De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Calvijn over Gods beloften (14)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Calvijn over Gods beloften (14)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Belofte en avondmaal
'De betekenis van het avondmaal ligt in de beloften.' Tot deze slotsom komt de Franse theoloog F. Wendel in zijn belangrijke en boeiende boek over Calvijn. Het lijdt geen enkele twijfel of hij heeft daarmee de avondmaalsopvatting van de Geneefse hervormer raak getypeerd. In het traktaat dat Calvijn schreef over het avondmaal onderstreept hij dat Christus dit sacrament heeft ingesteld 'teneinde de beloften, vervat in Zijn Evangelie voor ons geweten te betekenen en te verzegelen'. Dezelfde opvatting komen we ook tegen in de Institutie. De belangrijkste funktie van het avondmaal is niet dat het ons 'eenvoudig en zonder hogere overweging' wordt uitgereikt. Nee, het sacrament betuigt veel meer deze belofte, dat Christus' vlees waarlijk spijs is en zijn bloed waarlijk drank is, waardoor wij gevoed worden tot het eeuwige leven. Deze belofte wordt ons bij brood en beker 'verzegeld en bevestigd'. Daarom zendt deze belofte ons ook naar het kruis van Golgotha, waar deze belofte waarlijk werd ingelost en in alle opzichten vervuld werd. Wendel heeft er tevens op geattendeerd dat deze accentuering van de promissio door Calvijn in de loop der tijd vooral is ontstaan onder invloed van Luthers werken. Reeds in de allervroegste uitgave van Calvijns Institutie zouden de sporen daarvan aanwijsbaar zijn. Met name wordt daarbij verwezen naar Luthers bekende geschrift over de Babylonische ballingschap der kerk (1525). Onder andere hier vinden wij uitspraken van Luther waarin hij de betekenis van de belofte bij het avondmaal uiteenzet.

Niet het uiterlijke sacrament
Evenals bij de doop waarschuwt Calvijn er keer op keer voor, niet teveel waarde toe te kennen aan de tekenen op zichzelf. Deze zijn ten diepste waardeloos, ze krijgen hun betekenis pas door de belofte die aan het gebruik ervan verbonden is. Uitvoerig wordt dit principiële uitgangspunt onderbouwd in een traktaat uit 1555, dat de titel meekreeg: 'Defensio sanae et orthodoxae doctrinae de sacramentis' (Verdediging van de gezonde en orthodoxe leer aangaande de sacramenten). Vanwege het belang van wat daar gezegd wordt, laten we Calvijn uitgebreid zelf aan het woord. 'De mensen, die zich alleen in de naakte tekenen verheugen en helemaal niet letten op de daaraan verbonden beloften komen al te lichtvaardig aan het avondmaal. Met deze woorden bedoelen we niets anders, dan wat Augustinus heel goed heeft uitgedrukt en wat iedereen ook voor juist houdt, nl. dat de elementen slechts daardoor tot elementen worden, doordat het Woord erbij komt en dan niet omdat men het met de mond uitspreekt, maar ìnzoverre als men het in geloof aanneemt… Wie naar het uiterlijke sacrament kijkt, zonder op de belofte te letten, wat doet hij anders, dan zich overgeven aan puur zelfbedrog? Wanneer wij onze ogen slechts op het avondmaal richten om met toegesloten oren onze gedachten de vrije loop te laten en niets te horen van wat God ons daarin belooft, dan onderscheiden de sacramenten zich op geen enkele wijze van de mooie mysteriën der heidenen… Kortom: wanneer het uiterlijke teken haar smaak niet ontleent aan de belofte, heeft het om zo te zeggen kracht noch sap… Wat zou het ons baten, een klein stukje brood te eten en drie druppels wijn drinken, wanneer van bovenaf niet een stem weerklonk, die zei, dat het vlees van Jezus Christus onze ware zielenspijs. Zijn bloed waarachtig geestelijke drank is? Daarom concluderen wij met recht, dat wij Jezus Christus en Zijn geestelijke gaven niet door het brood, de wijn deelachtig worden, maar dat wij door de belofte tot Hem geleid worden, opdat Hij Zichzelf de onze maakt en door het geloof in ons woont en vervult, wat ons door de tekenen beloofd en aangeboden wordt'.
Alleen het belofte-woord geeft aan het avondmaal haar zin en kracht. Het is duidelijk, dat Calvijn hier zijn pijlen met name weer richt op de Roomse kerk van zijn dagen. Wat de reformator op de eucharistie tegen heeft, is vooral, dat de beloften daar niet 'luid klinken'. Bij de consecratie (verandering van brood en wijn in het lichaam en bloed van Christus door de woorden van de geestelijke) doet de priester maar wat, zonder dat het volk daarbij betrokken wordt. Deze dwaling is daardoor ontstaan, betoogt Calvijn, dat men zich niet realiseerde, dat de beloften, door welke de consecratie geschiedt, niet bestemd zijn voor de tekenen zelf, maar voor hen die ze ontvangen. Christus spreekt niet tot het brood, opdat het Zijn lichaam worde, maar Hij beveelt Zijn discipelen om het te eten en Hij belooft hen de gemeenschap met Zijn lichaam en bloed. Trouwens, ook Paulus leert geen andere orde, dan dat samen met het brood en de beker de beloften aan de gelovigen moeten worden aangeboden. Wij mogen ons bij het avondmaal niet één of andere magische bezwering voorstellen, waarbij het genoeg is wat woorden te prevelen. Alsof die door de tekenen gehoord zouden worden. Wij hebben te begrijpen, dat woorden een levende prediking zijn (vivam preadicationem), die 'de hoorders sticht en haar kracht betoont in de vervulling van hetgeen zij belooft'. De beloften moeten verkondigd en verklaard worden. Die zijn het die ons aan de tafel des Heeren geestelijk voeden. Wanneer de beloften herhaald worden en het sacrament wordt uitgelegd, dan 'vindt de ware consecratie plaats'. Vanuit deze gedachtengang kan Calvijn de Roomse mis niet anders zien dan als een duidelijke ontheiliging van Christus' avondmaal. Het eigenlijke en het belangrijkste ontbreekt eraan, namelijk dat het mysterie aan het volk goed verklaard wordt en de beloften met duidelijke stem worden voorgedragen. Fel trok de reformator van leer tegen de transsubstantitiatie-gedachte (leer van de verandering der elementen). Er kan geen sprake van zijn, dat er een substantieverandering in het brood en de wijn plaatsvindt. Er verandert alleen iets in deze zin, dat de gelovigen in gewone, aardse dingen tekenen en zegelen van Gods promissio mogen zien. Vanwege het belofte-karakter van het sacrament is Calvijn wars van iedere overschatting van de elementen op zichzelf en waarschuwt hij onophoudelijk tegen een bijgelovige verering van de tekenen. Wij moeten alle bijgelovige gebruiken daarom ook verachten en als afgoderij veroordelen. Zowel het dragen van het sacrament in praal en processie als het oprichten van speciale tabernakels om daarin de elementen te vereren wijst Calvijn af. Want: 'De beloften van onze Heere gaan niet verder, dan het gebruik, dat Hij ons ervan heeft bevolen'.

Teken en geestelijke waarheid
Hoezeer Calvijn ervoor gepleit heeft aan de elementen geen verborgen, geheimzinnige kracht toe te schrijven, dat betekent anderzijds toch ook weer niet, dat brood en wijn lege en ijdele tekenen zouden zijn.
Wij zagen dat reeds bij de behandeling van de sacramenten in het algemeen en Calvijn komt daar voortdurend op terug in zijn avondmaalsleer. Op de één of andere wijze vindt er bij het avondmaal een vereniging plaats tussen teken en zaak. In het commentaar op Mattheus 26 : 26 legt de reformator uit hóe: doordat Christus door de verborgen werking van Zijn Geest vervult, wat Hij belooft. Vrijwel letterlijk dezelfde bewoordingen treffen wij aan in boek IV van de Institutie: 'Die heilige gemeenschap nu met Zijn vlees en Zijn bloed, waardoor Christus Zijn leven in ons overgiet, net alsof het in onze beenderen en in ons merg doordrong, betuigt en verzegelt Hij ook in het avondmaal. En dat niet door ons een ijdel en leeg teken voor te houden, maar doordat Hij daar de krachtige werking van Zijn Geest betoont, door welke Hij vervult, wat Hij belooft'. Het is de Geest, die ervoor zorgt dat het tijdens het gebruik van de tekenen komt tot een reële en mystieke gemeenschap met het lichaam en bloed van Christus. Met de tekenen wordt tegelijkertijd ook de betekende zaak ons geschonken. In de Catechismus van Genève wordt de vraag gesteld, of wij in het avondmaal alleen een heenwijzing naar Gods weldaden hebben óf dat deze ons ook werkelijk ons deel worden. Calvijn laat zijn leerlingen dan het volgende antwoord leren: 'Omdat Jezus Christus de waarheid zelf is, is het niet twijfelachtig dat Hij de belofte, die Hij in het avondmaal geeft, tegelijkertijd vervult, zodat Hij met het beeld ook de zaak zelf geeft. Met en onder het uiterlijke teken wordt de geestelijke waarheid afgebeeld en geschonken. Onder dat laatste, de geestelijke waarheid, verstaat Calvijn drie dingen: de betekenis, de materie die daaraan verbonden is en de kracht en uitwerking daarvan. De betekenis is in de beloften gelegen, die in zekere zin in het teken zijn ingewikkeld. De materie of substantie noemt hij Christus met Zijn dood en opstanding. Of, zoals hij het elders uitdrukt: 'Al wat Christus Zelf is en wat Hij heeft'. De uitwerking van het gebruik van het avondmaal is, dat wij geestelijk gevoed en versterkt in ons geloof worden.

Sola fide
Op welke wijze wordt Christus ons deel in het avondmaal? Op deze vraag willen wij tenslotte nog kort ingaan. Calvijn geeft geen ander antwoord, dan wat we bij zijn algemene sacramentsleer reeds vernamen: door het geloof.
Als we dat geloof maar niet verwarren met inbeelding of dorre verstandskennis. Door het geloof wordt Christus verkregen, maar dat betekent niet, dat Hij alleen 'door het inzicht en de inbeelding' wordt ontvangen. Immers, de beloften bieden Hem aan, niet 'opdat wij slechts bij het aanschouwen en de blote kennis zouden blijven staan, maar opdat wij Zijn ware gemeenschap zouden genieten'.
Als wij op behoorlijke wijze aan het avondmaal des Heeren willen, dan moeten wij de beloften, ons door Hem gegeven voor vast aanvaarden en aannemen. Zonder geloof en vertrouwen hebben wij aan het avondmaal niets. Het is immers aan de promossio eigen dat het om geloof vraagt en bij het avondmaal draait nu juist alles om de belofte. Dat blijkt alleen al uit de woorden van Jezus, als Hij spreekt van het Nieuwe Testament in Zijn bloed. Dat woord testament of verbond laat duidelijk zien, meent Calvijn, dat het avondmaal een belofte in zich sluit. En aangezien er altijd een wederkerige relatie (mutua relatio) bestaat tussen belofte en geloof, is het zonneklaar dat het er in het avondmaal om gaat het geloof te 'helpen, te kweken, te versterken en te vermeerderen'.
Maar kan het ongeloof de beloften van God dan teniet doen? Sommigen verweten Calvijn dat hij de kracht van de beloften al tezeer liet afhangen van het geloof van de mens. De hervormer antwoordt, dat de beloften weliswaar ook aan de ongelovigen worden aangeboden, maar dat aanbieden nog wat anders is dan ontvangen. Christus reikt deze geestelijke spijs uit aan allen en geeft aan allen deze geestelijke drank te drinken. Echter: sommigen gebruiken ze gretig, anderen versmaden ze met afkeer. Daarmee wordt aan de trouw van Gods beloften niet tekort gedaan. God blijft Zijn beloften aanbieden, ook al worden ze van de kant van de mensen beantwoord met ongeloof. Dat is net als met de regen. Die laat God ook niet ophouden te vallen vanuit de hemel, hoewel de stenen en rotsen het water niet ontvangen. Zonder geloof hebben wij van de aangeboden beloften geen profijt. Het geloof is onmisbaar, want God heeft het avondmaal juist ingesteld om het zwakke en aangevochten geloof te versterken. Hij komt ons daarin op geweldige wijze tegemoet. Omdat wij zo zwak zijn dat wij het Evangelie niet met een waarachtig vertrouwen des harten kunnen aannemen, wanneer het ons door eenvoudige onderwijzing en prediking wordt aangeboden, daarom heeft de Vader der barmhartigheid het niet beneden Zijn waardigheid geacht. Zich in dit opzicht te schikken naar onze zwakheid. Daarom heeft Hij aan Zijn Woord een zichtbaar teken willen toevoegen, waarin Hij het wezen van Zijn beloften voor ons afbeeldde. Om ons zo te bevestigen en versterken, te bevrijden van alle twijfel en onzekerheid. Het sacrament is een medicijn voor arme zieken. 'Laat ons daarom Zijn belofte geloven, dat Hij ons deelgenoot wil maken aan Zijn lichaam en bloed, opdat Hij in ons en wij in Hem leven; ons spijzigt tot het eeuwige leven; alles wat Hij heeft tot het onze maakt en ons de gerechtigheid toerekent.'

M. van Campen, Woerden

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 mei 1988

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Calvijn over Gods beloften (14)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 mei 1988

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's