Globaal bekeken
De heer A. A. Korevaar te Barneveld, die enige tijd geleden in ons blad een artikeltje schreef over de kindertelefoon, zond ons nu het volgende stukje, getiteld 'Luchtje hartje voor een kwartje', dat voor zichzelf spreekt.
'In de week van 26 tot 31 januari werd een grootscheepse landelijke aktie gehouden door alle Kindertelefoons in Nederland. Door middel van deze aktie wilde men kinderen op de hoogte brengen van het bestaan van de kindertelefoon. Van de Kindertelefoon in Utrecht bereikte ons een aktieprogramma. Ongeveer 1500 scholen en buurthuizen in de provincie kregen een poster toegestuurd met het verzoek deze op te hangen tijdens de aktieweek. De tekst van één van deze posters kwam ons onder ogen. De tekst luidde:
"Echtscheiden is gewoon. Heb je last van treiterballen, kwaadbrakers, scheldlummels, viesvinken, twistzaaiers, krachtwallen? Bel de Kindertelefoon".
We hebben maar één reaktie: 'AFSCHUWELIJK' En dan te bedenken, dat deze poster was aangeboden door PTT-telecommunicatie. Kunnen we dit nog langer tolereren? ? ? Misschien ligt hier een taak voor politici, voor leerkrachten, voor ons allen! Graag ontvangen we uw reaktie!'
***
We kennen de uitdrukking onpartementair taalgebruik. Welnu, wanneer een kamerlid zich daarvan bedient hamert de kamervoorzitter hem af. Het staat tot zijn beoordeling of er sprake is van een dergelijk taalgebruik. In de Handelingen van de Tweede Kamer wordt dan een gewijzigde formulering opgenomen. Maar de gesneuvelde bewoordingen blijven wel bewaard, in het archief van de Kamer, onder de naam 'lijken'.
Nu is er enkele jaren geleden een boek verschenen, waarin zeer interessante informatie omtrent de inhoud van het 'lijkenhuisje' wordt verstrekt De heer D. J. Hoekstra schreef een boek onder de titel, 'Een minister-president verkoopt nooit leugens, onparlementair taalgebruik', (uitgave De Bataafse Leeuw, Dieren). Uit dit boek geven we hier enkele momenten door.
'De oud-griffier van de Tweede Kamer mr. R. H. baron de Vos van Steenwijk heeft destijds een aantal niet-geoorloofde uitdrukkingen uit de jaren 1908-1922 bijeengebracht. Hij geeft de volgende opsomming: cynicus, kanjer, agitator, jong broekje, politieke giftmenger, kef hondje, misleiden draaitol, niet-oprecht, smerige, ellendige troep dompers, onbeschaamd, gewetenloos, smeerpoets, spullebaas, vergulde vechtjas, woordbreukige heeren, barbaren, clownerie, gemeene truc, brutaal, idealistisch gekwebbel, Indianengehuil, koek, kletskoek, kletspraatjes, leugen, misdrijf, een lolletje, demagogie, mystificatie, apenkool, onbeschoft, onbenulligheden, oneerlijke politiek, snertzaken, valsche voorstelling, verdraaien, insinueren en verlakken. Ook uit de "geschiedenis van gisteren " op het Binnenhof zijn voorbeelden te vinden van ongeoorloofd taalgebruik en/of van woordgebruik op het scherp van de snede. Opmerkingen over een minister die lui is, werd gewijzigd in een minister, die non-actief is. De kwalificatie onbeschoft werd teruggenomen en de uitdrukking minachting van het parlement werd veranderd in "een niet juiste bejegening van het parlement". Toen — zeer recent — de Amerikaanse minister Eagleburger omschreven werd als "een nitwit" werd deze uitdrukking op verzoek van de Kamervoorzitter teruggenomen. Dat gebeurde ook met de opmerking, "dat ook in onze kring de heer Lubbers niet als een specialist op het gebied van politieke waarachtigheid geldt".'
'19 november 1915 wordt De Stuers (...) afgehamerd als hij de Minister van Koloniën mr. Th. B. Pleyte voorhoudt de Kamer "een rad voor de ogen te draaien". Kamervoorzitter mr. H. Groeman Borgesius noemt dit een uitdrukking die tegenover een Minister niet geoorloofd is. De Stuers: "Ik trek die uitdrukking gaarne in, want ik heb er wel tien om die te vervangen, en dan laat ik U de keuze. Elken keer als U mij zoudt zeggen: die uitdrukking kan niet door den beugel, trek ik haar in. Tenslotte trek ik ze desnoods allemaal in, omdat ik onderstel dat de Kamer dan ook zonder dat ik iets uitdruk precies zal weten wat ik bedoel. Ik zal dan zeggen, dat een ander argument hetwelk de Minister gebruikt heeft, mij bevestigd in de overguiging, dat de Minister de Kamer om den tuin heeft geleid. Gaat dat ook niet, dan zal ik zeggen, dat hij de Kamer een beetje heeft bedot''. De Voorzitter: "Ik begrijp, niet waarom de spreker zich van zulke onparlementaire krachttermen meent te moeten bedienen". De Stuers: "Ik zeg niets meer; de heeren weten misschien wat ik bedoel".'
'Een felle bejegening valt in maart 1928 C. A. Lingbeek — lid van de Tweede Kamer voorde Hervormde Staatspartij — ten deel als hij in een motie vraagt om herziening van de salariëring der kloosterlingen-onderwijzers. Het salaris mag — naar zijn mening — niet hoger zijn dan het bedrag dat "door de kloosters voor hun onderhoud wordt betaald". De verwijten komen met name van de RKSP-afgevaardigde mr A. I. M. J. van Wijnbergen, die het voorstel-Lingbeek "een kleinzielig middel" noemt om zijn vijandigheid tegenover de Rooms-katholieke kerk aan te tonen. Op 19 juni 1934 valt opnieuw het licht op de predikant, die de toevoeging "anti-papist" graag aanvaardt om deze — zoals hij heeft gezegd — "als een gouden keten om zijn hals" te leggen, als in de Tweede Kamer gesproken wordt over de belastingheffing naar het vermogen van instellingen van de dode-hand. Ook bij die gelegenheid laat ds. Lingbeek zich (opnieuw) kennen als bestrijder van Rome, dat "missionarissen als sprinkhanen in menigte naar onze Oost (stuurt)''. Ook zegt hij "niet te begeren, dat onze Oost, op 's lands kosten, onder de Jezuïeten wordt gebracht".'
'Een SGP-fractievoorzitter komen we tegen in de persoon van ds. P. Zandt. Hij wordt afgehamerd als hij in de Kamer benadrukt, dat "velen hier in de Kamer niets te dol en te bont is". Naar de mening van de Kamervoorzitter is dit "een minder juiste uitdrukking ten aanzien van Kamerleden". Hij vraagt de predikant de opmerking terug te nemen, een verzoek waaraan onmiddellijk wordt voldaan. "Ja, zeker, Mijnheer de Voorzitter. Ik zal dan zeggen: niets te vreemd en te wonderlijk is."'
'Gerben Wagenaar, Henk Gortzak en Marcus Bakker — zij hebben ondanks verschillen enkele dingen gemeen: zij waren lid van de Tweede Kamer, vertegenwoordigden in deze Hoge Vergadering de Communistische Partij van Nederland (CPN) en kwamen bij herhaling in "aanvaring" met het Reglement van Orde. Zo kreeg Wagenaar destijds een vermaning (het gebeurt op vrijdag 22 februari 1952) als hij spreekt over "de Regering van nullen". Op last van Kamervoorzitter dr L G. Kortenhorst wordt de toevoeging uit de Handelingen geschrapt Enkele jaren later — 12 december 1956 — spreekt Wagenaar zich uit tegen een in behandeling zijnd wetsontwerp. "Het zal onnodig zijn te zeggen, dat wij voor de verlakkerij, die in dit wetsontwerp is neergelegd, niets voelen", zo benadrukt hij De Kamervoorzitter vraagt hem het woord verlakkerij door een ander woord te willen vervangen, een verzoek dat door Wagenaar wordt ingewilligd: "Mijnheer de Voorzitter ik moet zeggen, dat ik het volledig met U eens ben, dat het niet zulk een mooi woord is. Laten wij, om bij de termen van het lakken te blijven, zeggen: die verchroming. De Minister begrijpt dan heel goed wat ik daarmee bedoel: dat spiegelt ook zo mooi".'
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 februari 1987
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 februari 1987
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's