De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Geloof heeft ook ogen (II)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geloof heeft ook ogen (II)

9 minuten leestijd

Op verzoek van deelnemers van de 25e dag over diakonaat wordt de inhoud van de lezing naar aanleiding van het groepswerk over diakonale opdrachten in de Waarheidsvriend weergegeven. In het eerste artikel werden de werkwijze en twee opdrachten behandeld. In dit artikel volgen de laatste vier opdrachten.

Derde opdracht: Hulpverlening en anonimiteit
De opdracht luidt: 'Jullie vormen een diakonale werkgroep en besluiten een telefonische hulpdienst op te zetten.
– Wat wordt je doelstelling?
– Denk je elke anonieme relatie aan te kunnen, ook als die telefonisch heel intensief wordt? Zo niet, wat doe je dan?
– Blijf je steeds beschikbaar, ook als iemand regelmatig midden in de nacht belt?
– Hoe ga je om met de (persoonlijke) informatie, die je ontvangt?'
Bij de doelstelling, kwamen de deelnemers vooral op het willen luisteren.
Het luisteren is een van de belangrijkste omgangsvormen tussen mensen, zeker als we willen werken vanuit de Heilige Schrift, Psalm 116 leert ons, dat de Heere een luisterende God is, die met zijn oor helemaal naar ons, mensen, toekomt om te kunnen verstaan, wat wij aan smekingen en klagen naar voren brengen. Deze luisterende houding van God mogen wij in ons dienend bezig zijn voor ogen houden. Het gaat erom, dat men weet, dat er iemand is, die luistert, die wat men te vertellen heeft, serieus neemt en niet meteen begint te praten. Zouden veel mensen liever de anonimiteit van de telefonische hulpdienst opzoeken, omdat daar tenminste eerst geluisterd wordt, voordat er al allerlei antwoorden komen? De doelstelling van een telefonische hulpdienst dient dan ook niet verder te gaan dan luisteren en eventueel doorverwijzen naar iemand, met wie een gesprek of een andere vorm van zorg voor elkaar mogelijk is. Dat voorkomt ook meteen, dat de medewerkers, zich teveel verbinden aan de problemen van hen, die bellen. Dat kan ook niet in een anonieme relatie. De telefonische hulpdienst zal dan ook steeds een voorlopig, incidenteel, karakter dragen. Een begin- en zeker geen eindstation van de zorg voor elkaar. Overigens is iedereen, die opbelt vrij om het contact te verbreken of aan te gaan wanneer hem of haar dat goeddunkt. Dat vraagt wel om een aantal afspraken. Het telefoonnummer moet niet het privénummer zijn van iemand thuis, maar van het bureau, de instelling, vanwaaruit men werkt. Men kan op alle mogelijke tijden bellen, mits daarvoor dan ook medewerkers beschikbaar zijn. Het komt ook voor, dat sommigen bij voorkeur op onmogelijke tijden bellen. Duidelijkheid bij het publiceren van het telefoonnummer over de tijden, dat er iemand is, is wel gewenst. Alle medewerkers hebben strikte geheimhouding over wat hen verteld wordt.

Vierde opdracht: prioriteiten stellen
De opdracht luidt: 'Je hebt een bezoekgroep van 25 personen, maar werk voor wel 50 mensen!
– Kennen de grootste schreeuwers de grootste nood?
– Moeten de mensen, die de meeste aandacht vragen, die ook krijgen?
– Wanneer mag je de aandacht voor iemand beperken?
– Hoe kom je echte nood op het spoor?
De grote moeilijkheid blijkt telkens weer te zijn, dat we niet weten, waar de nood is. De mensen, die er het ergste aan toe zijn, laten dat vaak het minste merken.
Iedereen heeft een buitenkant en een binnenkant en een grote groep mensen met een opgewekt en vrolijk uiterlijk zitten van binnen verstikt met zorgen en problemen.
En dat is nu juist de groep mensen, waarvan we als bezoekgroep vaak zeggen: 'Die redden het zelf wel'. Wij zeggen, dat de Heere het hart aanziet en zo weet, wie we zijn.
Als wij als mensen dat op ons in laten werken, dat leren we, dat, willen we weten, wat er speelt, we iemands hart moeten leren kennen. Dat lukt niet zomaar een, twee, drie.
De eerste prioriteit, die we dan moeten stellen is, dat de gemeente bewust gemaakt moet worden voor aandacht voor elkaar. Leren omzien of de naaste in nood is. Of, net als de barmhartige Samaritaan; rondzien op de weg, die weg gaan of er slachtoffers liggen. In het blad Diakonia trof ik een tekening aan met een man, die op de grond lag en uitriep: 'Zijn er nog Samaritanen?' Dat is een vraag, die we ons niet alleen als leden van een bezoekgroep, maar als gemeentelid best mogen aantrekken: Kijken wij echt rond om ons heen? Durven we mensen te benaderen van hart tot hart om zo te ontdekken of verdere hulp – mogelijk via bezoekgroepen – wenselijk is. Een van de taken van zo'n bezoekgroep is dus de gemeente bewust en medeverantwoordelijk maken voor een goede verdeling van het bezoekwerk.
Elke relatie, die vanuit het bezoekwerk wordt gelegd, moet beëindigd kunnen worden. Dat wil zeggen: de relatie mag geen doel op zich worden, maar moet erop gericht zijn, dat de bezochte weer zelfstandig verder kan. Dat is zowel voor bezochte als voor bezoeker moeilijk. Het betekent overigens niet, dat er binnen de gemeente geen banden tussen de leden mogen bestaan. Integendeel, graag zelfs, maar dan wel op basis van het samen lid zijn van die gemeente, om samen verder te gaan, maar niet op basis van het bestaan van de bezoekgroep. Het doen beëindigen van de relatie zal bij de een eerder plaatsvinden dan bij de ander. Dat hangt van de situatie af. Diezelfde situatie is ook bepalend voor het al dan niet inroepen van professionele hulp, altijd met medeweten van de bezochte!

Vijfde opdracht: gaven delen of elkaar bevoogden
De opdracht luidt:
Jullie vormen het college van diakenen. Je krijgt contact met een (buitenkerkelijk) gezin, dat hopeloos in de schulden zit.
– Wat doen jullie?
– Als je hulp geeft is dat dan incidenteel, structureel en in welke vorm?
– Welke vrijheid laat je de geholpenen?
Om met het laatste te beginnen: Het is voor de buitenwereld vaak onbegrijpelijk dat mensen een ondersteuning krijgen, terwijl ze in ogenschijnlijke luxe leven. Ieder geval staat hierin weer op zichzelf. De diakenen kunnen van buitenaf niet beoordelen wat er nodig is, laat staan een buitenstaander. Intensief contact tussen de diaken en degene, die hulp nodig heeft is steeds op zijn plaats, waarbij nooit vergeten mag worden, dat de diakenen behalve financiën ook troostrijke redenen in hun diakonale bagage meevoeren. Financiële hulpverlening is bij voorkeur structureel dat wil zeggen: De hulpvragen zal zoveel mogelijk op eigen kracht verder moeten. Daarbij komt, dat we in ons land een uitgebreid voorzieningenstelsel kennen, waarvan door velen uit angst of onwetendheid slechts ten dele gebruik van gemaakt wordt. Het kan een diakonale taak zijn om de hulpvrager bij te staan met het wegwijs (laten) maken in het woud van regels en rechten. Dit lijkt voor veel diakenen het overschrijden van de grens. Je kunt iemand toch veel beter helpen met wat geld, dan het 'recht' op te eisen bij de overheid?, zegt men dan. Laten we echter niet vergeten, dat in de Nederlandse wetgeving is vastgelegd, wie voor uitkeringen in aanmerking komen. Het zal toch nooit verkeerd zijn, om de overheid aan de eigen wetten te herinneren. Stel u zich voor, dat een werkgever zijn personeel weigert te betalen. Vullen we als diakonie dan ook de salarissen aan? Over de kerkelijkheid van het gezin: Diakonale hulpverlening is belangeloos. Het is in de meeste gevallen de vraag niet, of de diakonie wel geld genoeg heeft om naast de kerkelijke ook de buitenkerkelijke te ondersteunen. Het feit, dat de kerk, ook materiële, aandacht heeft voor mensen in nood kan hen mogelijk dichter bij het Woord brengen, maar om dat als voorwaarde te stellen gaat te ver, omdat dat zoiets wel bedrieglijk veel op het doen van goede werken voor dienste gaat lijken.

Zesde opdracht: de band bestendigen
De opdracht luidt:
Vanuit het dorp ging een zending hulpgoederen naar Polen. In een begeleidend schrijven vroeg je om blijvend contact, waarop, vanwege vroegere teleurstellingen, afwijzend werd geantwoord. Wat nu? Deze vraag is haast algemeen. Vooral bij de zogenaamde projecten in eigen land of elders in de wereld zijn we snel geneigd om na het geven de banden te verbreken. Van een langdurige relatie is vrijwel geen sprake. Men kan zich afvragen, waarom een persoon, groep of gemeente in ons land, die blijvende relatie wil. Is dat uit een oprecht verlangen om de gemeenschap der Heiligen wereldwijd gestalte te geven, of willen we gewoon steeds blijven weten of ons goede geld wel goed besteed wordt? In dat laatste geval is de wens om blijvend contact gebaseerd op puur wantrouwen en zal dan ook zeker op een teleurstelling uitlopen. Een duurzame relatie met een dorp of gemeente in het buitenland kan daarom maar beter niet gekoppeld zijn aan het geven van giften rechtstreeks aan die gemeente, temeer daar dan andere dorpen in dat land, die zo'n relatie niet hebben, dan steeds achter zouden blijven. Laten we dus bij het aangaan van een band overzee heel bescheiden zijn en liever via een vertrouwde organisatie, die een breed overzicht heeft over het kerkelijk gebeuren ter plaatse onze contacten onderhouden, dan op eigen houtje te werk te gaan. Als we in contact komen met een gemeente elders, laten we ons dan realiseren, dat deze contacten heel gevoelig zijn, zowel wat betreft de bestendiging als wat betreft hoe men tegen elkaar aankijkt. Het is principieel onjuist gemeenten in andere landen te behandelen alsof zij niet dezelfde mensen zijn dan wij in Nederland.
Een eerlijk contact is erop gericht in gelijkwaardigheid ervaringen uit te wisselen. Wordt dat over het hoofd gezien, dan vervallen we al snel in hoogmoedigheid, ook al is het met de beste bedoelingen. In een eerlijk contact leren we van elkaar en –en dat geldt voor alle contacten, die we op diakonaal gebied leggen – zal het er steeds om gaan, dat de naam van onze God, als Schepper van heel de aarde door al zijn Schepselen geëerd zal worden.

Bespreken
Het verdient aanbeveling bovenstaande opmerkingen toe te passen op uw eigen situatie. Gebruikt u ze eens om uw eigen werk te bespreken op de vergadering van kerkeraad, diakonie, commissie, gespreksgroep enzovoorts.

U. F. W. Borsje, Eethen en Drongelen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 1988

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Geloof heeft ook ogen (II)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 1988

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's