Globaal bekeken
Verschillende malen heb ik in de loop der jaren gewezen op het onjuiste gebruik van de these van Groen van Prinsterer 'in het isolement ligt onze Kracht'. Groen bedoelde: het isolement van ons beginsel. In het werk van prof. mr. P. A. Diepenhorst, dat in 1935 bij Kok te Kampen verscheen onder de titel 'Ons isolement' (een praktische toelichting van het programma van beginselen der Antirevolutionaire Partij), wordt daarvan onder het hoofdstuk 'Samenwerking met andere partijen' dat een lezer ons toezond, het volgende gezegd:
'In deze verklaring valt te beluisteren een weerklank van het fiere woord van Groen van Prinsterer: "In ons Isolement ligt onze kracht". Maar dan dit woord genomen In den zin, gelijk Groen zelf dien bedoelde en omschreef in zijn Nederlandsche Gedachten (deel 5, blz. 71 en blz. 138): "In ons isolement, of wilt ge liever een hollandsch woord, in onze zelfstandigheid, in onze beginselvastheid ligt onze kracht".
Ongerijmd is alzoo het beroep, dat strijk en zet op het Groenlaansch "In ons isolement ligt onze kracht" gedaan is om het saamwerken der antirevolutionaire partij met andere partijen, met name met de Roomsch-Katholieke partij te wraken.
Isolement begeerde Groen, dat wil zeggen beginselvastheid die de antirevolutionaire partij tot eigen zelfstandigheid overeenkomstig haar wezen in staat stelde, die haar voor vervloeïing, voor zelfwegcijfering behoedde. Nog pas heeft Dr. G. M. den Hartogh bij zijn promotie tot doctor in de rechtsgeleerdheid aan de Vrije Universiteit, in zijn proefschrift Groen van Prinsterer en de verkiezingen van 1871. Een keerpunt in de wordingsgeschiedenis der antirevolutionaire partij (Kampen, 1933) verdienstelijke schets gegeven van de worsteling die Groen heeft doorgemaakt om tegenover de conservatieve vrienden de zelfstandigheid der partij te herwinnen.
Isolement begeerde Groen; isolement begeert het Program.
Evenwel is daarmee samenwerking met andere partijen niet afgesneden. Juist bij krachtig en gezond isolement zal de saamwerking te gemakkelijker vallen. Dien toon ontmoeten wij in de briefwisseling tusschen Da Costa en Groen, wanneer de eerste schrijft: "Ongetwijfeld (wel mogen wij het bij elke gelegenheid gedenken en herinneren!) ligt In het geïsoleerde van ons standpunt onze kracht. Maar het neemt niet weg, dat wij van uit dat standpunt met de andere richtingen niet alleenlijk een kamp hebben te voeren, maar ook in meerdere of mindere mate punten van sympathie, zoowel als van antipathie mogen gevoelen." Daarop gaf Groen het bescheid: "Voorzeker; want juist om de onwrikbaarheid van een standpunt dat men niet verlaat, kan aan andersgezinden zonder vrees van medegesleept te worden met aantrekkingskracht, de hand worden gereikt". Op eene andere plaats vertolkt Groen dezelfde gedachte wanneer hij de zelfstandigheid door hem bepleit als eene "die het heterogene afstootend, al wat homogeen is, aantrekt, die zelf onwrikbaar, tot aansluiting bereidvaardig de hand reikt".
Samenwerking met andere partijen is alzoo met 'isolement' niet in tegenspraak. Trouwe saamwerking heeft de antirevolutionaire partij jaren achtereen betracht met de Christelijke-historische en roomsch-katholieke partij. In "coalitie"-verband hebben zij geleefd en van zelf rijst bij de bespreking van dit punt de vraag: hoe en wat met de coalitie?'
In Hervormd Weekblad, het orgaan van de Confessionele Vereniging stond een aardig 'Ingezonden' van dr. R. ten Kate, naar aanleiding van een artikel van ds. S. Kooistra. Het stuk spreekt voor zichzelf.
'Ds. Kooistra heeft in zijn hoofdartikel van 19 oktober, wanneer hij het over de vrouw in het ambt heeft, een boekje opengedaan over het Stedelijk Gymnasium in Sneek. Toen zijn vader daar ca. 1900 leerling was, stond er in het reglement, dat onder leerlingen ook meisjes verstaan werden. Er waren er toen 2 op een leerlingenaantal van 48.
Omdat ik zelf een oud-leerling ben van deze school en echt niet de enige onder de lezers van het HW, mag er misschien nog iets aan toegevoegd. In 1881 richtte de plaatselijke dokter van het nabijgelegen IJlst (mijn geboorteplaats) een verzoek aan de gemeenteraad in Sneek, om zijn dochter toegang te willen geven tot de eerste klas van het gymnasium, als zij aan de vereisten van het toelatingsexamen had voldaan. De curatoren, om advies gevraagd, konden geen wettelijke bezwaren vinden. Wel wees de rector op enkele praktische bezwaren: "Er is gebrek aan ruimte, wat bij toelating van meisjes nog erger zal worden, omdat aan meisjes een afzonderlijke plaats gegeven moet worden. En hoe moet het in het vrije kwartier en de middagpauze? Een afzonderlijk lokaal disponibel stellen of de leeskamer?"
Maar 14 dagen na het verzoek van de dokter, op 1 mei 1881, staat er al een advertentie in de kranten, waarin de rector bekend maakt dat voortaan ook vrouwelijke leerlingen kunnen worden toegelaten!
De doktersdochter slaagde voor het toelatingsexamen en werd zo de allereerste leerlinge. In 1882 deden al twee meisjes hun intrede! Zo schreed de beschaving voort aan deze aloude school, die vanaf ca. 1400 Latijnse school heette, maar in 1878 bij raadsbesluit werd omgedoopt tot gymnasium.
v. d. G.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 november 1989
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 november 1989
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's