De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

De roeping tot predikant (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De roeping tot predikant (2)

9 minuten leestijd

II. Grenzen
In een eerder artikel gaven wij een overzicht van wat er zoal tot het ambt kan voeren. Geen wonder, dat er nu ook plaats komt voor de vraag, of er ook motieven zijn, die ons er toe leiden kunnen een ambt niet te aanvaarden, eventueel te verlaten of de voorbereiding daartoe te staken. Wij beginnen met het laatste. Moet iedereen nu maar dominee worden? Of medewerker in de gemeente? Voor een ieder die hartelijk meeleeft met de kerk, is het bekend dat er tegenwoordig een overvloed van cursussen en opleidingen bestaat, die theologisch kunnen vormen. De voornaamste opleiding is voor ons nog altijd de universitaire, maar daarnaast is er een veelzijdig onderricht in alternatieve wegen. Het zou ons een lief ding zijn, wanneer er een beperking in de veelheid van wegen zou komen, die leiden tot het predikantschap. Een commissie van onderzoek die de faculteiten heeft onderzocht op het punt van de kwaliteit van het onderwijs is niet tot zulk een fraai resultaat gekomen. Zacht gezegd heeft het verlangen om meer studenten te trekken de toelatingsnormen verlaagd, de studieduur verkort of verlengd, maar in ieder ieval niet gebracht tot het afleveren van gedegen werkers in Gods Koninkrijk. Theologie is in de mode gekomen.


Daar schuilt een gevaar in. Men kan rijp en groen tot de kansel toelaten. Wij willen niet ontkennen, dat er bijzondere roepingen zijn en ook noodbedieningen zijn, waarvan zegen uitgaat. Maar naar ons inzien moet het hobbyisme, het liefhebberij-karakter toch teruggedrongen worden. Daartoe helpen hoge toelatingsnormen, gedegen vooropleidingen. Vroeger was de enige vooropleiding bijna het gymnasium, dat toelating bood tot de universiteit, zij het ook dat men daar ook kon komen via een staatsexamen. Daar is nu veelal verandering in gekomen. Aan de eis tot kennis van de klassieke talen is geknabbeld. Wij kunnen geen grondig oordeel geven over de functionering van al deze vooropleidingen. De bovenbedoelde commissie van onderzoek gaf een vernietigend rapport. Met name over het hoger onderwijs, maar dat is natuurlijk niet los te maken van de eerder ontvangen vooropleiding. Over het algemeen is de klacht deze, dat er na de basisopleiding soms overstelpend veel vakken ter keuze aangeboden worden. Er is te weinig praktische scholing, schrijfvaardigheid wordt niet aangeleerd. Er is te weinig aansluiting op de praktijk. Het komt ons voor, dat er op dit punt nogal veel wildgroei is, te weinig ordening en een te grote kloof tussen academici en de gewone gemeente. Wij vragen: heeft de moderne paedagogie en psychologie niet teveel de theologie verdrongen of in ieder geval niet een aangroeisel veroorzaakt, waardoor het helder Zicht is vertroebeld?


Het heeft zijn nut in deze samenhang eens te luisteren naar een oud theoloog, een oudvader uit onze Nederlandse kerkgeschiedenis. Wij bedoelen Wilhelmus à Brakel in zijn Redelijke Godsdienst. Deze heeft in dat boek helder voor ons uiteengezet wat nu de ambtseisen zijn voor een dienaar des Woords. Hij onderscheidt tweeërlei: de bekwaamheid tot het werk en de uitvoering van het werk.


Blijven wij nu eerst even stilstaan bij de bekwaamheid tot het werk. Brakel vereist geleerdheid. Daardoor verstaat hij niet de kennis van verscheidene talen, want de talen behoren niet tot de geleerdheid, die zijn alleen middelen daartoe. Brakel acht kennis van Latijn, Grieks en Hebreeuws nodig. Vooral Hebreeuws en Grieks moet men beheersen, omdat de Heilige Schrift oorspronkelijk in die talen beschreven is. Toch is het een verrassing te bemerken, dat Brakel zo sterk de nadruk legt op geleerdheid. Deze bestaat in grondige kennis van velerlei zaken en in wijsheid om die zaken te gebruiken en in bekwaamheid om die tot nut van een ander te gebruiken en vóór te stellen. Daartoe is dienstig dat een leraar zijn zinnen geoefend heeft in filosofie of natuurlijke wijsheid; daardoor wordt hij bekwamer om de theologische zaken te behandelen. Een predikant moet veel in het Woord lezen, het oogmerk van de Geest en de samenhang naspeuren, parallelle plaatsen vergelijken. Dat is nog niet alles, zo hijzelf door de Heilige Geest niet is verlicht en bekeerd, zodat hij de zaken, die hij in het Woord leest, zelf in zijn hart bevindt. Hij moet zelf door ondervinding weten wat bekering is, wat bidden is, wat geloven in Christus is.


Lezen wij nu een stuk verder, dan noemen wij onder meer bekwaamheid om te leren. Het gaat er om zich goed te kunnen uiten. Door openbaring der waarheid zichzelf openbaar en aangenaam te maken aan de gewetens der mensen. Wij verstaan daaronder onze wetenschap door welsprekendheid te kunnen meedelen tot opbouw van de gemeente. Wij zien daaruit dat wij inderdaad moeite mogen doen om verstaanbaar en begrijpelijk te spreken. Want wat heeft een ander aan ons inzicht zo wij het niet kunnen doorgeven?


Er zijn op die manier nog vele andere bekwaamheden te noemen. Liefde tot Christus, tot Zijn zaak en tot Zijn schapen, zelfverloochening, ijver – in het algemeen een voorbeeld te zijn in alles. Daarmee gaan wij nu over tot de uitvoering van het ambt. Brakel geeft een zestal ambtelijke verrichtingen voor ieder predikant noodzakelijk. Bidden, prediken, catechiseren, visiteren, sacramenten te bedienen en censuur te oefenen. Het prikkelt in ons om wat mee te delen van de nuchtere wenken, die Brakel hier geeft. Het is zo nuchter Hollands, zo klassiek, dat wij het een weldaad achten in deze tijd van overvloedige bezigheden, die niet direkt ambtelijk zijn, maar veel, veel tijd vergen. Merkt u hier wel op, dat de drie voornaamste verrichtingen zijn: bidden, prediken en catechiseren? In dit licht staat het er voor ons wel eens kwaad voor als wij zien waar wij de gehele week mee bezig zijn in deze tijd. Naar ons oordeel ontvangt het sociale wel eens te veel aandacht vergeleken met het studieuze. Velen klagen, dat zij nooit eens toekomen aan het lezen van een boek, nauwelijks naderen tot het gebed, laat staan tot geheiligde meditatie.


De klassieke theoloog Brakel bepaalt ons hier bij wat in alle tijden en in alle plaatsen het wezenlijke is in het ambt van predikant. Wij menen dat wij zijn uiteenzettingen met vrucht kunnen gebruiken. Het overbodige en het overdadige zullen wij meer en meer moeten afsnijden teneinde het essentiële over te houden. Het zou wel eens kunnen zijn, dat de concentratie op het wezenlijke de kwaliteit van ons werk zal verhogen. Er is de laatste tijd meer aandacht voor de studie van de predikant. Er wordt naar verdieping gevraagd. Maatregelen worden genomen voor studieverlof. Studieaanwijzigingen worden gegeven. Eigenlijk komt het alles voort uit een volkomen scheefgroei. Het apostolaat deed na de oorlog opgeld voor het gehele Nederlandse volk. Dat was een nobel streven. Maar de bewerktuiging van de kerk was daarvoor te gering en te onbekwaam. Wij wilden teveel tegelijk. Het eindresultaat na veertig jaren stelt diep teleur. Een leeglopende kerk en een bleke theologie. Zou het niet beter zijn om terug te keren tot de essentie? Vele dingen ongedaan te laten om het ene nodige te bewaren en te onderhouden. Er is een stervende kerk. Welnu, die wordt niet gered door samenvoeging met een andere kerk. Die wordt alleen behouden door verdieping, door verootmoediging tot het ene nodige. De versnippering en verstrooiing moet worden tegegegaan. Er wordt wat geconfereerd, vergaderd, gedelibereerd in de kerk. Vergaderingen, commissies zonder tal, voorstellen tot verbetering zonder einde. Het helpt alles weinig of niets.


Zou het niet zo zijn, dat wij moeten terugkeren tot bidden, prediken en catechiseren...? Wij weten heus wel, wij leven in een andere tijd dan Brakel; wij hebben ook een andere theologie wellicht. Maar hebben wij nu ook een andere Bijbel? Er is meer dan ooit diepte-investering nodig. Dat veronderstelt ook zeker, dat wij dan misschien minder aan de weg zullen timmeren, minder representatie zullen hebben. Zou dat nu zo erg zijn? Het is niet de taak van de kerk het openbare leven over te nemen ofte vervangen. Het is de taak van de kerk het Woord te prediken. Dan zullen de gemeenten dat Woord moeten realiseren in de maatschappij. Maar wanneer er heilige concentratie plaatsvindt op de wezenlijk taken mag er hoop zijn, dat de Heere meer uitstraling geeft van dat centrum uit. Het gebed is de krachtbron, de prediking wordt daardoor weer een gebeurtenis.


Moet iedereen nu maar dominee worden? Deze vraag stelden wij aan het begin van dit artikel. Voor de welwillende lezer zal het duidelijk zijn dat het antwoord op deze vraag 'néén' moet luiden. Niet iedereen moet dominee worden. Wij blijven behoefte hebben aan gedegen ambtsdragers, met name ouderlingen en diakenen. Wanneer deze mannen zich geven aan hun ambt met grondige kennis kunnen zij voor de gemeente van evenveel nut zijn als een predikant. In sommige gevallen zijn er ambtdragers geweest die dieper sporen trokken dan predikanten.


Wij zullen zeker geen dominee worden, wanneer wij in hoofdzaak en wezen van de belijdenis der christelijke kerk in het alge­meen en die van ons eigen kerkgenootschap in het bijzonder verschillen. Het kan zeker wel eens gebeuren dat wij in een geweldige crisis geraken ten aanzien van geloofsvragen, maar het komt er dan juist op aan te worstelen en te strijden om door Gods kracht weer op de vaste grond te mogen staan. Maar blijven wij hardnekkig ongelovig en onwillig – het is dan beter niet langer te willen schijnen wat wij innerlijk niet meer zijn. Dat geldt ook voor onze richting, waartoe wij ook in de kerk willen behoren.


Wij zullen ook geen dominee worden, wanneer wij niet het vermogen hebben de intellectuele eisen na te komen. De Heere vraagt geen genieën, het is waar. Maar heeft de kerk geen recht op de beste krachten? Het is zo jammer tot een ambt van predikant te komen terwijl intelligente gemeenteleden ons onvermogen helemaal doorzien? Dat lijdt tot toneelvoorstellingen. En – als wij eens faalden of een misstap deden? Wel, wij mogen niet strenger zijn dan de Heere, die ook een gevallen, maar boetvaardige Petrus in zijn ambt heeft hersteld. Trouwens, de Heere heeft bewijzen gegeven, dat Hij ook grote zondaren tot levende getuigen van de waarheid en toonbeelden van de kracht der genade voor het oog van de gemeente kan maken... Paulus en David!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 juli 1992

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

De roeping tot predikant (2)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 juli 1992

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's