De vrouw op non-actief gesteld?
Man en vrouw in bijbels perspectief (3)
Na de twee voorgaande artikelen waarin hoofdzakelijk stemmen uit eigen kring en uit de Gereformeerde Gezindte hebben geklonken, wil ik in het onderstaande enkele impressies geven van wat er in het algemeen in de Hervormde pers over het boek 'Man en vrouw...' is geschreven. De geluiden waren — zoals trouwens te verwachten was — kritisch. Al ontbrak de toon van waardering niet. Tot een herbezinning op het punt van de vrouw en het ambt is het bij mijn weten in de NH Kerk tot heden niet gekomen. En daar hebben de schrijvers van het boek toch wel op gehoopt. Het kan nog komen. De zaak is het waard.
Eenheid in verscheidenheid
Mevr. Van Reijendam-Beek besprak het boek in Trouw. Zelf predikante in de NH kerk zag zij in het boek een verrassende gespreksmogelijkheid. Reden om met elkaar door te praten, achtte zij. En zij formuleerde daartoe wat vragen. Of de vrouw van de kansel gehouden kan worden ondanks 1 Tim. 2 met een beroep op Gen. 3? Over deze vraag zou inderdaad wel heel wat doorgepraat dienen te worden. En daarbij zou — denk ik — al spoedig een ingrijpend verschil in benadering van het Schriftgetuigenis ter sprake komen (wat betekent in de vraag van mevr. Van Reijendam: ondanks 1 Tim. 2? ). Trouwens in het boek 'Man en vrouw...' is geen poging ondernomen om met een beroep op Gen. 3 alleen de vrouw het ambt te ontzeggen. Verder - ik noem slechts enkele van haar vragen — vindt mevr. Van Reijendam, dat men vrouwen die samen met mannen in de ambtelijke vergaderingen gestalte geven aan het gemeenteleven geen heerszucht moet verwijten. De verzoeking tot heerszucht treft volgens haar veel meer de broeders die alleen willen regeren. Kennelijk struikelt de recensente ook in deze tweede vraag over wat Paulus in 1 Tim. 2 : 14 schrijft over de vrouw die verleid werd. Overigens kunnen mannen dat wat zij zegt, zich best aantrekken. Heerszucht is een groot kwaad, hoe en waar dan ook. Het hoort niet en nooit bij een rechte ambtsbeoefening. Maar in het boek 'Man en vrouw...' is immers nergens geschreven, dat een man die in het ambt mag dienen, dat natuurlijk zonder heerszucht doet en dat een vrouw niet in het ambt mag dienen, omdat zij dat dan natuurlijk altijd als een heerszuchtige doet. Ik denk, dat mevr. Van Reijendam zulk een karikatuur van het boek in feite ook niet wil schetsen. Ik zou haar willen vragen nog eens te herlezen wat hier geschreven wordt over 'eenheid in verscheidenheid' in de man-vrouw verhouding. Een gegeven uit de schepping. En daarop valt in de studie de nadruk.
Het is de orde die God in de schepping heeft gelegd (een orde van 'eenheid in verscheidenheid') die ook waar het gaat over de ordening van het gemeenteleven een blijvende rol speelt, ook bij Paulus. En als wij in die gemeente-ordening dan maar naar structuren zoeken, waarin de vrouw juist in haar verscheidenheid haar bijbelse plaats mag innemen, dan behoeven er immers geen gevoelens bij vrouwen te zijn van ver ontwaardiging en ergernis, van misplaatst zijn door mannen. En die gevoelens zijn ook in het kerkelijk leven bij vrouwen in het verleden, doordat zij op non-activiteit werden gesteld, pijnlijk opgeroepen. Ik meen daarvan iets begrepen te hebben mede uit wat ik in de vele geschriften van feministische theologen beluisterde. En ik meen, dat er alle reden voor is, dat mannen zich afvragen of zij er geen aanleiding toe hebben gegeven, dat vrouwen met zulke gevoelens rondlopen. Een derde vraag die mevr. Van Reijendam stelt, is, of het waar is, dat feministische theologen hun normen niet uit hun geloof, maar uit 'het humanum' putten. Ik denk, dat deze vraag op een misverstand berust. Wat vooral in de excursen aan schriftkritisch ingestelde feministen wordt verweten is, dat zij hun normen ontlenen aan hun geloof (nl. in het z.g. humanum) en niet aan het Schriftgetuigenis waarop ons geloof moge berusten. Misschien is dat ook een beetje een antwoord op de laatste vraag van mevr. Van Reijendam, waarin zij stelt, dat er geen beslissend onderscheid is tussen dienen binnen of buiten de ambten. Drs. W. Kats schreef in de Gereformeerde Kerkbode van Apeldoorn ook, dat z.i. ambt = dienst is. Degenen die aan het boek 'Man en vrouw...' hebben gewerkt, hebben geprobeerd duidelijk te maken, dat de uitspraak 'alles is in Christus' gemeente dienst' niets afdoet van die andere duidelijk bijbelse gedachte, dat God naar Zijn verkiezend welbehagen de één hier en de ander daar doet dienen. 'Eenheid in verscheidenheid.'
De vrouw op een zijspoor?
Een paar andere hervormde stemmen hebben geklonken in 'Woord en Dienst' en in 'Kerk en Theologie'. 'Woord en Dienst' heeft zelfs tweemaal aandacht besteed aan het boek. De eerste keer door een bijdrage van de hand van mevr. Van Ruler, eerder genoemd. Naast de waardering spreekt zij ook haar kritiek op het boek uit.
De gedachte van de 'inclusieve representatie' (één van de hoofdgedachten van het boek) acht zij een mooie aanduiding, maar zij zegt: 'Daarmee worden de vrouwen wel op een zijspoor gezet. Meespreken in de kerkeraad over het beleid als ambtsdragers, dat is er niet bij'. Het is jammer, dat mevr. Van Ruler zonder de term 'inclusieve representatie' aan het bijbels getuigenis te toetsen, tot een afwijzing van deze uitdrukking komt. Wij meenden in de beraadsgroep eigenlijk met deze manier van zeggen een hartader van het bijbelse spreken over de man-vrouw verhouding ontdekt te hebben. In de bespreking van het boek concludeert mevr. Van Ruler slechts, dat de gedachte van de 'inclusieve representatie' voor de vrouw betekent, dat zij ambtelijk niet meedoet. Op welke bijbelse gronden zij meent, dat de vrouw dat wel mag doen, schrijft ze niet. Kunnen we daarover dan niet meer met elkaar spreken? Overigens is in het boek 'Man en vrouw...' wel uitdrukkelijk gepleit voor de inbreng van de vrouw in het kerkeraadsgebeuren. Men leze nog maar eens wat geschreven is over het gezamenlijk beleid maken van de kerkeraad met allen die in de gemeente meewerken op blz. 157.
Over de tweede bijdrage die 'Woord en Dienst' meende te moeten wijden aan het boek, ben ik kort. Eigenlijk neem ik het de redactie van 'Woord en Dienst' kwalijk, dat zij een m.i. onwaardig schrijven als van ds. Bram Heringa, overnam uit 'Bekijk het samen'. Deze recensent verklaart simpel, dat het boek 'Man en vrouw...' niet deugt, dat de antwoorden van tevoren vaststaan, dat Paulus het natuurlijk bij het verkeerde eind heeft gehad, enz... Hij is kennelijk nogal boos geweest. Terwijl de schrijvers van het gewraakte boek er toch wel moeite voor hebben gedaan om niet vanuit vooropgezette posities te schrijven. Ik denk overigens, dat als je niet bereid bent om je eigen exclusief feministisch standpunt in een rustig gesprek met de Bijbel op tafel samen met anderen te bekijken (bekijk het samen), je je niet wagen moet aan de bespreking van een boek waarin gepoogd wordt bijbels licht te laten schijnen ook over het zgn. feminisme. Je komt dan natuurlijk niet in gesprek met... En dat neem ik een collega in de NH kerk kwalijk. Wij moeten dat anders doen.
Iets soortgelijks zou ik willen zeggen ten aanzien van de beschouwingen die prof. Bolkestein in 'Kerk en Theologie' aan het boek heeft gewijd. Hij noemt het boek 'Man en vrouw...' 'een gevaarlijk, vrouwen bedreigend boek'. En hij schrijft erbij, dat hij niet graag de dochter zou willen zijn van één van de theologen die aan dit boek hebben gewerkt. Hij zou dan immers geen kans hebben om zich te ontwikkelen boven het niveau van basisonderwijs en huishoudschool als voorbereiding op het moederschap, waarvoor men immers bestemd is. Er is ooit door een hoogleraar (ik meen uit Leiden) opgemerkt, dat in de Nederlandse Hervormde Kerk de geschriften die komen uit een bepaalde hoek van de kerk door mensen die in een andere hoek van de kerk zitten, niet worden gelezen. En hij betreurde dat. Ik ook. Maar ik betreur het eigenlijk nog meer, dat als dat lezen van elkaars geschriften dan toch blijkt voor te komen, er op een zo kleinerende wijze over wordt geoordeeld. Een bespreking van een boekwerk uit feminstische hoek in hetzelfde nummer van 'Kerk en Theologie', een enkele bladzijde eerder door dezelfde prof. Bolkestein viel trouwens heel anders uit, ook wat toonzetting betreft. Hoe dan ook, de schrijvers van 'Man en vrouw...' zijn ondanks het feit, dat zij zich van fundamentalistisch bijbelgebruik willen ontdoen, volgens prof. Bolkestein toch fundamentalisten. Het hangt er maar van af wat men onder fundamentalisme verstaat. Overigens zegt prof. Bolkestein, dat in het boek 'Man en vrouw...' heel behoedzaam gepleit wordt voor de vrouw in het diaken-ambt. Zou ik hem mogen vragen waar hij dat heeft gelezen?
Het confessionele geluid?
Ik noemde zojuist bij de bespreking van de reacties in de kerkelijke pers op het boek 'Man en vrouw...' de boekbespreking van mevr. Van Ruler in 'Woord en Dienst'. Ik besluit met het noemen van nog een reactie van een vrouw en wel van de hand van mevr. J. Datema (Harderwijk) in het 'Kerkblaadje' van de Vrienden van Kohlbrugge.
Hoewel geen theoloog of classicus, zoals ze zelf schrijft, wil zij na de bijdrage van de in de studie genoemde vier dames, als vijfde dame meedoen, zij het dan achteraf. Als ik mevr. Datema goed begrijp zou zij het op prijs hebben gesteld, als er ook uit de confessionele hoek een inbreng zou zijn geweest in de bezinning op het punt van man en vrouw in de gemeente. Nu komt het haar voor, dat de Gereformeerde Bond meent een soort monopolie te hebben. Jammer, dat mevr. Datema vanuit deze invalshoek naar het boek kijkt. Zij vraagt waar het confessionele geluid is. Om daar iets van te vernemen zou het wellicht goed zijn, als het boek in het blad van de Confessionele vereniging besproken zou worden (ik heb daar tot nu toe niets van onder ogen gehad).
Voor de opmerkingen die mevr. Datema aan het eind van haar boekbespreking maakt over het reveil, over de pil en over verschillende oneffenheden in het boek wil ik haar danken. Vooral het laatste (taaltechnische opmerkingen) getuigen van een minutieus lezen. Het antwoord op de vraag van mevr. Datema, in welke hoedanigheid de vier dames die deelnamen aan het beraad, hebben meegedaan, is in het boek niet gegeven. Zij zullen er geen bezwaar tegen hebben dat dat antwoord bij deze wordt gegeven. Zij hebben op persoonlijke titel meegedaan (twee theologie-studenten, een arts en de presidente van de Bond van Vrouwenverenigingen) .
In een volgend artikel hoop ik nog wat nader in te gaan op twee punten die tot nu toe zijn blijven liggen, te weten het punt, van het diakonaat en in de tweede plaats het punt van de zgn. gedifferentieerde ambtsopvatting. Ik kom dan in feite terug op eerder genoemde boekbesprekingen hoofdzakelijk uit de kring van de Gereformeerde Gezindte. Maar ik doe dat, omdat er op dit punt een paar misvattingen de kop op hebben gestoken en omdat het punten zijn die de door de Gereformeerde Bond ingestelde commissie 'Gereformeerde ambtsleer' in elk geval nader onder ogen zal zien.
Bilthoven
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 oktober 1986
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 oktober 1986
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's