Bekering, acuut of procesmatig?
Zielen zien
Broer en zus woonden aan een zandweg, even buiten de kern van het dorp. Hij dreef een kleine boerderij, zij deed de huishouding. Hun leeftijd was al gevorderd, het werk kwam er dus niet meer zo op aan. Maar daartegenover lag de Schrift meer dan ooit open op tafel. Door voortdurend lezen en overleggen van het Woord van God, maar ook door een oprechte levenswandel ging er van beiden een stille spraak uit. Beiden waren eigenlijk zielzorgers geworden bij de gratie Gods. Ze waren, om het zo te zeggen, geoefend in de genade. Er hing in dat kleine huis iets van de zuivere lucht der eeuwigheid. Er was altijd tijd om te luisteren en beiden waren begaafd in 'het zien van zielen'. Dat zeiden ze tenminste in het dorp: Gerrit en Jaantje konden in de zielen zien. Dat betekende in wezen, dat ze mensen met godsdienstige moeilijkheden de weg naar Christus konden wijzen. Vandaar dat je het ook altijd zag gebeuren. Wanneer deze of gene te maken kreeg met de ernst van de eeuwige dingen, dan zag je ze vroeg of laat de weg naar dat huis aan de zandweg inslaan.
Later bemerkte je vaak in de gemeente, hoe diep en wijs deze mensen waren geholpen. Ze bloeiden soms ineens op. Zo gebeurde het ook dat vele jonge mensen daar kwamen. Neen, die maakten geen drukte. Ze kwamen meest na werktijd, in de schemering, soms met hun werkkleren nog aan en altijd werden ze vriendelijk ontvangen.
Jongeren
Er waren daar toen in die gemeente nogal wat jongelui, die de dienst van God ter harte ging. En nu kwam ook het verschijnsel op, dat ze zich aangetrokken gevoelden tot hen, die als geoefende gelovigen bekend stonden.
Overigens is dat gebeuren heel gewoon, alleen die jongelui vergisten zich toen ze meenden, dat men hen enkel op grond van hun belijdenis als broeders en zusters zou erkennen, ook al werd deze door een onberispelijke wandel gestaafd. De kerk mag zulke jonge mensen als lidmaten aanvaarden; in de nauwe kring van de godvrezenden gaat het zo gemakkelijk niet toe. Daar moet men kunnen vertellen hoe God ons bekeerd heeft. Ook het tweetal van hierboven geloofde niet onmiddellijk al wat hun werd verteld. Op tere manier en in alle beminnelijkheid staken beiden hun voelhorens uit en menig keer wisten zij treffend het kwade van het goede te onderscheiden. Ook kwam het nogal eens voor, dat jongeren aan de pastorie om raad kwamen vragen, hoe het nu eigenlijk toeging met de bekering. Want ja, de godvrezenden hadden zulke diepe vragen gesteld. Ze waren helemaal in verwarring gebracht en begonnen aan zichzelf te vertwijfelen.
Buitengewone gezocht
Over het algemeen wordt in de kringen van ingeleide christenen naar de tijd en de wijze van de bekering gevraagd. Wanneer men dan deze niet kan aangeven, brengt dat in meerdere of mindere mate onder verdenking. Al is dat niet goed te keuren, het is wel nader te verklaren. Wij leven toch in een tijd, waarin het geestelijk leven veelszins wordt aangemerkt als de ontwikkeling van het zedelijk leven onder de invloed van het evangelie. Door Gods algemene genade wordt de bandeloze uitleving van het natuurlijk hart in velerlei opzicht tegengegaan. Opvoeding en christelijke gewoonte bewaren menigeen voor de grillen en luimen van het goddeloze leven.
Vandaar dat de vrees bestaat bij de godvrezenden, dat iemands vroomheid geen eigen wortel heeft, maar enkel vrucht is van de invloed der opvoeding of van de omgeving op een meegaand en ernstig karakter. Het is een veel voorkomend verschijnsel tot op de huidige dag. Langs deze weg geeft men licht de voorkeur aan het buitengewone. Dit doet duidelijker dan Gods gewone manier van handelen de goddelijke oorsprong van het werk der genade uitkomen.
Gewone weg
Een ding vergeet men evenwel meestal. Het gaat in de genade evenals in de natuur. God gebruikt in de regel gewone, minder in het oog vallende middelen om iets tot ontkieming en wasdom te brengen; alleen bij grote uitzondering kiest Hij hiertoe het wonder. Toch komt het goddelijke van Zijn werk evengoed in de gewone als in de ongewone wegen uit. Alleen er is meer geestelijk licht nodig om het goddelijke in de gewone dan in de ongewone wijze van werken te zien. Men merkt Gods hand niet zo licht in de langzame ontwikkeling van de zaadkorrel, als in de snelle groei van de wonderboom.
Er heerst wijdheen in de gemeente een schier ondempbare wonderzucht. Alleen zeer bezonnen, diep nadenkende christenen hebben meer oog voor de zegen der gewone wegen.
Proces
Nu laat het zich niet ontkennen, dat de onmogelijkheid om een tijd van bekering aan te wijzen, een verdacht verschijnsel is vooral wanneer men een losbandig leven achter zich heeft. Vooral dan moet men toch van een ommekeer in gezindheid en levenswandel kennis dragen. Houdt intussen wel voor ogen, dat de aanwijzing van een bepaalde dag van bekering ook in dat geval niet mag gevorderd worden. Zulk een dag kunnen doorgaans alleen zeer grove zondaren aanwijzen, zij, dié plotseling als een hollend paard worden gegrepen of ook zij, die evenals de mensen op de Pinksterdag in Jeruzalem, in tijden van algemene opwekking worden toegebracht. De gewone gang van zaken is, dat de bekering zich over een geheel tijdperk uitstrekt, zoals bij Nicodemus. Niet steeds is zij een geestelijk proces, dat in een paar uren of dagen afloopt. Het is zelfs de regel niet in het Koninkrijk van God. Bij gevolg is het weten van 'tijd en wijze' van de bekering geen volstrekt vereiste.
Acute bekering
Geheel anders zou het staan, wanneer de Schrift ons leerde, dat de zekerheid der zaligheid deze inhoud had: ik word zalig, want ik ben toen en toen, zus en zo bekeerd. De Schrift gaat evenwel duidelijk een andere kant op. Zij wil dat wij van onze zaligheid verzekerd zullen zijn uit de vruchten der bekering. Wel trekt Paulus in 1 Thessalonicenzen 1 : 4 van de bekering der Thessalonicenzen het besluit tot hun verkiezing, maar dan neemt hij, overeenkomstig de verzen 3 en 6-10 de bekering op in de ruimere zin, waarin haar vrucht mede begrepen is, met name het werk des geloofs, de arbeid der liefde en de verdraagzaamheid der hoop. De bekering evenwel, die bedoeld wordt, als men naar haar vraagt, om zich aangaande haar van iemands geestelijke staat te verzekeren, heeft zo ruime omvang niet. Men denkt dan aan de bekering als een absoluut moment. Men heeft dan het oog op een geestelijk proces, dat met overtuiging van zonde begint en zich door het doorgangspunt van verslagenheid en verootmoediging heen, afsluit in het feit van de rechtvaardiging en de mindere of meerdere verzekering daarvan. Uit zulk een geestelijk proces zich te verzekeren, dat een ander of men zelf in staat van genade verkeert, is een onschriftuurlijk werk. Men moet uit zijn bekering niet besluiten of ons werk nu recht of niet recht is, maar integendeel, men besluit uit zijn tegenwoordig werk tot zijn bekering.
Onkunde
Er heerst op dit punt in menige gemeente een nameloze onkunde. Liever gezegd heerst hier overal een geweldige verwarring. Tast men naar de oorzaak van die onwetendheid, dan ligt het naar ons inzien aldus. Er ligt aan de eis: ge moet weten hoe ge bekeerd zijt – een zeer gewone verwarring van de bekering; weg met de wedergeboorte ten grondslag. Wedergeboorte is volstrekt noodzakelijk. Van de bekering als absoluut ingrijpend moment echter kunnen wij hetzelfde niet zeggen. Van de dagelijkse bekering toch in onze catechismus voorgesteld, als een over geheel het christelijk leven zich uitstrekkende afsterving van de oude en opstanding van de nieuwe mens spreken wij hier niet. De bekering nu in de zin van het absolute moment veronderstelt een grovere of fijnere afwijking van de waarheid of de gerechtigheid. Nu staan wij evenwel maar al te vaak voor het feit, dat niet van allen gezegd kan worden dt zij zich in zulk een staat van afwijking hebben bevonden. Er komen situaties voor, dat iemand van kindsbeen af als een wedergeborene leeft. In zodanige mensen werkt God zo onmerkbaar, dat zij geen scherpomlijnde ommekeer in hun leven gewaar worden. Goed, zij mogen wel perioden kennen, waarin de genade krachtig in hen begon door te werken, maar een ommekeer van dood tot leven, uit de toestand van onwetendheid, onverschilligheid, wereldlust, ongeloof, vijandschap, eigengerechtigheid naar het tegenovergestelde, kennen zij niet. Bekering is verandering van zin en wil, doen en laten. Nu spreekt het geheel vanzelf, dat deze niet op bijzondere tijd en manier gebeurt, wanneer ze reeds in de kinderjaren in de wedergeboorte tot stand is gebracht. Het kan dus komen tot verzekering van de staat der genade, zonder de wetenschap van een geschiedenis der bekering achter zich te hebben. De dagelijkse bekering levert voldoende grond op om zich van zijn wedergeboorte te verzekeren. Precies hetzelfde kan gezegd worden van het wandelen in de vreze Gods in het algemeen. Stelt u zich voor – wanneer u kunt ademen en spreken; wanneer u zich kunt bewegen als een levend mens, gaat u dan twijfelen of u echt wel leeft, omdat u niet weet wanneer dit leven in u gebracht is? Velen doen totaal verkeerd. Zij gaan rusten op het moment van bekering van toen en toen.
Daarbij blijven ze de jaren door. Ze meten iedereen af naar hun maat. Twee dwaalwegen treden daarbij vaak op. De eerste is een nameloze hoogmoed en zelfverzekerdheid. Een bikkelharde gestalte van pure eigenwaan. De andere is van telkens opkomende twijfel of het toen wel echt geweest is en of men niet zichzelf alles heeft verbeeld. Ook daar cirkelt men onophoudelijk om de eigen as. Wie zich enkel uit zijn bekering van toen en toen verzekeren wil, zou zelfs gevaar lopen om zich schromelijk te misleiden.
Heilige Schrift
Het is heel opmerkelijk, dat er in de Heilige Schrift zo weinig geschiedenissen van absolute bekering in een acuut moment meegedeeld worden. Vele, die er voor doorgaan zijn het zelfs niet. Dit tekent iets, met name, dat de hoofdvraag niet is: hoe bent u op de weg gekomen, maar bent u werkelijk op de weg? Welnu, wie een mishagen in zichzelf heeft, niet alleen wegens zijn dadelijke zonden, maar ook wegens zijn onberekenbaar tekort in de dienst van God en zich daarom voor Hem verootmoedigt; wie zijn heil alleen in Christus zoekt; wie een afkeer in zich bespeurt van de zonde, omdat deze Gods eer en recht tekort doet en een ernstig voornemen om Hem in alles gehoorzaam te zijn – zo één mag dan misschien wel geen geschiedenis en geruchtmakende verhalen van zijn bekering kunnen vertellen, hij draagt toch de kentekenen van de echt bekeerde mens in zich. Wanneer onze vaderen de gemeenteleden opriepen om zich voor het Heilig Avondmaal te onderzoeken, bepaalden ze zich tot deze vragen. Ze spraken ten enenmale niet over 'tijd en wijze'.
Geleidelijkheid
Het is een merkwaardige trek in Gods Woord, dat de Heere in de weg der herschepping doorgaans de wegen der schepping bewandelt. Met andere woorden: evenals onze kinderen in de weg der natuur niet in één dag groot zijn, maar jarenlang doen over het proces der volwassenheid, zo gaat het ook in het geestelijke toe. De Heere houdt van procesmatige wegen. De natuur gaat een weg der geleidelijkheid, zo ook de genade. Alleen de doperse richting scheidt natuur en genade van één; wil niet van middelen en instrumenten weten; weerstreeft de gang van ontwikkeling en groei. Inderdaad, het doperdom breekt ook radicaal met het historische gegeven, en de objectieve normen. Het steunt op een inwendig licht en laat zich drijven op de subjectieve gevoelsmystiek. Daardoor vertoont het een eenzijdig revolutionair karakter. Heel diep in ons volksleven is dit denken nog springlevend. Het steekt telkens weer de kop op en vertoont zich in allerlei verschijnselen. Zelfs zeer meelevende christenen hebben onbemerkt de doperse geest nog in hun hart. Daarom is de onderscheiding van de geesten zo bijzonder nodig voor ieder gemeentelid.
Catechisant
Hoe diep soms een verkeerde belichting een ziel in verwarring kan brengen tone het volgende. Ze hadden hem gezegd, dat het in de bekering gaan moest om pure liefde tot de Heere. Daarom stond hij aan het einde van de catechisatie ietwat bedremmeld voor ons. Op zijn tere jongensgezicht stond nog de strijd te lezen. Dominee, ik bemerk geen liefde tot de Heere in mijn hart. Ik ben bezig met de eeuwige dingen uit eigenliefde. De schrik van de verdoemenis dringt mij tot zoeken, maar helemaal niet de liefde tot de eer van God en ook niet de liefde tot Christus. Ik denk dat alles wat ik heb en doe alleen maar oppervlakkig is en dat het niet voortkomt uit een bekeerd hart. Het was een belijdenis uit een jong hart, gegrepen door de ernst van de eeuwigheid. Nooit zullen wij dat gezicht vergeten. Lang wisten wij niet wat wij moesten antwoorden. De stilte ruiste hoorbaar in het lokaal. Zijn handen bewogen zenuwachtig heen en weer. En – zo neep er uit zijn keel – ik weet ook niet van een tijdstip van een bekering. Ten lange leste schoten ons de woorden van Brakel te binnen. De bekering geschiedt zelden zo klaarblijkelijk, maar het gaat daarmee allengskens, als met het opgaan der zon, zodat men alleen enige tijd daarna zien kan dat men veranderd is. Weinigen weten de tijd van hun bekering. Sommigen waren al overgegaan voor die tijd, die zij de tijd van hun eerste bekering achten. In anderen waren het maar voorbereidende werkingen, ze zijn lang daarna eerst bekeerd. Nog steeds stond hij voor ons. En wat nu die eigenliefde betreft. Aalt, als het zelfs door eigenliefde begint, dan behoeft de bekering zelfs niet verkeerd te zijn. Eigenliefde is hier een grote deugd. Het is het eerste begin van bijna alle bekeerden. En wanneer je door angst bent geraakt, het is precies het zelfde of de melaatsheid van Naäman of de blindheid van Bartimeüs of de nieuwsgierigheid van Zacheüs of de vrees van de stokbewaarder het eerste begin is geweest om ze tot Christus te leiden. Hoe ze kwamen doet er niet toe, het gaat er om dat ze kwamen. Een blonde haarlok viel over zijn voorhoofd. Ietwat gebogen nam hij afscheid. Even later hoorden wij zijn brommer aanslaan. Langzaam verdween het geluid in de verte. Maar wij moesten denken aan wat Gerrit en Jaantje nog kort tevoren hadden gezegd: er is veel hoop voor de gemeente. Het jonge volk komt met zichzelf aan het eind.
A. v. Brummelen, Huizen
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 maart 1988
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 maart 1988
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's