De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Een voluit Bijbels gegeven! (9 slot)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een voluit Bijbels gegeven! (9 slot)

De wedergeboorte

10 minuten leestijd

Men heeft Kohlbrügge verweten een andere visie op de wedergeboorte te hebben dan bijv. de Dordtse leerregels. Dat er nieuwe hoedanigheden in de wil worden uitgestort, daarvan wilde de prediker van Eberfeld niet al te veel weten.
Nu is het ontegenzeggelijk juist, als men stelt dat er in de opvatting van Kohlbrügge over de wedergeboorte een verschil schuilt met die van de Dordtse Leerregels. Wel is de vraag daarbij, of het verschil zo groot is, dat men de zaak moet gaan opblazen, zoals bijvoorbeeld dr. D.J. de Groot doet in zijn boek De wedergeboorte.

Het beeld Gods
Dat Kohlbrügge een enigszins andere visie heeft, heeft alles te maken met zijn opvatting over het beeld Gods. Hij ziet het beeld Gods als het element of de sfeer van gerechtigheid en heiligheid, waarin God de mens geschapen heeft.
Wellicht zouden wij het iets anders zeggen, maar het houdt niet in dat de opvatting van Kohlbrügge niet in overeenstemming met de Schrift zou zijn. Voor Kohlbrügge betekent de zondeval, dat de mens uit het beeld Gods is uitgevallen. Daardoor werd hij enkel vlees en viel hij ten prooi aan de macht van de zonde en de duivel. De wedergeboorte bestaat nu hierin, dat de mens door Gods genade in Christus weer in het beeld Gods wordt geplaatst. De mens wordt gezet in het element van de Heilige Geest. Hierbij blijft echter die mens in zichzelf, wat hij tevoren was: vlees en niets anders dan vlees. Dit in overeenstemming met Paulus' woord in Romeinen 7: 'Ik ben vleselijk, verkocht onder de zonde'.
Volgens Kohlbrügge heeft de mens, ook de wedergeboren mens, geen heiligheid in zichzelf. Dit te denken is een boze overtreding van het tiende gebod. Men mag zich niet aanmatigen van wat alleen de Schepper van hemel en aarde toekomt.
Ik moet zeggen, dat vooral dit laatste een krasse uitspraak is. Maar is die uitspraak onjuist? Ik denk het niet. Kohlbrügge was vuurbang, dat de vrome mens met het werk Gods aan de haal zou gaan. Hij was doodsbenauwd, dat de rechtvaardiging van de goddeloze door het geloof alleen in het gedrang zou komen, wanneer de mens met zijn werken in het middelpunt zou komen te staan.

Kontekst
Als men de tijd in ogenschouw neemt, waarin Kohlbrügge leefde, kan men begrijpen dat hij zich wat anders heeft geuit dan dat dit bijvoorbeeld in 1618/1619 werd gedaan. Maar heeft dit ook niet alles te maken met kontekstuele theologie? Met tijdbetrokkenheid? Was in zijn tijd het gevaar van valse mystiek niet volop aanwezig?
Het gaat er niet om, dat wij altijd in elke kontekst dezelfde woorden gebruiken, maar wel of wij – wellicht met andere woorden – dezelfde dingen belijden. Daarmee bedoel ik, dat wij nazeggen wat de Schrift zegt.
Trouwens, men moet niet vergeten dat Kohlbrügge de dingen ook wel eens anders onder woorden heeft gebracht. Wie bijvoorbeeld leest, wat hij over de wederge­boorte heeft gesproken alvorens hij werd opgenomen in de Evangelisch Reformierte Gemeinde te Eberfeld, staat versteld, hoe dicht hij daarin Dordt nadert.
Kohlbrügge is niet vast te pinnen. Men moet van goede huize komen om hem in een bepaald hokje te zetten. Van hem kan men zeggen, dat hij uniek is geweest. Een briljant theoloog, naar wie wij ook in het heden goed hebben te luisteren. Immers, hij heeft ons werkelijk zovele jaren na zijn dood nog wel iets te zeggen!

Da Costa
Het is met name Da Costa geweest, die in een persoonlijk schrijven een sterk afkeurend oordeel heeft uitgesproken over Kohlbrügges visie op de wedergeboorte. Hem werd niet alleen verweten, dat hij ontrouw was geworden aan de gereformeerde belijdenis, maar ook dat hij verstrikt was geraakt in de dwaling van de antinomianen. Voor een leven der dankbaarheid bleef er in de opvatting van Kohlbrügge naar het schrijven van Da Costa geen ruimte meer over.
Ik moet zeggen dat de toon van dit schrijven bijzonder broederlijk was, hoewel Da Costa daarin Kohlbrügge niet spaarde.
Intussen kan men zich wel de vraag stellen of Kohlbrügge terecht van antinomianisme is verweten? Heeft Da Costa hem recht gedaan? Ik meen van niet. Als één liefde tot Gods wet en tot het onderhouden daarvan heeft gekend, dan Kohlbrügge wel. Maar waartegen hééft hij zich dan verzet? Ten diepste tegen twee dingen. In de eerste plaats heeft hij zich hiertegen fel verzet als zou er in de bekeerde/wedergeboren mens iets worden gevonden, waardoor men voor God zou kunnen bestaan. Ook na zijn bekering blijft de mens vlees, enkel vlees. Een duidelijk voorbeeld daarvan is Abraham, de vader der gelovigen. Hoe heeft hij niet zichzelf gezocht, toen hij Saraï in Egypte opofferde. Trouwens, hij was ook helemaal in de weg van het zondige vlees, toen hij meende de Heere een handje te moeten helpen bij de vervulling van Zijn belofte aangaande een zoon. Voorzover er in het leven van Abraham daden des geloofs waren, ontsprongen zij uit het welbehagen Gods.
In de tweede plaats ging Kohlbrügge fel te keer tegen allen, die meenden de wet Gods zelf wel te kunnen houden. Duidelijk leerde hij, dat alleen genade ons liefde geeft tot de wet Gods en tot het onderhouden daarvan. Heel sterk stond in zijn hart gegrift: zonder Mij kunt gij niets doen. Alleen in Christus en door Christus wordt de wet onderhouden. Bij Kohlbrügge is het Christus alleen. Heiligheid wordt er alleen in Christus gevonden. Buiten ons, maar daarom ook gegarandeerd en vast.
Heiligheid wordt er niet in onszelf gevonden, want wij zijn en blijven vlees. Dat wil intussen niet zeggen, dat wij dan maar raak kunnen leven. Die gedachte zou inderdaad kunnen gaan leven. Men zou kunnen zeggen: de heiligheid ligt buiten mij vast in Christus, dus wat ik in dit leven uitspook, doet er niet zoveel aan toe. Wie zo denkt, krijgt Kohlbrügge direkt tegen zich. Want als één man op een heilig leven heeft aangedrongen, dan hij! De wet Gods was hem op het hart geschreven. Niet om daarover mooie beschouwingen te houden, maar om de wet Gods te doen.
Neen, dat was niet terecht van Da Costa om Kohlbrügge van antinomianisme te verdenken. Hij was niet tegen de wet, doch voor de wet. Waarschijnlijk is hij verkeerd verstaan, doordat hij al het heil in Christus alleen plaatste. Van de mens, ook van de bekeerde mens, liet hij buiten Christus om niets heel.
En al is het waar, dat hij een enigszins andere visie op de wedergeboorte heeft gehad, dat wil niet zeggen dat die onbijbels is. Zelf heb ik de indruk, dat Kohlbrügge door die wat andere visie nog meer het genadekarakter van het heil heeft willen laten uitkomen. Want o die vrome mens met zijn vrome werken, hij moest er niets van hebben. Het vlees kan Gode niet behagen. Het bedenken van het vlees is vijandschap tegen God.
Kort samengevat: Wanneer Kohlbrügge de inklevende heiligheid verwerpt en leert, dat de mens hier op aarde altijd een zondaar en niets anders dan een zondaar blijft in zichzelf, heeft hij daarmee geen ogenblik de bedoeling om naar antinomiaanse trant het leven in de zonde te koesteren of te vergoelijken.

Vroomheid
Na iets geschreven te hebben over Kohlbrügge en zijn visie op de wedergeboorte, wil ik nu nog iets op papier zetten over de houding van de wedergeboren christen in deze wereld. Ik kan mij niet helemaal aan de indruk onttrekken, dat zowel reformatorische als evangelische christenen, die zeggen wedergeboren te zijn, déze wereld mijden, om niet te zeggen: verachten. Naar hun mening is deze wereld van nul en generlei waarde. Zij is als het ware afgeschreven. Met politiek bijv. hebben zij niets te maken. Buiten hun leefwereld is alles goddeloos en daarvan moet men zich verre houden.
Alleen... heeft de Schrift ook deze visie? Lezen wij in de Bijbel dat God deze wereld heeft afgeschreven? Lezen wij in het Woord dat de gemeente slechts voor zichzelf leeft, afgesloten en in het isolement òf staat er ook nog iets over de taak van de gemeente in deze wereld?
Ik denk niet dat men vanuit de Schrift kan aantonen, dat de vreze Gods geen uitstraling heeft naar buiten. Nergens lees ik in mijn Bijbel, dat het leven door de Heere geschonken een introverte zaak is. Dat wil zeggen: een zaak, die alleen voor mij bestemd is en waarmee ik slechts voor mijzelf bezig ben. Natuurlijk, er is de verborgen omgang met God, er zijn de stille tijden, er zijn — om met Van Ruler te spreken — uren waarin men geestelijk mag luieren. Men behoeft niet altijd bezig te zijn. Trouwens, dat zou ook niet kunnen. Want wil men op een vrome wijze dienstbaar zijn aan de wereld, zo zal men toch eerst kracht, moed en wijsheid geput hebben uit de verborgen omgang met God. Hoe verkrijgt men dat alles? Wel, vanuit het Woord.
Maar dan is er ook de taak in de wereld. Wij moeten er maar goed opletten, dat noch Calvijn noch de nadere reformatie ons heeft geleerd, deze wereld te mijden en te verachten. Wij mogen daarin staan coram deo (voor het aangezicht van God). Wij mogen deze wereld gebruiken als niet gebruikende, bezitten als niet bezittende.
't Is juist, een wedergeboren christen verkeert in de wereld als een balling en een vreemdeling. Hij is als een reiziger op weg naar een beter vaderland. Maar al reizende voert hij daarin zijn taak goed uit. Hij staat in de wereld, maar hij is niet van de wereld. In Woord en in daad laat hij zien, wie de Heere voor hem is. In de heiliging van het leven toont hij dat de dienst des Heeren geen saaie dienst is, doch een liefdedienst. Overal waar een christen wordt geroepen om een taak te vervullen, zal hij trouw op zijn post zijn. In de hoop op die post een leesbare brief van Christus te zijn. Want de christen is geschonken, wil hij uitdragen. Vooral heeft de liefde een grote plaats. Wie de Bijbel goed leest, merkt op hoe met name in de nieuwtestamentische gemeenten een wervende kracht is uitgegaan van de liefde, die men tot elkaar bezat. Er werd van die gemeenten gezegd: 'ziet, hoe lief zij elkaar hebben'.
Ik wil met dit alles maar zeggen, dat wij ons niet met een boekje in een hoekje moeten opsluiten, maar dat wij midden in de wereld gaan staan in de hoop en in de verwachting, dat door onze godzalige levenswandel anderen zullen worden ingewonnen.
Als wij er van uitgaan, dat heel de wereld onder het Koningsschap van God staat en dat Hij het overal daarin voor het zeggen heeft, zo moeten wij geen moeilijke taak uit de weg gaan als wij daartoe geroepen worden.
Van christenen moet iets uitgaan in deze wereld. Trouwens, christenen zullen óók iets willen laten uitgaan. Hun Koning is dat waard. Zij weten: overal waar onze Koning niet wordt gediend, wordt Zijn eer te kort gedaan. Zijn eer ligt ze zwaar op het hart!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 juni 1992

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Een voluit Bijbels gegeven! (9 slot)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 juni 1992

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's