De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Tertullianus als verdediger  van het christelijke geloof

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Tertullianus als verdediger van het christelijke geloof

11 minuten leestijd

Mét ontbloot hoofd en opgeheven handen, zo bidden wij, christenen, om alles wat de keizer maar wensen kan. Wij bidden voor zijn leven en zijn gezondheid; voor de veiligheid van zijn huis; voor een volk dat deugdzaam en de overheid onderdanig is; voor krachtige legioenen en voor een trouwe Senaat; en voor de vrede van het hele Romeinse rijk! Aldus Tertullianus, de krachtige woordvoerder en pleitbezorger voor de verdrukte christenheid aan het einde van de tweede eeuw van onze christelijke jaartelling.

Botsing

Het was gekomen tot een botsing tussen het Romeinse rijk en het christendom. Een zeer bloedige botsing. Dezelfde Tertullianus heeft gesproken over het 'bloed der martelaren', en hij noemde het een 'zaad'; iedereen kon namelijk zien dat het vrucht droeg. Het ging om niet meer dan slechts een paar korreltjes wierook. Méér vroeg de Romeinse overheid niet. De christenen behoefden niet meer te doen dan die enkele korreltjes te werpen in het vuur dat de heidense priester hen voorhield. Een eerbewijs aan de keizer en aan de Romeinse Staat!

Neen, zeiden de christenen; dat doen wij niet. Het is afgoderij! Er is maar één God en Heiland die wij eren en dienen.

Ook in zijn Apologeticum (Verdediging), het boek waaraan wij het bovenstaande ontleenden, zegt de moedige Tertullianus het onomwonden. Bidden doen wij voor u, keizer, wierook offeren doen wij niet (30, 5). En dan laat de inderdaad hartstochtelijke Tertullianus een zinsnede volgen, gericht tot de stadhouders, die tevens de rechters der christenen waren, die ons, medechristenen, na vele eeuwen nog aanspreekt en ontroert. Hij zegt: Terwijl wij aldus, in het gebed, onze armen uitstrekken naar God, mogen de folterhaken onze lichamen doorploegen, mag men ons aan het kruis slaan, mogen de vlammen lekken aan onze lichamen, mogen de zwaarden onze kelen doorsnijden, mogen de wilde dieren op ons toespringen: alleen al in zijn houding toont de biddende christen, dat hij alle marteling kan verdragen; welaan dan gij; ijverige stadhouders, rukt maar uit onze lichamen de ziel, die tot God voor de keizer bidt! (30, 7).

Welk een moed en lijdensbereidheid. Maar rebellen, waar men hen voor hield? Nee, dat waren deze christenen niet. Zij hadden het goede voor met keizer en rijk. Zij baden zelfs voor de legioenen van de keizer. Zij waren heel wat trouwer dan menig heiden in die tijd was.

Hebben de keizers dat gewaardeerd? Was het maar waar! Men heeft moeten wachten op de christenkeizer Constantijn de Grote, eer er verlichting kwam voor de benarde kerk.

Gehaat

Maar waarom waren de christenen dan zo gehaat? Wij noemden al dat zij geen offer aan de keizer wilden brengen. Maar er was nog veel meer. Niet alleen door keizers zijn zij gehaat, ook door het volk. Menige vervolging van de christenen was in eerste instantie te wijten aan de haat van het gepeupel.

Van keizer Trajanus is eens brief bewaard, geschreven aan Plinius, zijn stadhouder in Bithynië (Klein Azië) die zijn grote baas te Rome om raad had gevraagd: Wat moet ik doen met de christenen hier in mijn gebied? De keizer antwoordde: Ze niet opsporen, maar als ze 'aangebracht' worden dan ze zonder enig pardon terechtstellen, want zij vormen een groep die niet geduld kan worden. Als zij aangebracht worden . . .; welnu, dat gebeurde maar al te vaak. Door een slaaf die niet tevreden was over zijn christen-meester, door joden die in haat jegens de christenen voor de heidenen niet onderdeden, en verder door al wie daar maar lust toe had.

Rechtsonzekerheid

Tertullianus heeft Trajanus zwaar op de korrel genomen. Zijn betoog was: Zijn wij onschuldig, waarom doodt men ons dan? Zijn wij schuldig, spoort ons dan ook op. Het is van tweeën één: of wij zijn schuldig of wij zijn het niet; het decreet van Trajanus is tweeslachtig; het zegt noch het een noch het ander; met andere woorden: het maakt ons tot een speelbal van de willekeur.

Alle rechtszekerheid heeft de christenen ontbroken in die eerste eeuwen, tot op Constaiitijn de Grote. Zelfs in tijden dat de vervolgingen luwden, was er toch steeds de onzekerheid. Op elk moment kon de vervolging opnieuw losbarsten. Terwijl ik dit schrijf denk ik, heel concreet, ook aan de situatie van onze broeders en zusters in Rusland, Roemenië, en zo menig ander land ter wereld. Rechtsonzekerheid is een permanente kwelling!

Wij hoorden van haat? Vanwaar nu die haat? Haat is niet altijd beredeneerd. Haat is een hartstocht. Haat kan oplopen en exploderen. 'Oorzaken' worden dan gezocht en als vanzelf gevonden. Als er een oorlog mislukte, en dat gebeurde nogal eens naarmate het Romeinse rijk verzwakte; als er ergens een brand uitbrak; als er een misoogst was; als er honger dreigde; als er een epidemie uitbrak; als . . ., dan waren de christenen de eerst aangewezenen om tot slachtoffers te worden gemaakt. Merkwaardig: niet de Joden, hun religie was 'getolereerd', maar de christenen. Alleen al de naam maakte hen gehaat. Tertullianus, maar ook andere verdedigers van het christendom, hebben het met verontwaardiging opgemerkt. Het enige wat wij tégen hebben is onze 'naam'. Hoort men de naam 'christen', dan is het vonnis geveld. Alle haat van volk en overheden ontlaadde zich op die arme christennaam.

Humanitas

Maar de christenen maakten het er ook naar. En wel door hun waarlijk christelijk léven. Wij hebben het in een vorig artikel al gehoord. Op de feesten zag men ze niet; in circussen evenmin; bij de spelen ook niet. Waar men ze wél zag? Op de straat, als in dagen van de pest, uit pure angst, de arme slachtoffers, door hun heidende bloedverwanten en vrienden op straat gesmeten werden. Dan gingen als 'engelen' de christenen en christinnen door de straten, om met gevaar van hun leven het lijden van hun medemensen te verzachten, en ze te helpen in de laatste uren van hun leven. Die christenen discussieerden niet over de 'humanitas' (menselijkheid); dat deden hun vijanden, maar zij beoefenden de humanitas!

Zo stootte het christendom af én trok het aan. Geen land is er bijna meer, zegt Tertullianus, of er zijn christenen! Wij zijn gehaat en worden tegelijk gevreesd. Wij groeien per dag.

Hoe ging dat dan? Ik wil één ding noemen. De Duitse kerkhistoricus Karlmann Beyschlag (Evangelium als Schicksal; München 1979) heeft mij erop attent gemaakt. Stond een christen voor zijn rechter, dan werden binnen de kortste keren de rollen omgekeerd. De rechter begon met te vragen, de christen met te antwoorden. Maar dat duurde maar even, en dan stelde de christen zijn vragen. Ik eer u in uw ambt, maar zeg mij eens, hoe is het met uw geweten? Welke waarde heeft voor u uw (heidense) religie? Meent ge soms het helse vuur te kunnen ontgaan? En zo ging het maar door. Een stervende christen voor een onthutste rechter.

Tarachus

Eén concreet geval. De oude Acta vertellen ons van een martelaar die Tarachus heette. Zijn rechter was een zeer gevreesd man, hij heette Maximus. 'Gij zijt blind' zei de martelaar. Maximus werd woedend. Hij riep een dienaar en liet Tarachus de ogen uitsteken. Wat was het antwoord van de moedige christen: 'En toch zie ik nog, maar u, u verkeert in een afschuwelijke duisternis'.

Roddel

Waar haat is, is ook de roddel. Er gingen heel wat praatjes rond over de christenen. Zij heetten 'atheïsten', immers, zij dienden niet de goden van de Staat. Zij zouden in hun samenkomsten kinderen vermoorden. Tertullianus' antwoord was: Kom maar eens kijken! Val binnen in onze samenkomsten, zo vaak het u belieft. Welnu, dat deden de gerechtsdienaren dan ook wel. Maar, Tertullianus laat zich niet uit het veld slaan: Ooit een huilend kind aangetroffen? Vervolgens, de christenen zouden schuldig staan aan 'bloedschande'. Op een ogenblik zou, volgens afspraak, alle licht in de kamer worden gedoofd en dan zou, aldus het gerucht, de samenkomst der christenen eindigen in . . . Het praatje werd gretig geloofd. Maar Tertullianus — lang niet mis — zei: Kijk eens naar uzelf! Zelfs uw god Jupiter is een hoereerder. Ga het leven van onze vrouwen maar na. Is een christin met een heiden getrouwd, het is één en al moeite, want de christenvrouw is kuis.

Er was nog wat. De christenen, zo luidde het gerucht, zouden een god met een ezelskop vereren. Er is nog een oude tekening bewaard van een man aan een kruis met een ezelskop. Hoe kwam men aan dat verhaal? Het was heel oud. Men had in vroeger tijden al hetzelfde van de God der Joden beweerd. Tertullianus herinnert daaraan en zegt, spottend: Toen jullie, in de tempel te Jeruzalem binnendrongen, toen soms zo'n ezelskop gevonden? Kijk liever eens naar uw eigen goden, bijvoorbeeld naar de god Anubis, de god Pan en naar de satyrs. Uw goden vertonen van alles: hondekoppen, leeuwekoppen, vleugels, poten, horens, slangegedaanten enzovoorts.

Oudheid

Nog verder ging Tertullianus. Welke religie, vroeg hij, is ouder dan de onze? Homerus is minstens 5 eeuwen jonger dan Mozes. Plato was nog maar een kind toen onze religie al eeuwenoud was. En lees eens onze oudtestamentische profeten, ge zult zien dat alles wat zij hebben voorzegd ook uitgekomen is.

Nóg verder ging Tertullianus. En nu kom ik tot een uitspraak die hem voor eeuwen beroemd heeft gemaakt, en een gevleugeld woord is geworden, "s Mensen ziel is van nature een christin.' Ik zal dit woord moeten toelichten. Oók Tertullianus, evenals alle oude christenen, geloofde in een algemene openbaring Gods. De God van hemel en aarde laat zich niet onbetuigd. Geen mens kan zich onttrekken aan de overweldigende werkelijkheid van het bestaan van God. Zelfs de 'atheïst' moet zijns ondanks het bestaan van God erkennen. Dat is een 'waarheid' die hij in ongerechtigheid ten onder houdt.

Algemene openbaring

Ik luister maar, zegt Tertullianus, naar uw eigen woorden. Telkens ontvalt u het woord 'God'. Ook de vloeker heeft het over 'God', anders zou hij geen vloeker zijn. Welnu, er is maar één God, en dat is ónze God, de God en Vader van de Heere Jezus Christus. Luisterend naar uw taal, de taal van uw binnenste, uw ziele-taal, hoor ik klanken die ik alleen maar herleiden kan tot het spreken van God, ook tot u.

Ik vraag: Was dat 'natuurlijke theologie'. Dat verwijt wordt heden snel gehoord. Dat wil zeggen: sinds Karl Barth.

Ik hoop dat men niet te snel zal oordelen. Dezelfde Tertullianus heeft ook gezegd: 'Wij worden niet als christen geboren, wij moeten het wórden!' (18, 4). Er ligt een hele afstand tussen een algemene kennis van God, die ons allen is ingeschapen én de kennis van God die de christen heeft tot zijn zaligheid. Er zal heel wat moeten gebeuren wil men waarlijk een christen zijn. Tertullianus heeft daarvan misschien nog meer begrepen dan wij. Want van 'heiden' een 'christen' worden was een stap uit de duisternis naar het licht, uit de hel naar de hemel. Het was een stap die alleen maar gezet kon worden in het schelle licht van brandstapels, en onder het gebrul van een woedende massa: Ad Iconen (voor de leeuwen). Geen wonder, dat vele adspirant-christenen aarzelden. Zij rekten hun catechumenaat, wij zouden zeggen: hun belijdeniscatechisatie. Het wórden van een christen was heel wat!

En toch hield Tertullianus vol: van nature is dé ziel een christin. Het woord 'christin' moet u niet te zwaar belasten. Maar het bevatte een appèl. Geef gehoor, wilde Tertullianus zeggen, aan de roepstem Gods in uw leven. In nood zegt ge niet 'Jupiter', maar 'God'. Er is maar één God, en die verkondigen wij u. Word christen, word christin!

Oecumene

Nog één ding. Alleen al het feit dat Tertullianus op deze wijze geschreven heeft, en het christelijke geloof en de christelijke kerk verdedigd heeft, is een hoogst opmerkelijk feit. Tertullianus heeft daarin niet alléén gestaan. Er waren vele christelijke 'apologeten', verdedigers van het christelijke geloof. Niet alle religies uit die tijd waren zo actief, zo missionair en zo uitdagend als het christendom. Meer dan al die andere religies deed het christendom een greep naar de, hele 'oecumene', de hele wereld. Het weigerde een ghetto-bestaan. Reeds de kerstgeschiedenis is in Lukas gezet in het brede kader van heel de wereldgeschiedenis en in het bijzonder van de geschiedenis van het Romeinse rijk, immers, de naam van keizer Augustus wordt genoemd.

Het christendom is niet van de wereld, anders had het niet zovele vervolgingen opgeroepen en verdragen, maar het is wel vóór de wereld. Dat besef had Tertullianus. Hebben wij het ook?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 juni 1986

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Tertullianus als verdediger  van het christelijke geloof

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 juni 1986

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's