De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Prediking en communicatie (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Prediking en communicatie (1)

8 minuten leestijd

(referaat predikantenconferentie Gereformeerde Bond 1989)

In augustus 1988 ontving het hoofdbestuur een brief van een academisch technoloog, die een uitvoerige discussie uitlokte. De schrijver uitte zijn enorme zorg over de slechte manier waarop vele voorgangers met de gemeente communiceren. Het was hem opgevallen dat in de Verenigde Staten de communicatietechniek beter werd beheerst dan in ons land. Telkens viel het hem op, hoe hier te lande op één toon wordt voorgedragen, constant opgelezen als een kip die water drinkt. De huidige predikanten moeten concurreren met krant, radio, televisie met een boodschap die niet van deze wereld is. Daarom verdient het aanbeveling grote aandacht te besteden aan welsprekendheid, presentatie, opbouw van de preek en dergelijke. Hier was nu eens geen geestelijke producent aan het woord, maar een spiritueel consument die nu eens van de technische kant aandacht vroeg voor dit probleem. Behalve een paar inrichtingen voor taaiexpressie wordt doorgaans weinig aan deze zaak gedaan en daarom besloot het hoofdbestuur op de contio deze materie aan de orde te stellen.
Er is een gehoorcrisis allerwege. Niet iedereen klimt daarvoor in de pen, maar wij horen er veel van. Er kan achter zitten een gebrek aan goede opleiding, ook een stuk eenzaamheid, maar naar ons oordeel ook een brok nonchalance. Men vindt het vaak niet de moeite waard brede aandacht te geven aan een harmonieuze opbouw van de preek. Doorgaans heeft menige preek toch al last van een stuipbevalling, laat staan dat de vormgeving dan nog de nodige bezinning ontvangt. Wij menen daarentegen dat iedere preek beantwoorden moet aan de eisen voor een goede voordracht gesteld. Er is een tijd geweest dat teveel attentie hieraan werd besteed. Maar mornenteel slaat de balans weer over naar te weinig. Wij willen een gehoorcrisis vermijden.
Wij willen zelfs het woord 'gehoorcrisis' vermijden, hoewel het de achtergrond vormt van geheel ons betoog. Graag vragen wij daarentegen uw aandacht voor een goede communicatie. Hoewel wij weten dat er gegronde bezwaren bestaan tegen de overheersing van de communicatieve wetenschap in de theologie, gebruiken wij toch voor ditmaal eens enkele vaktermen uit haar gebied.
Wij denken dus na over prediking en communicatie en vragen uw aandacht eerst voor de zender in de prediking, dan voor de ontvangers van de prediking; het bericht, het medium en het kanaal van de prediking. Een vijftal motieven dus, die wij achtereenvolgens willen aanstippen.

1. Zender
Communicatie is op zichzelf genomen een zeer algemeen begrip, waarmee kan worden aangeduid wat er in allerlei intermenselijke verhoudingen zoal plaatsgrijpt. Wanneer een dominee preekt, gebruikt hij een bepaalde vorm van verbale communicatie. Het verbale komt daarbij geheel voor rekening van de predikant, die in deze communicatie als zender fungeert.
Vergeleken met andere communicatievormen is de prediking een aparte vorm van communiceren. In een gesprek tussen twee mensen bijvoorbeeld wisselen de partners voortdurend van rol. Beurtelings spreekt de een en luistert de ander. Wanneer één van beiden alleen aan het woord is, wordt het contact tussen hen nadelig beïnvloed of verbroken. Maar – in een preek is de zender van begin tot het einde in de lucht. Men kan er zo goed als zeker van zijn dat men tot de laatste zin met spreken kan doorgaan zonder door iemand te worden onderbroken.
Dit alleenrecht tot spreken verleent aan de predikant een uitzonderlijk grote vrijheid. Niemand schrijft hem voor wat hij moet zeggen. Niemand bepaalt de vorm van zijn toespraak; niemand beveelt hem zijn tekst. Hij gebiedt de presentatie alleen. Hij schikt ook de opmaak en de opbouw.
Wij zijn van mening, dat van deze vrijheid alleszins misbruik kan worden gemaakt. Wij kunnen denken dat wij het alleen weten. Maar zou het niet veel beter zijn als wij ons ook de vraag eens stelden: kunnen onze hoorders in deze monoloog ook ontvangers zijn? Komt ons betoog wel over? Kruipen wij wel voldoende in de huid van onze hoorders? Dalen wij wel voldoende af in hun problemen, zorgen en noden? Wij kunnen de hoorders willen dirigeren, op onze weg dringen in plaats van ze een eigen weg te laten vinden.


Is er voldoende ruimte voor een communicatief gebeuren in de preek? De gemeente laat ons de ruimte voor onze monoloog, geven wij nu de gemeente ook de gelegenheid te antwoorden op onze boodschap? Dat is naar ons inziens de kwestie. Met andere woorden: de houding van de predikant is een belangrijke factor in het communicatieproces, dat zich tijdens de preek voltrekt.
Vooral in de tegenwoordige ik-gerichte maatschappij is de verzoeking met name voor de predikant groot om te denken dat hij het alleen weet en niemand anders. Deze geesteshouding is op meer dan een modaliteit van toepassing. Er schuilt in deze mentaliteit een groot gevaar voor de overdracht van het Evangelie in onze tijd. Wij zelf achten ons de producent. De gemeente is dan enkel de recipiënt.
Deze eenzijdigheid kan alleen worden vermeden en bestreden, als wij er doordrongen van zijn dat het principieel niet gaat om een dualiteit van predikant en gemeente. Neen, er is een derde factor van levensgewicht. Wij moeten als predikant meer dan ooit tevoren ons bewust zijn van de afhankelijkheid van de Schrift tezamen met de gemeente. Juist bezien van de gemeente uit, is het uitgesloten dat mensen over en weer elkaar aan zichzelf ondergeschikt maken. Samen vormen ze een unieke gemeenschap, die alleen van uit hun aller verbondenheid met Christus kan functioneren. Tot die gemeenschap behoort ook de zender. Hij spreekt niet alleen tot, maar ook vanuit de gemeente.

Wat dit betreft heeft zijn optreden iets ambivalents. Ten opzichte van het Woord dat van de Ene Heere tot de gemeente komt, is de zender tegelijkertijd ook de ontvanger. Wat hij te zeggen heeft, kan hijzelf niet bedenken. Hij moet het eerst, evenals ieder ander in de gemeente, van de Heere Zelf vernemen. Vandaar ook, dat zijn produktief-zijn maar zeer betrekkelijk is. Het is in de grond der zaak niet meer dan reproduceren wat hij doet.
In plaats van de gemeente van onszelf afhankelijk te maken, mag van ons worden verwacht dat wij samen met de gemeente afhankelijk willen zijn van het Schriftwoord dat ons bijeen heeft gebracht. Daaruit vloeit voort, dat voor het communicatieproces tijdens de preek de geloofsbeleving van ons predikanten zelf van directe betekenis kan zijn. Zoëven was er sprake van reproduceren van de Schrift in de preek. Dat is wat anders dan een grammofoonplaat te zijn of een vage impressie van het Schriftwoord te geven. Het komt er op aan, dat de Schrift door ons heengegaan is. Dat wij wat aan het Woord beleefd hebben, dat het ons heeft geraakt. Wij geven daarmee niet de voorkeur aan een zeker maniërisme of aan een slordige indruk van de trant van Picasso – néén: de presentatie van de predikant moet niet die zin van de houten paal of de kachelpijp. De geloofsbeleving van de predikant is van invloed op het contact met de hoorders. Het moet aan de zender te merken zijn op de ene of de andere manier, dat hij het ook zelf hebben moet van ontvangende gestalte.


Ieder van ons zal moeten toestemmen dat het voor de hoorders een geweldig verschil uitmaakt of we in de vormgeving van de preek onze geloofsbeleving laten meeklinken of niet. Je kunt het merken of de prediker wat aan zijn woord heeft beleefd of niet. Of hij van op een afstand spreekt over zaken, die buiten eigen werkelijkheid blijven liggen dan wel of hij er door heen is gegaan. Eerstgenoemden blijven koude predikers. Copiïsten, notulisten in plaats van vertolkers van het Woord.
Het blijkt telkens weer, dat de predikant het contact met zijn hoorders verliest wanneer zijn woorden niet langer uitdrukken wat hij beleeft, zodat hij in feite het contact met zichzelf is kwijtgeraakt. Juist om deze reden, bepleiten wij het gebruik van een intensieve meditatie in de preekvoorbereiding. Een prediker moet zelf eerst overwonnen worden en gewonnen zijn voor de waarheid die hij gaat verkondigen. Je staat onder je eigen boodschap en slechts wie overtuigd is, kan overtuigen. Daarachter ligt niet alleen theologische bestudering van het Woord, maar ook een regelmatige omgang met het Woord van God.
Wie zichzelf weet te geven en durft te openbaren, zal als vanzelf een stuk bewogenheid in de preek inbrengen. Er komt hartstocht voor de waarheid aan het licht en deze hartstocht heeft meer invloed dan het meest spitse exegetische betoog, dat zich niet van het verstandelijke niveau kan vrijmaken. Een hond gaat blaffen, wanneer zijn meester wordt aangevallen; zou dan een ambtsdrager niet welsprekend worden, wanneer de zaak van zijn Heere in het geding is?

A. v. Brummelen, Huizen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 januari 1989

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Prediking en communicatie (1)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 januari 1989

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's