De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Uit de pers

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de pers

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toerisme naar de derde wereld

Het lijkt een zeer onschuldig onderwerp, dat we dit keer aan de orde stellen. Met de vakanties in zicht ook een aansprekend onderwerp. Behoort toerisme niet tot die onderwerpen, waar je niet al te zwaarwichtig over moet doen? Wie op het eerste gezicht geneigd is dit bij te vallen, moet toch wat op z'n qui-vive zijn. Is toerisme waardenvrij? Voorbeelden liggen voor het grijpen die je duidelijk kunnen maken, dat er sprake kan zijn van de verbinding ethiek en toerisme. Ik noem er een paar: kun je zo maar naar elk land als toerist reizen zonder te letten op de politieke situatie. Velen zijn van mening dat toerisme naar Zuid-Afrika het apartheidsbewind in de kaart speelt. Accoord, zeggen anderen, maar hoe zit het dan met de Oostbloklanden? En als je als toerist naar Polen of naar de DDR, gaat, hoe stel je je dan op? Kun je alleen als toerist gaan of dien je uit overwegingen van medemenselijkheid ook te zoeken naar mogelijkheden een dergelijke reis dienstbaar te maken aan het leggen van contacten? En hoe zit het met het toerisme van de rijke westerlingen naar de arme landen van de Derde Wereld? Reisgidsen en folders schilderen ons dié landen af als paradijsjes voor kapitaalkrachtige lieden. Maar vanuit die landen zelf klinken allerlei kritische geluiden. In Omkeer, een uitgave van de GDR gaat Onno Yska daar op in. De toeristenindustrie is de laatste tientallen jaren met sprongen gegroeid. Regeringen van arme landen zagen er brood in. Maar de vraag is of dat brood inderdaad terecht komt bij de arme bevolking?

'Voordat de toeristen komen, moeten dure voorzieningen aangelegd worden: vliegvelden, wegen, hotels. En als de toerist dan komt wil dat nog niet altijd zeggen dat het veel oplevert. Het nu volgende voorbeeld van een Amerikaanse groepsreis naar Mexico illustreert dat: de toeristen boeken hun reis bij een Amerikaans reisbureau en vliegen naar Mexico met een Amerikaanse luchtvaartmaatschappij. Bij aankomst worden zij in een Amerikaanse auto naar het hotel gebracht dat volledig eigendom is van een Amerikaanse maatschappij. De lift in het hotel, de TV zijn allemaal Amerikaans. De toeristen willen liefst hun eigen vertrouwde eten, dus krijgen ze Amerikaans voedsel geserveerd of eten bij MacDonalds.

Het voorbeeld is extreem maar maakt wel duidelijk dat slechts een deel van de opbrengsten ten goede komt aan het betreffende land. Economische studies over het toerisme in het Caribisch gebied tonen aan dat van elke gulden die daar uitgegeven wordt, 77 cent terugvloeit naar de westerse landen. Zo heeft het toerisme een groter effect op de economie van de rijke landen dan op dat van de betreffende landen. Werkloosheid is een probleem van veel ontwikkelingslanden. Een voordeel van toerisme is ontegenzeggelijk dat het werk oplevert. Toch moeten ook hier enige kanttekeningen geplaatst worden.

Het toerisme levert veel ongeschoold werk op. De mensen die dit werk doen worden veelal slecht betaald. Ook de werkomstandigheden laten vaak te wensen over. Meestal is het ook seizoenarbeid, na het seizoen staat een groot deel van hen weer op straat. Daarbij komt dat het creëren van dit soort werk de overheid veel geld kost.

Ook op de cultuur en levenswijze van mensen heeft het toerisme zijn invloed. Hele cultuurpatronen veranderen om tegemoet te komen aan de wensen van de toeristen. Dansen die vaak een religieuze betekenis hadden en slechts op bepaalde gelegenheden gedanst werden, verworden tot een show voor toeristen die op afroep opgevoerd wordt.

Kunstvoorwerpen worden aangepast aan de smaak en de wensen (vervoerbaarheid) van de toerist. De levenswijze van de rijke toerist wordt met name door de jongeren als begerenswaardig gezien. Niet zelden zetten zij zich af tegen de tradidonele levenswijze van hun ouders en grootouders. De luxe waar men geen deel aan heeft brengt kinderen ertoe te gaan bedelen. Eén van de meest trieste gevolgen van het toerisme is de opbloei van de prostitutie. Vooral in het Verre Oosten heeft het sextoerisme gigantische vormen aangenomen. Alleen al in de Filippijnse hoofdstad Manilla zijn naar schatting z'n 50.000 prostituees werkzaam, soms nog kinderen.'

Een schokkend beeld dat te denken geeft. Terecht wijst de auteur er op dat het moderne toerisme zo georganiseerd is, dat het niet komt tot een echte ontmoeting. Problemen worden in de folders en gidsen verdoezeld. Bezoekers nemen nogal eens een superieure houding aan. Vandaar dat er uit die landen zelf, ook uit de kerken, steeds meer kritische geluiden klinken. Gepleit wordt voor vormen van toerisme die mogelijkheden tot echte ontmoeting van mens tot mens mogelijk maken, en die bovendien er op gericht zijn dat de baten de bevolking ten goede komen. U ziet in het licht van de problematiek van rijkdom en armoede, gerechtigheid in wereldwijd perspectief blijkt ook het toerisme tal van ethische vragen oproepen, waar we zeker als christenen niet zo maar aan voorbij kunnen gaan.

***

Een socialist over christenen

Enkele dagen geleden verscheen het eerste nummer van het kersverse nieuwe 'tijdschrift Kontekstueel, tijdschrift voor Gereformeerd belijden nu. De ondertitel geeft aan waar het redaktie en medewerkers om te doen is. Men wil de tekst van de Schrift en de geestelijke energie van het gereformeerde belijden laten spreken in de kontekst van de tijd. Dit eerste nummer, dat er uitstekend verzorgd uitziet, bevat naast artikelen van Graafland, Verkuyl e.a. een kroniek van de hand van de Goudse predikant ds. G. Hette Abma. Hij gaat in op het geruchtmakende interview van dr. Den Uyl voor de IKON over de pretentie van de christenen in de samenleving. Abma wijst in dit verband op een aantal achtergronden zoals de noodzaak van christelijke zelfkritiek, het opkomend 'anti-christianisme', zoals hij met een door hem vermoedelijk nieuw gebezigd woord zegt, de politieke factoren en tenslotte op de pastorale kant. Wat dit laatste betreft, schrijft Abma:

'De uitlatingen van de voorman van de socialisten lijken frappant op de stereotiepe reakties van degenen die vervreemd geraakt zijn van de christelijke gemeente, wanneer over kerkelijk meeleven en geloofsvragen gepraat wordt. Aan de bekende deventer produktie gedacht moeten we zeggen: het is oude koek. Het kan wel eens vermoeiend zijn om steeds met dergelijke opmerkingen gekonfronteerd te worden. Geraakt door de uitstraling van degenen, die heten te pretenderen deel uit te maken van de betere helft van de samenleving spreekt men: "U moet niet denken, dat ik slechter ben dan iemand die trouw naar de kerk gaat." Zonder direkt fel van leer te trekken tegen lariekoek zegt men: "Ik kan niet in een God geloven, als ik al die ellende in de wereld zie".

Met een enkele al dan niet uit zijn verband gerukte bijbeltekst geven we hier geen afdoende respons op. Het is van groot pastoraal en ook evangelisatorisch belang te beseffen hoe twee dingen hier lelijk parten spelen. Bij de overdracht van het christelijk geloof wordt altijd een behoorlijke dosis moralisme meegegeven. Ondanks de beste bedoelingen werken we daarmee toch zelf de ontkerstening in de hand. Niet voor niets heeft de reformatie de rechtvaardiging van de goddeloze tot een centraal leerstuk gemaakt. Het gaat in de bijbel niet om de tegenstelling tussen mensen die heel braaf en deugdzaam zijn óf slecht en gemeen. Ook al is het morele aspekt heus niet onbelangrijk, toch valt de uiteindelijke beslissing voor God op een ander vlak.

Bij de beeldvorming van God is - om het andere punt te noemen - een ongenuanceerde belichting van de almacht. Tegen die achtergrond moeten we de woorden van Den Uyl horen: Er is geen Godsgeloof na Auschwitz mogelijk. Maar die konklusie laat de voorbarigheid van het ongeloof zien. God-zij-dank is dat anders. Er kan wel degelijk zinnig over God gesproken worden. Zowel in het getuigenis van het geloof, als ook in de theologische bezinning. Juist in de helse verschrikking van Auschwitz hebben mensen de aanwezigheid van God ervaren. Mensen die de ellende van de koncentratiekampen overleefd hebben, gaven er blijk van hoe hun geloof gelouterd en versterkt werd. We behoeven maar de denken aan dominee J. Overduin en Corrie ten Boom. De geschriften van Elie Wiesel en Etty Hillesum werpen een totaal ander licht op de uitspraak: de jodenvervolging verdraagt geen godsidee.

In de theologische bezinning op de vragen rond het voorzienig handelen van God is in onze tijd veel gaande. Het wreekt zich dat Den Uyl na Karl Barth de ontwikkelingen niet meer zo heeft bijgehouden. Als we Fons Jansen mogen geloven, dan heeft Den Uyl de raad gekregen lariekoek te gaan studeren aan de VU. Dat kan geen kwaad. Men spreekt wel over een theologie na Auschwitz. Allerlei vragen betreffende de almacht van God worden onder de indruk van het gruwelijk lijden en het schreeuwend onrecht in de wereld anders benaderd. Het boekje van Harold S. Kushner: "Als het kwaad goede mensen treft" (1983) werd niet voor niets een best-seller. Ook al kunnen we de nieuwe beeldvorming van God niet zomaar overnemen, toch zullen we aan de moderne theologie niet zomaar voorbij moeten gaan. We mogen het kritische gesprek met de eigen traditie niet weigeren. Niet alleen bij de buitenkerkelijken leven deze dingen sterk. Juist om onze eigen geloofsverwachting levend te houden zullen we ons hierop dienen te richten.

Den Uyl maakte weliswaar een slechte beurt, maar kan ons daarmee toch nog een goede dienst bewijzen.'

Het is inderdaad opvallend hoezeer in verband met het lijden in de wereld de vragen naar de zin van het leven en het lijden, de vraag naar de voorzienigheid Gods naar voren komt. Hier ligt terecht een enorme uitdaging voor de gereformeerde theologie. Is ons spreken over God in deze altijd een spreken geweest op de toonhoogte van de Schrift? Zijn er niet veel rechtzinnige gemeenplaatsen die weinig notie verraden van de klachten van psalmisten en profeten? Wie over de almacht Gods nadenkt, kan aan het kruis niet voorbij. 'U bid ik aan, o macht der liefde!' En ik denk in dit verband ook aan een prachtige opmerking van Hans Küng: 'De atheïst zegt: omdat er zoveel leed is, kan God niet bestaan. Maar ik redeneer precies omgekeerd: alleen als God bestaat, kan ik zoveel leed verdragen'. Dat is een belijdenis van het geloof ondanks... Bijbels geloven kenmerkt zich door de spanning van het nochtans. In de ontmoeting met de anderen, de buitenstaanders, moge dat doorklinken. Dit belijden op de toonhoogte van het 'nochtans' komt niet voort uit zelfverzekerdheid maar heeft alles te maken met de zekerheid van het geloof dat in spanning en aanvechting op hoop tegen hoop ankert in de levende God. Dat naar aanleiding van deze zeer lezenswaardige kroniek in een nieuw tijdschrift dat we gaarne een vruchtbaar bestaan toewensen tot zegen van kerk en theologie.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 juli 1986

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Uit de pers

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 juli 1986

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's