De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Verbinding tussen Messias-belijdende joden en christenen (II)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verbinding tussen Messias-belijdende joden en christenen (II)

Zionisme

13 minuten leestijd

De Schrift
De vorige maal hebben we in deze lezingencyclus een doorkijkje gegeven in de geschiedenis van het joodse zionisme en daarbij betrokken het christen-zionisme. In de loop der eeuwen zijn er velen binnen de christenheid geweest, die op grond van bijbelse beloften geloofd hebben in de terugkeer van de joden naar hun land. Het is goed om in deze een aantal Schriftplaatsen te noemen, waarop het geloof in die terugkeer was gebaseerd.
In Gen. 17 : 8 belooft de Heere God aan Abraham en zijn zaad het gehele land Kanaan tot een eeuwige bezitting.
In Gen. 48, waar beschreven wordt dat vader Jacob zijn zonen zegent, zegt Jacob tot Jozef, dat de Almachtige hem verschenen is in het land Kanaän en tot hem gezegd heeft: 'Zie, Ik zal u vruchtbaar maken en u vermenigvuldigen en u tot een hoop van volken stellen en Ik zal aan uw zaad na u dit land tot een eeuwige bezitting geven.'
En heel concreet bidt Nehemia in zijn gebed voor de kinderen Israëls, dat we lezen in Nehemia 1 : 8 en 9: 'Gedenk toch het woord, dat Gij Uw knecht Mozes geboden hebt, zeggende: gijlieden zult overtreden, ik zal u onder de volkeren verstrooien. En gij zult u tot Mij bekeren en Mijn geboden houden en die doen. Al waren uw verdrevenen aan het einde des hemels. Ik zal hen vandaar verzamelen en zal ze brengen tot de plaats, die Ik verkoren heb om Mijn Naam aldaar te doen wonen.' En als Jesaja profeteert over het herstel van Gods volk, nadat hij geprofeteerd heeft over de Messias en Zijn vrederijk, zegt hij, dat God een banier zal oprichten onder de heidenen en dat Hij de verdrevenen van Israël verzamelen zal uit de verstrooiing en Juda vergaderen zal van de vier einden der aarde.
Verder kunnen we nog noemen Ezechiël 36, waar we lezen, dat God Israël uit de heidenen halen zal, uit al de landen zal vergaderen en hen in hun land zal terugbrengen. Daar staat overigens de belofte bij: 'En Ik zal u een nieuw hart geven en zal een nieuwe Geest geven in het binnenste van u. En Ik zal het stenen hart uit uw vlees wegnemen en zal u een vlezen hart geven en Ik zal Mijn Geest geven in het binnenste van u en Ik zal maken, dat gij in Mijn inzettingen zult wandelen en Mijn rechten zult bewaren en doen'. Daarna wordt weer gezegd: 'En gij zult wonen in het land, dat Ik uw vaderen gegeven heb en gij zult Mij tot een volk zijn en Ik zal u tot een God zijn.'


Is het wonder, dat in Ezechiël 37, waar heel concreet over Israels opstanding en hereniging wordt gesproken, nl. in het gezicht van de beenderen, in het bijeenbrengen van de dorre doodsbeenderen gezien wordt het komen van de joden uit de verstrooiing naar het land van de vaderen? Maar, zegt Ez. 37 dan, als deze beenderen bijeengekomen zijn, is er nog geen geest in. Het wachten is op het profeteren van de Geest. Dan zal het geestelijk herstel van Israël plaatsvinden.
Tenslotte noem ik nog Zach. 14 : 16, waarin het gaat om de verhoging van Jeruzalem: 'En het zal geschieden, dat al de overgeblevenen van alle heidenen, die tegen Jeruzalem zullen gekomen zijn, van jaar tot jaar zullen optrekken om aan te bidden de Koning, de Heere der heerscharen en om te vieren het feest der loofhutten.' Een joodser feest als het loofhuttenfeest is er niet. Feest van de doortocht door de woestijn en de intocht in Kanaän. Het is duidelijk, dat niet alleen joden deze Schriftplaatsen met nieuwe belangstelling hebben gelezen, maar dat het ook door tal van christenen is gebeurd.

Het Nieuwe Testament
Maar christenen hebben zich ook opnieuw gebogen over bepaalde Nieuw-Testamentische Schriftgedeelten. Op de overbekende hoofdstukken Romeinen 9-11 ga ik nu niet verder in. Maar ik denk aan de woorden, die Jezus sprak vlak voor Zijn hemelvaart, als mensen aan Hem vragen: 'Heere, zult Gij in deze tijd aan Israël het koninkrijk weer oprichten?' Hij antwoordt dan: 'Het komt u niet toe te weten de tijden of gelegenheden, die de Vader in Zijn eigen macht heeft gesteld.'
Uit deze woorden lezen wij dus geen ontkènning van de wederoprichting van het koninkrijk aan Israël, maar een belijdenis, dat de tijd waarop dit geschieden zal, in de hand van de Vader ligt.
Maar ik denk ook aan Hand. 15, waar Jacobus op het apostelconvent terugvalt op de lofzang van Simeon. Simeon heeft gezongen, dat Christus gekomen is als een Licht tot verlichting der heidenen èn tot Heerlijkheid van zijn volk Israël. Israël en de heidenen worden daar heel duidelijk onderscheiden. En nu zegt Jacobus op dit apostelconvent, dat Simeon heeft verhaald hoe God eerst de heidenen heeft bezocht, om uit hen een volk aan te nemen door Zijn Naam. Hij vervolgt dan met te zeggen: 'En hiermee stemmen overeen de woorden van de profeten, gelijk geschreven is: Na dezen zal Ik wederkeren en weer opbouwen de tabernakel van David, die gevallen is en hetgeen daarvan verbroken is weer opbouwen en Ik zal haar weer oprichten.'
Tenslotte wijs ik nog op wat we lezen in Lucas 21, waar gesproken wordt over de grote verdrukking, die in het eind der dagen zal plaatsvinden. Dan zegt Lucas: 'En Jeruzalem zal van de heidenen vertreden worden, totdat de tijden der heidenen vervuld zullen zijn.'
Welnu, uit al deze Schriftplaatsen is geconcludeerd, dat er duidelijk sprake is van een belofte van herstel voor Israël als natie en een terugkeer naar het land van de vaderen.

Capadose
In dit verband wil ik nu aandacht geven aan datgene, wat door een Messiasbelijdende jood in de vorige eeuw is gezegd. Ik bedoel Abraham Capadose, een man uit de kring van het zogeheten 'Reveil'; afkomstig uit een geslacht, dat in de 17e eeuw nog op het Iberisch schiereiland woonde en behoorde tot de zogenaamde sefardische joden. Zowel Capadose als ook Isaäc da Costa meenden van koning David af te stammen. Diverse familieleden van Capadose bekleedden belangrijke functies in de Portugees-Israëlitische synagoge. Al in zijn jeugd had Capadose grote vriendschap met Isaac da Costa. In de twintiger jaren van de vorige eeuw leerde Capadose, evenals Isaäc da Costa, Jezus Christus kennen als de Messias. Op 20 oktober 1822 werden zowel Capadose als Isaäc da Costa en diens vrouw – Hannah da Costa-del Monte – door ds. Egelin gedoopt, waarbij deze het Woord bediende uit Romeinen 11 : 5: 'Alzo is er dan ook in deze tegenwoordige tijd een overblijfsel geworden naar de verkiezing der genade.'


Capadose nu hield in 1849 een voorlezing in één van de bidstonden van 'de vrienden van Israël' in Den Haag. In het voorwoord bij de lezing, die later uitgegeven is, zegt Capadose: 'Wat mij betreft, ik kan in waarheid zeggen, dat de zaak van Israël onafscheidelijk is van mijn geloofsleven. En dat zeg ik niet als Israëliet, maar als christen. Voordat mijn ogen geopend waren en ik die machtige en ontzaglijke God had leren kennen in het Woord van zijn openbaring, had ik, hoezeer ik tot de Israëlitische gemeente behoorde, zeer weinig met de joden op. Ik zag dat volk alleen in zijn tegenwoordige vervallen toestand, in zijn gezonken héden en dat in tegenstelling tot zijn verléden bestaan, maar nog buiten verband met zijn toekomst.'
Maar toen hij eenmaal met hart en verstand – ik gebruik zijn eigen woorden – de sleutel tot alle Godsgeheimenissen, de Geest der waarheid ontvangen had, 'weerkaatste het schitterende heillicht van Bethlehem en Golgotha op al het donkere in de geschiedenis en in de lotsbedeling van het merkwaardige volk', waartoe hij behoorde. En toen is hij gaan verstaan de lofzang van Simeon over de zaligheid Gods, die in Christus verschenen is: 'een Licht tot verlichting der heidenen en tot Heerlijkheid van zijn volk Israël. Vanaf dat moment kon hij niet meer scheiden Jezus als zijn Zaligmaker, Jezus als het Hoofd van Zijn duurgekochte gemeente èn Jezus als de Koning van zijn volk Israël.


Capadose zag in zijn dagen, dat er een groot gistingsproces aan de gang was onder het joodse volk. Hij zag het als een voorbode voor grote dingen, die stonden te gebeuren. Hij zag het Oude Testament vol van bewijzen, die op het herstel van Israël duidden. Israël heeft dan ook, aldus Capadose, een eigen lotsbestemming op aarde, omdat ze eigen en bijzondere beloften en voorrechten als volk heeft, welke de heidenen, de niet-Israëlieten, volstrekt niet hebben. Ik citeer: 'Geen enkel volk der heidenen heeft een belofte van te blijven bestaan. En wij hebben ook de machtigste volken en natiën zien vergaan. Israël alléén heeft die belofte. Geen enkel volk heeft een bepaald erfland. Israël alléén heeft dat land en die bezitting.'
Capadose vervolgt dan dat het land, vanwege het ongeloof van Israël, thans nog in de macht der heidenen is, maar vanwege het eeuwig trouwverbond van God met Abraham, zal het aan het zaad van Abraham weergegeven worden. 'Want', zo citeert hij Lucas 21 : 24, 'Jeruzalem zal door de heidenen vertreden worden, totdat de tijd der heidenen vervuld zal zijn'.
Als hij dan verder spreekt over het herstel van Israël, moet dat niet alleen worden verstaan als een bekering van Israël, maar ook als een teruggave van de hen toegezegde verbondsgoederen. Israël is het enige volk op aarde, dat de vervulling van eeuwen geleden gedane beloften verkrijgen zal. En die beloften zijn dan drieledig: Ze zullen het beloofde land weer terugontvangen, het koninkrijk zal aan Israël weer worden opgericht en de troon van David zal worden hersteld door Koning Messias. Ik citeer hem nogmaals letterlijk:
'Al de beloften, die in het Oude Testament aan Israël gegeven zijn en nimmer vervuld werden, zullen zeker nog moeten worden vervuld, al zijn ze niet herhaald in het Nieuwe Testament. Want zolang ze niet worden ingetrokken, houden ze stand. Daar wij nu het hele Oude Testament door, van Genesis tot Maleachi, de belofte herhaald zien, dat aan Abrahams zaad het heilig land tot een eeuwige (curs. van mij, v. d. G.) bezitting gegeven is, dat de joden het heilige land zullen beërven en daar niet meer uit verdreven worden en die belofte nimmer vervuld is, zo mogen, zo moeten wij vaststellen, dat zij nog staat vervuld te worden, al vinden we ze als zodanig niet herhaald in het Nieuwe Verbond'.
Alle nadruk laat Capadose dan vallen op het feit, dat de landsbelofte, zoals die in Genesis voorkomt, tot in eeuwigheid is. In Gen. 17 : 7 en 8 wordt gezegd tot Abraham: 'Ik zal u en uw zaad het gehele land Kanaän tot een eeuwige bezitting geven'. 'En de genadegiften en de roeping Gods zijn onberouwlijk,' zo citeert hij Paulus in Romeinen 11.


Ook koning Josafat heeft zich nog eens beroepen op die belofte, toen hij in groot gevaar verkeerde van de kant van de Syriërs. Hij zegt dan: 'O Heere, God onzer vaderen, zijt Gij niet die God in de hemel? Ja, Gij zijt de heerser over alle koninkrijken der heidenen en in Uw hand is sterkte en kracht, zodat niemand zich tegen U stellen kan. Hebt Gij niet, onze God, de inwoners van dit land voor het aangezicht van Uw volk Israël verdreven en dat aan het zaad van Abraham, Uw liefhebber tot in eeuwigheid gegeven?' (II Kron. 20 : 6 en 7).
Ook citeert hij Joël 3 : 20, waar gezegd wordt: 'Juda zal blijven in eeuwigheid en Jeruzalem van geslacht tot geslacht.'

Koninkrijk
Het trof mij zeer, toen ik de betreffende lezing van Capadose las, dat hij zich kritisch keerde tegen de verwerping van de landsbelofte door velen, omdat zij elke aardse gestalte van het Koninkrijk Gods verwierpen. Het bekende beroep op de Schrift in deze is dan het woord van Jezus, als Hij zegt: 'Mijn koninkrijk is niet van deze wereld.' Ooit voegde de rector van de Bir-Zeituniversiteit op de West-Bank in Israël mij ook dit Schriftwoord toe: 'Mijn koninkrijk is niet van deze wereld.' Dat betekent: de joden horen niet in dit land. Achter deze redenering zit dan de gedachte, dat het koninkrijk Gods alleen geestelijk is en nergens op aarde zichtbaar zal zijn. Daarom moet ook een aardse belofte voor een bepaald land, aan een bepaald volk worden verworpen op grond van dit Schriftwoord. Maar anderen hebben terecht gezegd: 'Mijn koninkrijk is niet van deze wereld', betekent: het is niet te vergelijken met de koninkrijken van deze wereld; het heeft een andere oorsprong, een andere wortel, een andere inhoud, een ander beginsel.
Mij trof nu, dat Capadose hier verband legt met een ander Schriftwoord. Jezus zegt nl. in Joh. 15 : 29 tot zijn discipelen: 'Gij zijt niet van de wereld'. Capadose zegt: 'Ze waren intussen wel op de aarde, maar het betekent, dat ze van boven, uit God geboren waren. Zo ook zijn koninkrijk is niet van deze wereld, niet uit de wereld afkomstig. Het geldt meer de geaardheid en oorsprong, dan de plaats en zetel van dat koninkrijk.'
Capadose zegt, dat hij door de letterlijke betekenis van de oprichting van het koninkrijk aan Israël geenszins de geestelijke betekenis wil uitsluiten, maar op grond van de geestelijke betekenis moet men anderzijds de letterlijke betekenis niet uitsluiten.


Ik ga nu voorbij aan het feit, dat Capadose verder uitvoerig aandacht geeft aan het herstel van de troon van David, op grond van het feit, dat Christus de Koning van Israël, de Koning der Joden wordt genoemd in de Schrift. De wijzen uit het oosten kwamen nl. om te zoeken de geboren Koning der joden. Hij wijst er nog op, dat de Schrift onderscheid maakt tussen het zitten van Christus aan Gods rechterhand of op de troon van Zijn Vader èn het zitten op de troon van Zijn vader David, 'waardoor zijn bijzondere, onmiddellijke en meer zichtbare regering over de Joden in Kanaän wordt te kennen gegeven.'
Capadose sluit zijn verhandeling af met te zeggen, dat de Schrift aan Israël niet slechts een theocratie belooft, maar ook een christo-cratie. De Heere Jezus zelf zal zichtbaar regeren als Koning van Israël, en als Zoon van David. Volledigheidshalve merk ik hierbij op, dat Capadose ter afsluiting van zijn lezing duidelijk te kennen geeft in deze te geloven in de betekenis van het duizendjarig rijk. Hij sluit nl. af met het woord uit Openbaring 20 : 6: 'Zalig en heilig is hij, die deel heeft in de eerste opstanding. Over deze heeft de tweede dood geen macht, maar ze zullen priesters Gods en van Christus zijn en ze zullen met Hem als koningen heersen duizend jaar.'


Over de kwestie van het Duizendjarig Rijk zal de discussie voorlopig nog wel geen einde vinden. Maar uit wat Capadose in zijn lezing zegt blijkt wel, dat vóór er sprake was van een zionistische beweging er christen-zionisten zijn geweest. De vorige maal lieten we enkele stemmen horen uit de christenheid als zodanig. Nu was iemand aan het woord, zelf komend uit de joodse gemeenschap, die in Christus zijn Heere en Heiland, de Messias en de Koning van Israël had gevonden en Hem als zodanig heeft beleden. De volgende keer zullen we nog op enkele andere stemmen nader ingaan.

v. d. G.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 juli 1989

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Verbinding tussen Messias-belijdende joden en christenen (II)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 juli 1989

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's