Israël', de 'Vreemdheid' van de Bergrede, over de begrippen vrede, verzoening, gerechtigheid en vrijheid zowel in het Nieuwe als het Oude Testament, die bedoeld zijn niet alleen informatie te geven, maar ook deze begrippen te waarborgen tegen een horizontalistisch misbruik ervan. Ik denk nu dat zulke fundamentele informatie best nuttig is wil men niet met losse woorden uit de Bijbel op de loop gaan: Ik denk tegelijkertijd dat men op deze wijze een deksel op de Schrift kan leggen, het rechte en onbevangen bijbellezen zozeer in een keurslijf kan dwingen dat de uitkomsten, althans negatief, voorspelbaar worden.
Een paar grondgedachten. Accoord wanneer de schrijver stelt dat de Bijbel de oorlog niet expliciet als probleem aan de orde stelt, maar tegen de achtergrond van de oorlog als gegevenheid spreekt en op dit gegeven ordenend inspeelt. Niet accoord echter wanneer de schrijver via een nogal geprononceerde twee-rijken-leer bij voorbaat alle theocratische spanning wegneemt, mochten we soms nog een eens revolterende tekst ontdekken tegen moderne ontwikkelingen op nucleair gebied. Evenmin accoord wanneer de schrijver het Oude Testament terugdrukt in de heilsgeschiedenis onder de noemer van de voorlopigheid van het Oude Testament, en het beroep op het Oude Testament zelf iets van terugval verwijt. Evenmin accoord wanneer de schrijver de banden met het begrip apocalyptisch als aspect van het huidig cultuurgebeuren niet ziet lopen, en de verbinding apocalyptiekmoderne cultuur nogal fatalistisch acht. Evenmin accoord dat de Bergrede per definitie cultuurcritisch buiten spel moet worden gezet. Onbegrijpelijk dat het gebod van de persoonlijke Israëliet geacht kan worden niets met de overheid te maken te hebben. Terecht de gedachte dat iedere tegenstelling tussen bewapening en godsvertrouwen totaal kunstmatig is. Ook terecht dat de vervulling van de profetieën van Jesaja 2 en Micha 4 - de zwaarden die tot ploegscharen zullen worden - door de bekering van mensen heenlopen.
Samenvattend ben ik van oordeel dat de schrijver ons een overzichtelijk boekje heeft geleverd, geschreven vanuit duidelijk blootgelegde vooronderstellingen die verrassingen uitsluiten, nagenoeg zonder bewogenheid om de culturele contekst waarin de bewapeningsproblemen in onze dagen voorkomen. Natuurlijk kan men bij herhaling stellen dat deze problemen symptomen zijn van een totaalcrisis maar vanwege de sterke doorvoering van de twee-rijken-leer en het daaraan gepaard gaande individualisme en verlies aan theocratisch gehalte van de schriftuitleg is men zelf niet meer in staat deze totaalcrisis vanuit de bijbel te doorlichten.
De kracht van dit boekje vind ik dan ook vooral liggen in de cleverheid van het verzet tegen het laten buikpreken van teksten en in het korte bestek dat zo veel geeft.
S. Meijers
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 april 1986
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 april 1986
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's