De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Globaal bekeken

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Globaal bekeken

14 minuten leestijd

Vorige week namen we een stukje over uit een pas verschenen boek 'Joodse sagen en legenden'. Hier volgt nog een tweede stuk over 'De klokkenmaker van Praag'.

'In de binnenstad van Praag stond een groot huis waarin beneden twee winkels waren gevestigd die gescheiden werden door een houten schot Aan de ene kant oefende een varkensslager zijn beroep uit, aan de andere kant huisde een joodse klokkenmaker. Omdat het een heel oud huis was, zaten er een paar gaten in de houten wand, zodat men van de ene winkel in de andere kon kijken.
De beide winkeliers stonden op goede voet met elkaar, maar aangezien de slager nogal nieuwsgierig van aard was, keek hij wel eens in de winkel van zijn buurman.
Op een dag keek de slager weer naar binnen en bemerkte dat de klokkenmaker geld aan het tellen was. Er lagen heel wat stapels munten voor hem. Het bedrag van elk stapeltje noteerde hij en las hij luidop. Op die manier wist de slager nauwkeurig welk bedrag zijn buurman in de winkel had en wat voor soort munten het waren.
Hij liep meteen naar de politie en vertelde welke som geld uit zijn winkel was gestolen. "Wanneer ik mij niet vergis weet mijn buurman hier meer van. Niet dat hij bij mij vlees koopt – want hij eet natuurlijk alleen maar koosjer – maar hij komt bij mij wel eens een praatje maken en heeft zijn slag geslagen terwijl ik even naar achteren liep."
De politie ging naar de winkel van de klokkemaker en vond daar in een lade precies het bedrag dat de slager had genoemd.
De dienders noteerden de naam van de verdachte die Aäron ben Levi bleek te heten, en namen hem in hechtenis, hoewel hij bij hoog en bij laag beweerde onschuldig te zijn.
De zaak kwam voor het gerecht en de rechter die van de onschuld van Aäron overtuigd was omdat deze bekend stond als een eerlijk man, moest toch het bewijs leveren dat de slager had gelogen. Dat was zeker geen gemakkelijke taak en hij besloot ten einde raad het geval aan de keizer voor te leggen. Deze wist er evenmin raad mee en daarom ontbood hij rabbi Löw om diens advies te vragen.
De rabbi hoorde het verhaal aan, dacht diep na en zei toen: "Wanneer de munten van de slager zelf zijn moet er veel vet aan kleven. Ik raad u daarom aan om alle munten in een pan te doen en ze te begieten met kokend water. Wanneer er vetkringen aan de oppervlakte verschijnen, is het duidelijk dat de slager gelijk heeft. Is dit niet het geval, dan is de klokkenmaker de rechtmatige eigenaar."
De proef werd genomen en het water bleef volkomen helder. Maar het tegenbewijs moest ook geleverd worden! Daarom werden er munten uit de geldla van de slager gehaald en in kokend water gedompeld. En zie! Er verschenen grote vetkringen aan de oppervlakte.
De keizer verklaarde dat Aäron ben Levi onschuldig was en de slager kreeg een flinke geldboete wegens laster.
Het is geen wonder dat de twee winkeliers elkaar voortaan uit de weg gingen. De klokkemaker spijkerde de gaten in het schot dicht en bleef verder verschoond van de nieuwsgierige blikken van zijn buurman. Alleen ergerde deze laatste zich, wanneer hij op de halve en hele uren de hoge en lage klokgeluiden naast hem hoorde.'


'Zorgvuldig bewaren' stond erboven. Welnu dat deed een lezer. Hij stuurde ons toe een schrijven uit 1951 van het 'Comité van Advies inzake zelfstandigheid der Nederd. Hervormde gemeenten' aan alle kerkvoogdijen, in verband met de Nieuwe Kerkorde en de kwestie van de aanpassing van de kerkvoogdijen (ouderling-kerkvoogd of vrij beheer). De kwestie van bestuur en beheer is nog immer een heet hangijzer, met name in S.O.W. Hier volgt het stuk, dat door een merkwaardige verscheidenheid van ondertekenaars is gekenmerkt.

Onder verwijzing naar de beide curculaires van 3 April en 27 Mei 1950,
gelet op Overgangsbepalingen 281 en 314 en 348, behorende bij de nieuwe Orde van de Kerk vestigt bovengenoemd Comité Uw aandacht op de volgende belangrijke punten:
I. U kunt Uw werkzaamheden zowel vóór als na 1 Mei op de gewone wijze voortzetten.
II. De Generale Synode erkent Uw vrijheid en zelfstandigheid.
III. Zij laat U de mogelijkheid om deze te bewaren.
IV. Uw vrijheid en zelfstandigheid blijven onverkort gehandhaafd, als U Uw plaatselijk Kerkvoogdijreglement NIET wijzigt.
V. NIEMAND UWER BEHOEFT DUS OUDERLING TE WORDEN en in dat geval behoeft naar de Classicale Vergadering geen (Ouderling) Kerkvoogd afgevaardigd te worden, dus ook niet naar de Classicale Vergadering van 14 Februari a.s.
VI. U kunt dus nooit en te nimmer gedwongen worden om een nieuw reglement of een wijziging in Uw reglement te aanvaarden.
VII. U kunt dus nooit enige last ondervinden, als U de oude toestand verkiest.
VIII. Kerkvoogdijen met "VRIJ BEHEER" kunnen dat "Vrij Beheer" behouden.
IX. Kerkvoogdijen onder "Toezicht" kunnen onder het thans bestaande beheer blijven, terwijl Uw aandacht er op gevestigd wordt, dat U voor ELKE verandering van Uw reglement toestemming moet vragen aan het bestaande College van Toezicht, waar U onder valt.
X. Bij elke voorkomende moeilijkheid staat het Comité U gaarne te allen tijde met raad en daad bij. CONCLUSIE: ER BEHOEFT NIETS TE VERANDEREN.

HET COMITÉ VOORNOEMD:
Ds. N. K. VAN DEN AKKER, N.H. Predikant van Rhenoy en Gellicum, Lid van het Classicaal Bestuur van Bommel;
Mr. A. BEETS, Secretaris-Kerkvoogd van Haarlem;
Ds. L. J. BLOEMSMA, N.H. Predikant van Beesd, Lid van het Classicaal Bestuur van Bommel;
Ds. J. VAN DIJK, N.H. Predikant van Gameren;
Mr H. FRIMA, Lid van het Algemeen College van Toezicht, Lid en Secretaris van het Provinciaal College van Toezicht van Groningen;
Ds. W. E. HEIJBOER, N.H. Pred. van Geldermalsen, Praeses van het Class. Bestuur van Bommel;
TJ. JOUWSTRA, Kerkvoogd te Zeist, Lid van het Hoofdbestuur van de Ver. van Kerkvoogdijen;
Ds. Mr. A. LUTEIJN, N.H. Predikant van Giessen-Nieuwkerk;
Ds. H. VAN LUNZEN, N.H. Predikant van Odoorn, Lid van het Prov. Kerkbestuur van Drenthe;
Ds. Mr. L A. QUARLES VAN UFFORD, Burgemeester van Abcoude, President-Kerkvoogd;
A. RATERING, Kerkvoogd van Borger, Voorzitter van het Procinciaal College van Toezicht van Drenthe;
J. SMIT, Oud-Kerkvoogd, te Zwijndrecht;
Dr. H. O. R. BARON VAN TUYLL VAN SEROOSKERKEN, N.H. Pred. van Opijnen, Lid van het Provinciaal Kerkbestuur van Gelderland;
Mr. W. H. VERMAAS, Secretaris van het College van Toezicht van Zeeland;
JOH. WEENER, Oud-Secr.-Kerkvoogd te Utrecht.

Hoe nooit is 'nooit'?


In zijn laatste rondzendbrief gaat dr. G. H. Cohen Stuart, theologisch adviseur van de Hervormde Kerk in Jeruzalem, in op de recente (politieke) ontwikkelingen in en rondom Israël. Een benadering vanuit het Jodendom!

'Terugkijkend op de verkiezingen van een maand geleden zie ik veel ongerijmdheden. Ruim 40% van de Arabische stemgerechtigden in Israël stemde op zionistische partijen, wat hen bij elkaar vier zetels opleverde. Bijna 60% stemde op de verschillende Arabische partijen. Natuurlijk, als je er in het publiek naar vraagt, steunt meer dan 90% van de Israëlische Arabieren de PLO. Maar bij geheime stemmingen ligt dat kennelijk anders.
Het meest opvallend is dat extreem rechts (Moledet) met 1.9% net twee zetels heeft gehaald. Het programma van deze partij beoogt op vrijwillige basis – zij het onder economische en morele druk – overbrenging van Palestijnen uit de bezette gebieden naar Arabische landen, als een georganiseerde bevolkingsuitwisseling. Toen drie dagen vóór de verkiezingen een moeder en haar drie kinderen levend verbrandden in een autobus bij een aanslag bij Jericho dacht ik dat deze partij enorm zou winnen, inclusief de stemmen van de door het hooggerechtshof, wegens haar racistische opstelling, uitgesloten partij van Meir Kahane. In feite heeft deze, iets minder extreme partij, Kahane slechts vervangen in de Knesseth.
98% van de kiezers hebben dus het extremisme afgewezen. Daarom was het redactioneel commentaar in Trouw van 16 november ronduit verbijsterend. Onder de kop "een zwaar examen" stond "Het gelijke monniken gelijke kappen is niet van toepassing in het Midden-Oosten. De PLO moet aan zwaardere eisen voldoen om fatsoenlijk te worden gevonden dan Israël… De(ze) organisatie moet afzien van terreur. Aan vergelijkbare eisen hoeft Israël niet te voldoen". Verder klinkt het verwijt "De idee, ook binnen het Israëlische parlement naar voren gebracht de Palestijnen over te brengen naar Arabische landen, is zo schofterig dat we er geen woord aan vuil maken". Waarom doet Trouw voorkomen alsof een door de overgrote meerderheid afgewezen idee representatief is voor de algemene opinie? Sinds wanneer is b.v. de Centrumpartij woordvoerder van het Nederlandse volk? 27 partijen deden in het democratische Israël mee aan de verkiezingen. 15 haalden de kiesdrempel en zijn nu vertegenwoordigd. De 4 religieuze partijen behaalden samen 18 zetels. Dat heeft veel tongen losgemaakt. Kennelijk heeft Israël de wereld opnieuw teleurgesteld. Regelmatig kreeg ik na lezingen te horen dat er toch maar zo weinig Israëli's "echt geloven". En dat vindt men dan slecht. Nu 15% op religieuze partijen stemt is het helemaal mis.
Deze keuze wijst op een duidelijke voorkeur voor de rabbijnse uitleg van wet en profeten. De afgelopen jaren bleken regelmatig christenen een ander uitleg voor te staan, die ze graag aan Israël zouden opleggen. Nu gekozen wordt voor de eigen uitleg, heet dat meteen "khomeinisme". Dat clericalisme in het Jodendom een gevaar kan zijn, behoeven Joden echt niet van christenen te leren.
De eerste vraag, die in dit verband aan de orde komt, is zeer wezenlijk. De "wie is een Jood" vraag speelt al jaren, precieser de "hoe word je Jood" vraag. Het orthodoxe Jodendom erkent geen niet-orthodoxe – conservatieve of liberale – rabbijnen, omdat deze naar orthodox inzicht niet de blijvende geldigheid van de Halacha erkennen. Dus gaat het eigenlijk om de vraag "wie draagt de erfenis van het "'echte'" Jodendom". Dat is natuurlijk geen zaak die door de Knesseth kan worden beslist. Doordat in religieuze zaken bij de stichting van Israël de uit de mandaatstijd geldende status quo is gehandhaafd, hebben de liberale en conservatieve stromingen geen erkende status.
Toen prinses Irene toetrad tot de rooms-katholieke kerk, ging er een stroom van protest op in protestant Nederland, omdat ze werd overgedoopt. In die tijd erkende de rooms-katholieke kerk niet de doop in andere kerken. Na de schok van verontwaardiging kwam een gesprek op gang, waarvan het eindresultaat was dat door een groot aantal kerkgenootschappen overgegaan werd tot wederzijdse dooperkenning. Soms zijn er schokervaringen nodig om tussen-kerkelijke problemen op kerkelijke wijze op te lossen. Het zou me niet verbazen dat de te verwachten confrontatie tussen Israël en een deel van het wereldjodendom ertoe zou leiden dat men over deze belangrijke vraag tot een gezamenlijk beleid komt.
Het is een godsdienstige – en dat wil in het Jodendom zeggen halachische – zaak. In het Jodendom staat van oudsher de Halacha centraal. Halacha wil zeggen het door interpretatie van de rabbijnen gegroeide systeem van regels van leven gebaseerd op de Torah. De grondbepalingen van de Halacha zijn gegroeid en ontwikkeld totdat in de twaalfde eeuw Maimonides het systeem grotendeels heeft vastgelegd in zijn Mishneh Torah. Daarbij behoren ook de regels voor toetreding tot het Jodendom. Niet alleen het ritueel, maar ook de daaraan voorafgaande procedure zijn beschreven. Het liberale (en in mindere mate conservatieve) Jodendom wordt door de orthodoxie verweten dat ze zich bij de toelating van mensen die overgaan tot het Jodendom niet houden aan de Halacha. Omdat de orthodoxie geen liberale en conservatieve rabbijnen erkent, wordt overgang via een liberale of conservatieve rechtbank niet erkend, en geldt ook het kind van een op deze wijze Joods geworden moeder niet als Jood. Als argument tegen de orthodoxie in Israël worden voorbeelden genoemd van toelatingen tot het Jodendom in Israël, waar ook de hand is gelicht met de voorgeschreven procedures.
De integriteit en eenheid van geheel Israël staan op het spel. Hoe kan deze bewaard blijven? Die vragen behoren helemaal thuis in de denkwereld van het Chanoeka-feest. Bij de herdenking van de herinwijding van de tempel aan het einde van de Maccabeeën-opstand (165-162 v. Chr.), waarin weerstand werd geboden tegen gedwongen assimilatie aan de hellenistische cultuur, heeft het rabbijnse Jodendom heel bewust niet gekozen voor nadruk op de militaire prestatie maar op de geestelijke weerbaarheid, het instaan voor de Joodse traditie, de Halacha, in tijden van druk en vervolging. Hoe kan de integriteit en de eenheid van het Joodse volk bewaard worden in een 'permissive society' als Amerika en West-Europa, en in een situatie als in Israël, waarin Joden het voor het zeggen hebben. Als vreemdeling en bijwoner in Jeruzalem houd ik het hart vast, maar heb ik ook goede moed dat de traditionele wijsheid en liefde voor heel Israël het zal winnen van de krachten die het Joodse volk uiteen lijken te drijven. De eenheid van Israël is voorwaarde voor vrede voor de gehele wereld.'


Er zijn nogal eens acties die ten doel hebben bepaalde producten van de wereldmarkt te boycotten. Die roepen vaak nogal wat vragen op. Ditmaal is er een actie om een bepaald product te kopen. Het gaat om Max Havelaar koffie. Erg concurrerend is het product niet, want men moet een aantal dubbeltjes per pak méér betalen dan normaal. Maar de winst komt dan ook direct de kleine, arme boeren in Latijns-Amerika ten goede. De koffie smaakt intussen best, zo ervaren we nu zelf al enkele weken.
Hier volgt nadere informatie uit de contactbrief van het hervormd werelddiakonaat.

'Het warende koffieboeren van Ixtepec in Mexico, die als eersten voorstelden om voor hen geen projecten meer te financieren, maar in plaats daarvan te zorgen dat de afzet van hun koffie in Nederland zou groeien. Deze boeren hadden toen al een even schrijnende als indrukwekkende historie achter de rug. Tussenhandelaren hadden hen altijd voorgehouden dat zelf exporteren veel te moeilijk voor hen was. Daardoor moesten zij de lage prijzen van de tussenhandel accepteren. Eén van de boeren vertelt: "Door de lage prijzen van de tussenhandel waren we elk jaar gedwongen om geld te lenen voor het onderhoud van de plantages. In 1978 kregen we een misoogst. Geen oogst, dus ook geen geld om de lening af te betalen. Met nieuwe kredieten betaalden we de oude. De koffieprijs was bij lange na niet genoeg om de schulden te betalen en onze families te onderhouden. Op een vergadering in 1981 ontstond het idee om de tussenhandelaren te omzeilen en de koffie rechtstreeks aan de afnemers te gaan verkopen. Daartoe werd de coöperatie UCIRI opgericht. De plaatselijke autoriteiten, de tussenhandel en ambtenaren van het ministerie van landbouw zagen het niet zo zitten dat we ons organiseerden. We zijn dan ook heel wat tegengewerkt."
In 1983 werd hun coöperatie erkend door de overheid en uiteindelijk is het ondanks moord en bedreiging die tot op de dag van vandaag doorgaan ook gelukt om een exportvergunning te krijgen. (…)
Er werd o.a. gedacht aan een nieuw merk koffie dat overal te koop zou moeten zijn. Toen er met de koffiebranders in Nederland hierover gesproken werd, bleken er koffiebranders te zijn die bereid waren om deze koffie op te nemen in hun assortiment. Een nieuw eigen koffiemerk was toen niet meer nodig. Besloten werd tot de introductie van een keurmerk dat de garantie vormt dat de koffie in het pak 100% rechtstreeks, zonder tussenhandel en voor een rechtvaardige prijs is gekocht van kleine koffieboeren in Latijns-Amerika en Afrika. Dat keurmerk kreeg de naam Max Havelaar. Deze naam werd ontleend aan het beroemde boek van Multatuli, waarmee deze protesteerde tegen de wantoestanden in het toenmalige Nederlands-lndië.
Koffie met het keurmerk van Max Havelaar levert de boeren een hoger inkomen op waarmee hun levensomstandigheden sterk verbeterd kunnen worden. Die paar dubbeltjes per pak die u meer betaalt voor koffie met het keurmerk van Max Havelaar maken voor de boeren het verschil tussen hulpbehoevendheid en zelfstandigheid. Dit initiatief maakt hen dus onafhankelijk van buitenlandse hulp. Dat komt de ontwikkeling van de Derde Wereld ten goede. Om die reden besloot het Werelddiakonaat om de Stichting Max Havelaar, die verantwoordelijk is voor de promotie van het keurmerk, te steunen met een bedrag van ƒ 250.000,–, over een periode van drie jaar.
In het Werelddiakonaat spreken we vaak over de noodzaak tot structurele veranderingen. In veel gevallen lijkt het onmogelijk om veranderingen in onrechtvaardige economische structuren tot stand te brengen. Maar in dit geval is het wel mogelijk. Door koffie met het keurmerk van Max Havelaar te kopen kan er een doorbraak bereikt worden op het gebied van de veel te lage prijzen op de wereldmarkt voor grondstoffen. En dat dankzij gewone consumenten van koffie.'

v. d. G.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 december 1988

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Globaal bekeken

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 december 1988

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's