Koning totdat...
'Want Hij moet als Koning heersen, totdat Hij al de vijanden onder Zijn voeten zal gelegd hebben.' Corinthe 15 : 25
Soms gaat het in een bepaalde Bijbeltekst vooral om één woord. Zo'n woord is als een scharnier, waarop de hele deur draait. In 1 Corinthe 15 : 25 is dat het woordje 'totdat'. Wie daar overheen leest, ontgaat de betekenis van wat Paulus hier zeggen wil.
Er staat niet dat Christus als Koning moet heersen nadat Hij al Zijn vijanden onder Zijn voeten zal gelegd hebben, maar totdat...! Het is bekend, dat onze tekst een aanhaling uit Psalm 110 is. Daar lezen we vrijwel letterlijk hetzelfde. 'De Heere heeft tot mijn Heere gesproken: zit aan Mijn rechterhand, totdat Ik Uw vijanden gezet zal hebben tot een voetbank Uwer voeten' (vs. 1). De Heere Jezus heeft later dit woord toegepast op Zichzelf. In het twistgesprek met de Farizeeën in Mattheüs 22 betrok Hij deze psalm op Zijn eigen persoon en werk. Psalm 110 is een voluit messiaanse psalm. Ook hier komen we datzelfde woordje 'totdat' tegen. Christus is Koning 'totdat'. Hij IS dus Koning, maar toch zijn er nog altijd vijanden, die weigeren zich aan Zijn voeten te leggen.
Christus regeert werkelijk, maar Hij regeert temidden van tegenstanders die Hem weerspreken en weerstaan. Christus hééft overwonnen, maar nog altijd trekken verdervende en verwoestende machten over deze wereld. De macht van de honger en de armoede, van de zinloosheid en de angst, van de eenzaamheid en de dood, van ideologieën en atheïstische systemen. En zoveel andere machten en krachten, die de schepping willen vernietigen.
De beslissing is met Pasen gevallen, maar de zichtbare uitwerking, de volledige en definitieve onthulling daarvan wachten nog. Die staan nog uit tot de jongste dag.
Mag ik een voorbeeld gebruiken? Ik denk aan de laatste twee grote oorlogen. De eerste wereldoorlog was eigenlijk al van meet af aan beslist. Bij de slag aan de Marne, in 1914 hadden de geallieerden in principe al gewonnen. Toch duurde het nog tot 1918 voordat de uiteindelijke ineenstorting van het Duitse Rijk een feit was. De 11e november 1918 was het gevolg van de 12e september 1914. En is het in de laatste wereldoorlog ten diepste niet precies eender gegaan? Had Churchill, de grote Engelse leider, geen gelijk, toen hij beweerde, dat de tweede wereldoorlog in feite al beslist was toen Hitler in 1940 niet durfde door te stoten naar Engeland? Welnu, zo is het ook in 1 Corinthe 15. Paulus wil zeggen: Hoewel de eindoverwinning van Christus pas bij de wederkomst zal zijn, toch is de beslissing al gevallen. Die viel op de paasmorgen; toen de steen van het graf werd gewenteld en Jezus als de Levende tevoorschijn kwam. Sedertdien is Hij Koning. Sinds Pasen is Hij bezig Zich als Koning te openbaren. Al strijdend en worstelend brengt Hij Zijn Koningschap aan het licht. Geweldig is dat. Dat zet het gebeuren in deze wereld en de dingen van ons leven in een heel ander licht. Om ons heen kijkend zijn wij geneigd te zeggen: de dood en de duivel zijn oppermachtig. Zij voeren op alle fronten het hoogste woord. Maar de Bijbel zegt: vergist zich. De geschiedenis van deze wereld is niet de triomftocht van duistere en verdervende machten; zij is de troonsbestijging van Koning Jezus. 't Gaat aan op de dag van zijn eindoverwinning. 't Loopt uit op het moment, dat alle knie voor Hem zich buigen zal en alle tong zal belijden, dat Hij de Heere is (Filippensen 2 : 10). Want Hij moet als Koning heersen, totdat Hij al Zijn vijanden aan Zijn voeten zal gelegd hebben.
Tussentijd... is genadetijd
Hij móet! Het valt op, dat het er zó staat. Jezus móet als Koning heersen. Het woord 'moeten' dat hier gebruikt wordt, komen we vaker tegen in het Nieuwe Testament. We zien het bijvoorbeeld in de lijdensgeschiedenis als er gezegd wordt, dat de Zoon des Mensen móet lijden en verworpen worden (Lukas 9 : 22). We lezen het ook bij de uitzending van de apostelen na Pasen (Lukas 24 : 47). Zij worden de wereld ingestuurd, omdat in Jezus' Naam gepredikt móet worden bekering en vergeving der zonden. Moet, moet, moet! Dat is een goddelijk moeten. Hier is geen sprake van dwang of van noodlot. Het is het moeten van Gods welbehagen. Al de ontferming en bewogenheid van Gods hart klinken in dit moeten mee. Zo móet het gaan, wil het ooit in het reine komen tussen God en mens, wil het ooit goed komen tussen hemel en aarde.. Zó heeft de Vader het in Zijn verborgen raad besloten en zó wil de Zoon het ook uitvoeren. Zó wil Hij als Koning heersen totdat Hij al Zijn vijanden aan Zijn voeten gelegd zal hebben, omdat het moet.
Misschien vraagt iemand: waarom zó en niet anders. Waarom duurt het zo lang eer Christus' Koningschap openlijk aan het licht treedt? Waarom moet daar zoveel tussenliggen, tussen opstanding en wederkomst? Zoveel tijd, zoveel lijden en strijden, zoveel worstelen en wachten? Daar is maar één antwoord op: God zoekt ons behoud en niet onze ondergang. Ik hoor Petrus ineens invallen en zeggen: 'De Heere is lankmoedig over ons, met willende dat enigen verloren gaan, maar dat zij allen tot bekering komen' (2 Petrus 3:9). Dat is het geheim van de geschiedenis en van het leven. God stelt de wederkomst uit omdat Hij geduldig is. De tussentijd is genade-tijd. Om met een woord van Paulus te spreken: nu is het de welaangename tijd, nu is het de dag der zaligheid (2 Corinthe 6 : 2). Christus heeft de teugels van het wereldgebeuren in handen, maar die handen zijn doorboorde handen. Hij regeert en heerst niet door de macht van het geweld, maar door de overmacht van Zijn genade. Hij wacht met de eindafrekening om vijanden de kans te geven zijn vrienden te worden. Hij wil niets liever, dan dat zijn tegenstanders capituleren en in overgave aan Zijn voeten neervallen.
Vijanden. Zullen wij ze niet te ver van huis zoeken? Laten wij niet vergeten onszelf erbij in te sluiten. Dat zijn we van nature immers allemaal? Vijanden van God! Als wij eens diep graven in ons eigen hart en leven, ontdekken we, dat wij in wezen één brok weerstand en verzet zijn tegen Christus en Zijn genade. Mensen, die veel liever zelf koning blijven, dan capituleren voor de Vorst van Pasen. Mensen die veel liever zelf de dienst uitmaken dan het Hem in handen geven. Je nederlaag erkennen? Je echt helemaal overgeven? Wie wil dat van zichzelf? Toch komt het daar helemaal op aan in ons leven. Dat is het, waar Koning Jezus op aanstuurt. Zondag aan zondag is Hij daar mee bezig. ledere preek die we horen, elk moment dat we thuis de Bijbel lezen, schiet deze Paasvorst zijn pijlen af. Om ons te treffen. Om ons op de knieën te krijgen, zodat we aan Zijn voeten terecht komen. In het oude Oosten was het kussen van de voeten van de vorst het teken van volstrekte onderwerping. Zo vraagt Koning Jezus, dat wij onszelf restloos aan Hem uitleveren.
Geen verlies, maar winst
Een wat persoonlijke vraag: Kwam het er ook van? Mag Hij onze Koning zijn? Mag Hij het voor 't zeggen hebben elke dag van ons leven? Niet alleen op zondag, maar ook op maandag en dinsdag. Op school en thuis in het gezin. Op het werk en in de vrije tijd. In alle omstandigheden en bij alle beslissingen, die we nemen?
Wat gevaarlijk om nee tegen Hem te blijven zeggen. Levensgevaarlijk! Wie niet aan Jezus' voeten terecht wil komen, komt er straks onder terecht. Dan krijgen we te maken met de toorn van het Lam. Laat het daar voor niemand van ons op aankomen. Waarom zouden we: voor Jezus capituleren betekent geen verlies, maar winst. Eeuwige winst. Zulke verliezers worden meer dan overwinnaars, door Hem die hen liefgehad heeft. Dan mag je leven uit Zijn volbrachte werk. Uit zijn vergeving en vernieuwing. Leven op Zijn kosten en onder Zijn bescherming. Dan mag je weten, dat het Hem niet uit de hand loopt. Het gebeuren in deze verwarde en verworden wereld niet. Ook het gebeuren in je eigen gedeukte en gekneusde leven niet. Laat het waar zijn dat de machten om ons heen het hoogste woord voeren, het laatste woord hebben ze niet. Het laatste en beslissende woord is aan de Koning, die ons van Israels God werd gegeven. Wie daar diep van doordrongen was? Guido de Bres, de opsteller van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. De man, die omwille van zijn geloof in de gevangenis terecht kwam. Twee latijnse woorden schreef Guido de Bres op een papier dat bestemd was om gelezen te worden door tegenstanders van de Reformatie. 'Habemus regem!' Wij hebben een Koning. Met de hand op de Bijbel mogen we geloven, dat dat waar is, onomstotelijk waar. Daarom hoeft een kind van God ook niet te vrezen. Natuurlijk, de vijanden zijn er nog wel en ze kunnen het je lastig genoeg maken ook. Soms leggen ze je het vuur na aan je schenen. Soms lijkt het alsof alle zicht je ontnomen wordt, zodat je geen hand meer voor ogen ziet. Maar dwars door alle bedreiging en benauwdheid klinkt de stem van Koning Jezus: 'Vrees niet. Ik ben de Eerste en de Laatste, en Die leeft, en Ik ben dood geweest; en zie, Ik ben levend in alle eeuwigheid. Amen. En Ik heb de sleutels van de hel en van de dood' (Openb. 1 : 17b en 18).
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 oktober 1986
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 oktober 1986
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's