Rust (2)
Uit de kazerne
Er waren verscheidene weken voorbijgegaan toen ik hem weer sprak. Ik moest op zijn kamer wezen, iets doorgeven aan één van zijn kamergenoten. Het was na het avondeten, iedereen had zijn bezigheden. Er werd gepraat over dienst, telextypen, over wat ze die avond zouden gaan doen. Ik werd in het gesprek betrokken en bleef even op de kamer. Intussen bleef hij uitdrukkelijk met zijn eigen dingen bezig. Hij mengde zich niet in het gesprek. Op de gang kwam ik hem alleen tegen. Hij was op weg naar de douche. Ik vroeg hem of hij het rekest nog had geschreven. Ja, hij zou een chauffeursopleiding krijgen. Het was gegaan zoals hij wilde.
En toch was er iets. Dat 'heerlijk!', dat was er af.
'Ik weet niet...', zei ik, 'maar er is iets lijkt het wel.'
'Ja, dat vliegwiel, weet u nog? Dat vliegwiel draait weer. Die rust is helemaal weg. Ik móet iets hebben om naar te streven. Daar ben ik voor geboren. Het is nu nog moeilijker dan eerst. Ik moet die rust weer zien te bereiken. Maar dat lukt niet. Eigenlijk moest ik het kunnen combineren. Ik weet het niet...'
Ik wist het ook niet. Hij had mij - denk ik - liever niet willen spreken. Ik ging maar gauw verder. Maar het zat me niet lekker. Ik bleef met vragen zitten die me niet loslieten. Wat had ik in het eerste gesprek overhoop gehaald? Had ik niet beter zakelijk kunnen blijven? Dan had hij gewoon verder geleefd zoals hij altijd geleefd had. Maar het gesprek was toch vanzelf zo gelopen? Wat kon ik daar aan doen? Of had ik door moeten praten? Maar daar was hij toch niet voor gekomen? Of had ik egoïstisch van de situatie zitten genieten? Had ik de ander uit het oog verloren? Die vragen bleven dagenlang bij me. Het leek net een lichte kiespijn. Je bent met allerlei dingen bezig, maar als je klaar bent blijkt die kiespijn er nog te zitten. Ik wilde er iets aan doen. Het verlossende woord spreken. Maar ik wist niet wat. Iets verhinderde mij om opnieuw contact met hem te zoeken. Dag in, dag uit bleef die kiespijn zitten. Niets tegen te doen. Hè!, dat zo'n geval je zo bezig kan houden! Hij zou bijna van de kazerne vertrekken. Dan moet de kiespijn maar blijven zitten, dacht ik. Op de dag voor het vertrek hield één van zijn kamergenoten mij aan.
'Zeg, morgen gaan we weg en vanavond gaan we biljarten in café X... Komt u ook?' Ik schoof tussen het groepje aan de bar. Belevenissen van drie maanden dienst, verwachtingen, plannen, uitwisselen van adressen. Alles wat bij zo'n laatste avond hoort.
Ze gingen weer biljarten. Hij bleef aan de bar.
'Ik heb nog nooit zoveel nagedacht als de laatste drie maanden', begon hij. 'Wat wil ik eigenlijk? Daar heb ik al die tijd over nagedacht. Dat bedrijf, dat is bij ons thuis alles. Mijn moeder heeft ook veel zorgen gehad. Ik ben enig kind. Maar ik denk als ik op dezelfde manier moet gaan leven als mijn vader, dan wil ik geen kinderen. Tegenover mijn vader heb ik me altijd groot gehouden. Stoere relatie, u begrijpt dat wel. Je zegt niet alles wat je denkt. Toch wil ik best dat bedrijf in. Dat is voor mij een uitdaging. Maar niet zoals mijn vader. Ik wil ook mezelf kunnen zijn, met mijn vriendin. Een gewoon gezin. Ik denk wel eens: Was ik maar in een gewoon gezin geboren.' De woorden kwamen bedachtzaam, diep weg. Het was alsof er een vloeistof naar buiten kwam die jaren gegist had. Even hield de stroom in. Wat ik ervan vond.
'Wat doet dat ertoe?', zei ik. 'Je weet zelf heel goed wat je wilt.' 'Ja, ik wil best het bedrijf in. Maar er moet ruimte zijn dat ik mezelf kan zijn, met mijn vriendin. En als er kinderen komen, dan moet daar ook ruimte voor zijn. Dat bedrijf mag geen zeven dagen per week in beslag nemen, vierentwintig uur per dag. Maar hoe...?' Hij keek me aan.
'Je weet wat je wilt', zei ik. 'Trek de konsekwenties van je woorden. Wat je mij nu verteld hebt, zegt dat tegen je vader.' 'Hoe? Zou hij het begrijpen?' 'Je kunt het heel goed zeggen, precies als nu. Wat er van binnen kookt, naar buiten laten komen.
'U kunt het ook goed zeggen', zei hij glimlachend.
'Zo is het precies. Ik heb nooit durven praten met mijn vader. Maar als we 's zondags een eind gaan wandelen denk ik wel eens dat hij er zelf ook op loopt te wachten. Ik denk dat ik weet waar het heen moet...' 'Dan moet je die weg ook maar gaan', zei ik. 'Misschien wordt alles anders.'
We zaten wat naar beneden te staren, beiden in gedachten. Opnieuw daalde de rust neer over het gesprek. Net als de eerste keer, maar nu dieper. Er zat iets van vergeving in.
'Je moet weten', zei ik, 'dat ik zelf ook wekenlang geen rust gehad heb, sinds ik je aansprak op de gang. Ik wist niet wat ik moest doen.'
'U hebt uw werk gedaan. En achteraf was het heel eenvoudig, niet?' Hij glimlachte.
'Ziet u wel, de rust is nu ook weer terug. Ik ga bij het biljarten kijken.'
Het is een geheimzinnig iets, die sabbatsrust. Het is een zuurdesem die langzaam alles doortrekt. Die rust werkt genezend op een mensenleven in. Die rust geneest ook relaties tussen mensen. Zelfs de geest van een bedrijf wordt erdoor veranderd. De Heidelbergse Catechismus vat het geheim van de sabbatsrust in een paar woorden samen: 'Dat ik al de dagen van mijn leven van mijn boze werken rust, en de Heere door Zijn Geest in mij werken laat' (antw. 103). Maar dat zelfs goede pastorale bedoelingen tot die boze werken kunnen behoren, dat is pijnlijk voor een dominee. Voor je dat toegeeft! Daar is wel een tijdje kiespijn voor nodig.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 april 1986
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 april 1986
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's