De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Hermeneutiek: Leesbril of toverstaf (5)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hermeneutiek: Leesbril of toverstaf (5)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

In een gereformeerde kijk op hermeneutiek speelt de belijdenis van de duidelijkheid van de Schrift alsmede de erkenning van de noodzaak van de verlichting door de Heilige Geest een belangrijke rol. De Geest is naar het schone woord van Noordmans de tolk, die niet het zijne predikt, maar het naar het woord van Jezus, 'uit het Mijne zal nemen' (Joh. 16 : 14). Noordmans wijst er dan op, dat dit een spanningsvol gebeuren is. 'Jezus maakt gebruik van die Tolk. En de kwestie van het Mijn en Dijn tussen Zich en die Geest heeft Hij zelf opgelost. Hij maakt onderscheid tussen 'uit het mijne nemen' en 'u verkondigen'. In de verkondiging gebeurt er iets met het genomene' (Verz. Werken. VIII, blz. 360).
Daarmee zitten we middenin de hermeneutische vragen. Een van de eerste vragen is: Schept dit beroep op de verlichting door de Geest nu ook een eigen methode?

Geen aparte methode
Wanneer ik belijd, dat de Schrift het boek van de Geest is, betekent dit dan ook een eigen manier van exegetiseren? Leggen we bijbelteksten methodisch op een andere wijze uit dan bijvoorbeeld teksten van kerkvaders of filosofen? De Kamper hoogleraar, prof. J. van Bruggen betwijfelt of we moeten spreken van een heilige hermeneutiek. Leesregels als 'Schrift met Schrift vergelijken' zijn niet zo uniek, maar gelden ook voor andere literaire producten. Niet de leesregels zijn bijzonder, maar het Boek is bijzonder. Daarom wil Van Bruggen wel spreken van Heilige Schrift, maar niet over 'Heilige hermeneutiek'. Toch is er. al gebruiken we dezelfde uitlegmethoden, wel verschil ten aanzien van wat we van de tekst verwachten. Hoe een uitlegger op een tekst als de brief aan de Romeinen reageert, is geen zaak van methodische bezinning, maar van persoonlijke stellingnaame. Wie in de kerk en theologie de bijbel uitlegt en vertolkt, doet dit met de verwachting in dit boek met Gods getuigenis geconfronteerd te worden op grond van de belofte dat in en door de getuigen de Heere zelf present is.
Uitleg in het spanningsveld van de Geest betekent dat de Geest ons wil leiden, aangrijpen en vervullen in onze uitleg. De Geest schakelt ons als mensen met onze vermogens in. We moeten Geest en methode dan ook niet tegen elkaar uitspelen. Wel is het zaak de voorhanden methoden te toetsen op hun deugdelijkheid en zakelijkheid (in de zin van betrokken op de Zaak waar het in het evangelie om gaat), kritisch te zijn op vooronderstellingen die aan exegetische methoden ten grondslag liggen.
Het beroep op de Geest ontslaat ons niet van de eis zorgvuldig het uitlegkundig handwerk te beoefenen.
Dat de Geest ons als mensen in dienst nemen in onze eigenheid, zien we trouwens in de Schrift zelf al. Nieuwtestamentici wijzen erop dat we in de evangeliën en in de brieven van Paulus in aanraking komen met uitlegmethoden zoals die door de rabbijnen werden gebruikt. Paulus hanteerde methodisch-technisch geen eigen hermeneutische uitlegregels. Toch is er groot verschil tussen zijn lezing van het Oude Testament en die van de rabbijnse tijdgenoten, omdat de apostel wet en profeten uitlegde in het licht van de vervulling van Gods beloften in en door Jezus Christus. Het Schriftgebruik in het Nieuwe Testament wordt inhoudelijk bepaald door het heilhistorisch-christologisch getuigenis aangaande de vervulling in het laatste der dagen, terwijl er formeel sprake is van toepassing van joodse uitlegregels en zelfs van hellenistische literaire elementen.

Uitleg en betekenis
Van belang acht ik voor ons onderwerp een onderscheiding die de Engelse geleerde I.H. Marshall ergens maakt. Hij onderscheidt tussen 'meaning', d.w.z. de exegese van een tekst, en 'significance', de betekenis voor de hoorder of lezer nu.
We kunnen bijvoorbeeld denken aan de pericoop uit 1 Petrus 2 : 18vv over de huisslaven in Petrus' tijd. We dienen dan allereerst met behulp van alle exegetische hulpmiddelen, zoals woordenboeken, commentaren, studies over de tijdsomstandigheden waarin de jonge gemeente leefde, nauwkeurig vast te stellen: wat zegt de tekst. We zullen daarbij zoveel mogelijk onze eigen vooroordelen en leesbrillen opzij hebben te zetten en als het ware in de huid van de eerste lezers moeten kruipen. J. van Bruggen geeft in zijn boek Het lezen van de bijbel op dit punt waardevolle aanwijzingen.
Maar daarmee kunnen we bijvoorbeeld in de prediking, of in de bezinning op ethische vragen niet volstaan. Tussen die eerste lezers en ons zitten ruim 19 eeuwen. Maatschappelijke en sociale omstandigheden zijn gewijzigd. De situatie van de. gemeente is anders dan die in Petrus' dagen. Slavernij in de zin waarin Petrus daarover spreekt, kennen wij niet. Toch geloven we dat dit woord van God op deze plaats ook een boodschap voor ons heeft. Daarom dienen we serieus te zoeken naar de betekenis voor de hoorder/lezer hier en nu. Daarbij staan we inderdaad voor het feit dat we zorgvuldig moeten letten op de horizont van de eerste lezers, hun referentiekader en de verstaanshorizont van de hoorder of lezer in de negentiger jaren. Sluiten we onze ogen daarvoor, dan zouden we met een beroep op deze tekst de slavernij kunnen verdedigen of de stelling kunnen verkondigen dat bij een arbeidsconflict werknemers hun mond maar moeten houden. Maar ieder voelt: dan maken we kortsluiting.
Terecht attenderen mensen als Gadamer ons op dit gegeven van de horizonversmelting. Het grote bezwaar bij tal van aanhangers van de nieuwe hermeneutiek is er evenwel, dat het zoeken naar wat er in de tekst staat (meaning) wordt opgegeven omdat men zich uitsluitend bepaalt tot de vraag: wat doet de tekst mij (significance)? Maar dan wordt de exegese nagenoeg buiten spel gezet. De zoektocht naar de betekenis hier en nu vloeit uit de exegese als uitleg, van de tekst voort.

Tekst en situatie
De vraag is altijd weer: hoe kunnen we de bijbelse boodschap zo vertolken, dat we de Schrift voluit laten uitspreken en tegelijk dicht bij de hoorder in zijn situatie komen? Het gaat om trouw aan de Zaak en trouw aan de mensen, zei iemand eens.
We geloven en belijden dat het Woord van God doorwerkt in onze situatie als het woord van de God der eeuwen. De tijdbetrokkenheid van de Schrift weerspreekt dat niet, maar onderstreept dat juist. Tijdbetrokkenheid betekent: God richt zich tot de mens in zijn situatie. En de Geest die aan de gemeente Gods heilgeheimen doet horen laat ons in elke tijd zien en horen wat het Woord nu betekent.
We spreken van 'tekst' en context'. Waar ligt het beginpunt? Moeten we bij de tekst beginnen of inzetten bij de situatie? Het is een veelbesproken vraagstuk, o.a. inzake de methodiek van bijbelvertalen, maar ook in de bezinning op de prediking. We kennen de antwoorden. Wie bij de context inzet, loopt gevaar dat de tekst niet meer voluit tot spreken komt. Nog afgezien van het feit dat in de moderne hermeneutiek de context van nu zozeer overheerst dat ze gaat bepalen wat nog gezaghebbend is ja dan nee. Maar wie bij de tekst inzet, krijgt als verwijt te horen: waar is de aandacht voor de situatie?
Mijn uitgangspunt is: Gods Woord komt niet op uit, maar haakt wel in op de situatie. Principieel-theologisch is er de voorrangspositie van de tekst. De Schrift is bron en norm. Maar praktisch kan er sprake zijn van een wisselwerking. Hoe beter ik luister naar wat de tekst zegt, hoe scherper de vragen worden die gesteld worden aan mijn situatie of de ervaringswereld. Omgekeerd: hoe duidelijker ik de situatie analyseer, hoe scherper we de vraag kunnen formuleren: wat zegt de Schrift hierover? We kunnen spreken van een verkondigende dialoog, waarbij we bedenken: God heeft het eerste en houdt het laatste woord.
Tekst en situatie als wisselwerking. Ik denk aan de aandacht voor Israël in de theologie, de nieuwe bezinning op Romeinen 9-11. De ervaringen die opgedaan zijn ten aanzien van Israël, in en na de Tweede Wereldoorlog hebben er toch toe geleid dat we met nieuwe ogen deze hoofdstukken zijn gaan lezen. Of ik denk aan de milieuproblematiek. We hebben natuurlijk altijd geweten dat Genesis 1 en 2 in de bijbel stonden, maar de aandacht voor deze Schriftgedeelten nu staat toch niet los van de situatie. Er valt nieuw licht op oude woorden. En we ontdekken dat de bril waarmee we in het verleden lazen, beslagen was door onze tijdgebonden inzichten. Ook de vragen rondom de positie van de vrouw in de gemeente zouden van hieruit misschien een genuanceerder antwoord kunnen krijgen dan in het verleden vaak gegeven is.
Het Woord van God mag niet overwoekerd worden door de situatie, maar klinkt wel altijd door in een bepaalde situatie. We zien het reeds in de Schrift zelf. De tien geboden vinden we er in twee versies (Exodus 20, Deuteronomium 5) met enkele kenmerkende verschillen, samenhangend met de situatie met het oog waarop geschreven is. Habakuk 2 : 4 wordt door Paulus in Romeinen 1 en door de schrijver van de Hebreeënbrief in Hebreeën 10 in een verschillende situatie aangehaald, waarbij de betekenis niet steeds dezelfde is.
We mogen niet met een beroep op de situatie of de ervaring de tekst aan banden leggen. Gods Woord stelt ons in onze situatie vragen die maatschappelijk allerminst populair zijn. Het is niet 'in' over schuld en verzoening met God te spreken. Maar de kerk zal toch de boodschap van zonde en genade hebben te vertolken. Omgekeerd leidt de situatie ons tot hernieuwde aandacht voor aspecten van de bijbelse boodschap. Ik denk b.v. aan de vragen rondom rijkdom en armoede.

Samen met alle heiligen
Exegese en vertolking in het spanningsveld van Woord en werkelijkheid onder het regime van de Geest geschiedt in de ruimte van de kerk. De Schrift is bron en norm, kritische instantie en toetssteen voor alle verstaan. Maar we mogen de vertolkende arbeid van de Geest in de geschiedenis van prediking en bijbeluitleg, belijdenissen en kerkliederen niet minachten. We pogen te verstaan met alle heiligen, met de gelovigen die ons zijn voorgegaan en met de medechristenen uit de wereldkerk. De individuele uitlegger leest de bijbel in de kerk der eeuwen. Daarom heeft ook de belijdenis betekenis voor ver­staan en vertolking van het Schriftgetuigenis. Ik wijs een confessionalisme waarbij de Schrift aan de ketting van de belijdenis ligt, af. Ik pleit voor een belijdend lezen en vertolken, dankbaar voor de 'leestekens' die in de belijdenis gezet worden.
Bijbellezen samen met alle heiligen. Dat is ook in een andere zin nog van betekenis. We spreken onder ons van het sola scriptura, de Schrift alleen. Ik zet daarnaast het tota scriptura, de gehele Schrift. Elk mens kent zijn beperkingen en eenzijdigheden. Elke kerkgemeenschap staat in een bepaalde traditie. Elke tijd is bezig met de Schrift maar niemand kan de volheid uitputten. Ook de Reformatoren hebben de volheid van de Schrift niet uitgeput. Zij vertolkten, zeg ik Graafland na, wel het centrale, maar waren, gericht als zij waren op de problematiek van de eigen tijd, niet alzijdig.
Steeds weer zullen we attent moeten zijn op de signalen die er uitgaan bijvoorbeeld van christenen uit de derde wereld die ons attent maken op onder ons verzwegen gedeelten, of die ons helpen met nieuwe ogen de bijbel te lezen. Juist als we de klassieke uitdrukking 'de volheid van de Schrift' serieus nemen, zullen we bereid moeten zijn ons open te stellen voor nieuwe inzichten en een nieuw verstaan (S. Meyers). Zo eren wij de Geest in zijn voortgaande arbeid om de gemeente te leiden in de waarheid van het evangelie. Vertolking is een spanningsvol gebeuren. Hermeneutiek is een leesbril en geen toverstaf. De geschiedenis van prediking, uitleg en theologie kent vele voorbeelden dat het geheim van de Schrift verraden is door menselijke kortzichtigheid of waanwijsheid. Daarom moge het ons diepst verlangen zijn meer en meer leerlingen van de Schrift te zijn die met het Woord in de tijd willen staan, luisterend en gehoorzamend, opdat we de weg van het Woord mogen gaan, een weg vol verrassingen waarin we mogen ervaren dat dit Woord een helder baken is, een lamp schijnend in het donker van de tijd. Zo is de dienst aan het Woord tot opbouw van de gemeente en tot zegen van de wereld.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 september 1990

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Hermeneutiek: Leesbril of toverstaf (5)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 september 1990

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's