Perspectief voor geloofsopwekking (3)
De Naam en Gods verkiezing
Dat God genade betoont omwille van Zijn heilige Naam brengt ons ook bij de uitverkiezing. Immers, de uitverkiezing bepaalt ons meer dan ooit bij de vrijmacht van God. God doet het niet om ons, maar omwille van Zichzelf. Aangezien er namelijk bij ons geen enkele reden te vinden was en is om ons genadig te zijn, heeft de Heere redenen uit Zichzelf genomen. God is bij Zichzelf te rade gegaan. Hij heeft een appèl gedaan op Zichzelf. Hij heeft bij Zichzelf de oorzaak gezocht en gevonden om in liefde naar ons om te zien.
Uitverkiezing wil dan ook zeggen dat God tot niets verplicht is. Er is en was geen enkele noodzaak. In volkomen vrijheid heeft God het initiatief geheel bij Zichzelf gelegd. Hij heeft Zichzelf de verplichting opgelegd en die geheel vrijwillig aanvaard. De bijbel noemt dat welbehagen. Iets wat volstrekt niets met willekeur te maken heeft. Want willekeur houdt in dat er onderscheid gemaakt wordt op grond van verdienste. Welbehagen is anders. Dat is onderscheid maken waar geen onderscheid is omdat naar verdienste enkel de verdoemenis ontvangen kan worden. Welbehagen is daarom vrije gunst. Het is Gods onverdiende reddende initiatief waar Hem alleen alle eer en dank voor toekomt. Iets wat ook in het verbond tot uitdrukking komt. Weliswaar is uitverkiezing een kwestie van Gods reddend handelen vanuit de eeuwigheid en verbond meer vanuit de tijd, doch de structuur van dit verbond ligt geheel in de lijn van de uitverkiezing, namelijk dat het gaat om Gods onverdiende reddende initiatief. En dat op zijn beurt heeft weer alles te maken met Gods genadig handelen enkel omwille van Zijn heilige Naam. Want Gods Naam drukt bij uitstek zijn soevereine liefde uit, zoals dat bij de uitverkiezing en bij het verbond aan de orde is. HEERE betekent immers 'Ik zal zijn die Ik zijn zal' of 'Ik ben die Ik ben'. Niemand kan God de wet voorschrijven. Hij is niet te manipuleren. Hij gaat soeverein Zijn ongekende gang. Met daarbij enkel als maatstaf Zijn eigen deugden. En daarin is Hij Zichzelf tot maatstaf. Wat betreft oorzaak, aanleiding vallen wij er dus radicaal buiten. Dat wij er wat gevolg, wat inhoud betreft echter geheel binnen vallen, kan ons dan ook slechts tot uitbundige lofprijzing brengen. De uitverkiezing, het handelen van God omwille van zijn heilige Naam, kan goed beschouwd maar één, reactie bij ons teweegbrengen, namelijk 'De Heere loven en prijzen'. Geloofsopwekking komt daarmee te staan in het kader van de lofzegging.
Geloofsopwekking als lofzegging
Wanneer wij – volkomen terecht, want geheel bijbels – geloofsopwekking in verband brengen met het bijbelwoord dat God het enkel doet omwille van Zijn heilige Naam, dan kan het niet anders of we komen terecht bij de lofzegging op God. Of we moeten – onverhoopt – de heilige Naam des Heeren in ongeloof afwijzen. Doch wanneer we het vanuit het geloof bezien – en iets anders vraagt de Heere niet van ons – dan kunnen we uitsluitend in de lofzegging terechtkomen. Daar hangt weliswaar een prijskaartje aan, nl. dat we alle eigen roem en alle lofzegging op mensen en machten afzweren. Want iets anders blijft ons niet over wanneer we onszelf eerlijk gaan bezien in het licht van de heilige Naam des Heeren. Doch de Heilige Geest wil er door het woord van de bijbel voor zorgen dat we dat prijskaartje niet tegen wil en dank, maar van ganser harte accepteren. We gaan de Heere, geheel ten koste van roem op mensen en machten, op hoge toon de eer, de glorie en de lof toezingen. De grondslag van die roem vinden we uitsluitend in Zijn belofte dat Hij het doet omwille van Zijn heilige Naam. Doch de werkelijkheid van die roem wordt door de Heere Zelf in ons gewerkt en losgemaakt. Dat doet Hij wanneer Hij in de weg van geloof, door Geest en Woord, de snaren van onze ziel bespeelt in blijde lofakkoorden. Vaak na kortere of langere tijd van gebed. En het zal ook slechts dan gebeuren wanneer de nood van de zaak des Heeren ons op de ziel gebonden is. Want wie nooit enig belang heeft ingezien van noodzaak voor een geestelijke opwekking, zal er ook nooit om gaan bidden. Maar zal daarom ook nooit komen tot lofzegging op de heilige Naam des Heeren als garantie voor zo'n opwekking. Ook hier geldt dat het alles is uit Hem en door Hem en tot Hem. Lofzegging op geloofsopwekking begint ermee dat de Heere een last op onze ziel legt. De last van de nood der Kerk, het grote belang van de zaak des Heeren. Soms kan die last al heel vroeg op onze ziel gebonden zijn geworden. Reeds vanaf onze jeugd. Lezen we niet van Simson dat de Geest des Heeren hem bijwijlen begon te drijven (Richteren 13 : 25)? Soms ook kan die last op onze ziel gelegd zijn, terwijl we het niet onderkennen. We zijn onszelf een raadsel. We kunnen niet doorgronden wat er met ons aan de hand is. Totdat God op zijn tijd het raadsel oplost en ons in Zijn licht doet gaan, zodat we licht ontvangen op ons levenspad. We onderkennen de last en mogen die bij de Heere brengen, bij Hem kwijtraken. En zo komen tot lofzegging.
In ieder geval is het de Heere die lasten opbindt, maar ze ook op zijn tijd van de ziel afhaalt. Dan mogen we opademen en komen tot volle lofprijzing. Al lofzeggend mogen we als een bevrijde vogel ruimte vinden in het kristalheldere azuur van het welbehagen des Heeren. Vanuit dat welbehagen zien we ruimte van zaligheid voor de grootste der zondaren, maar ook ruimte van reddend handelen door de Heere binnen de slechtste kerk en onder het meest weggezonken volk. En we loven de Heere in blijde lofzegging voor zoveel ruimte van heil. Juist omdat we zelf met al het onze wegvallen en de Heere met Zijn heilige Naam alleen overblijft, juist daarom wordt de ruimte in God voor ons geloofsoog zo groot. En de adem van de Heilige Geest doet de ene golf van lofzegging na de andere aanrollen op het strand van onze ziel, zodat volle lofakkoorden door ons heenruisen.
De Heere doet het om Zichzelfs wil, dat is omwille van Zijn heilige Naam. En daarom is er perspectief voor geloofsopwekking. Halleluja. Amen.
Aansporing tot lofzegging
Al is het geheel waar, dat de Heere alles in allen werkt en al is het geheel waar, dat het alles is uit God en door God en tot God, nochtans schakelt de Heere onze volle verantwoordelijkheid geheel in. Daarom mag een aansporing tot lofzegging op Gods heilige Naam betreffende een geloofsopwekking niet ontbreken. Want de Heere wil zo'n aansporing gebruiken om Zijn zaak op onze ziel te binden als een last, opdat we Hem zullen aanlopen als een waterstroom. Dat mag ook samen met anderen. Want het kan als iets van een bevrijding ervaren worden, dat er ook anderen zijn die de last van de nood der Kerk meedragen. En wat is het dan mooi om samen die last voor de Heere neer te leggen en aan Hem terug te geven. Opdat Hij ermee aan de gang zal gaan door een geloofsopwekking te bewerken. Zijn heilige Naam geeft immers verwachting. Daarom loven en prijzen we die Naam.
Met name echter, wanneer de Heere in het bespelen van de snaren van onze ziel, de last van ons afneemt omdat de grootheid van Zijn heilige Naam ons uitermate verheugt en ons uitermate veel perspectief geeft voor geloofsopwekking, ook vandaag, met name dan zal het loven en prijzen van Zijn Naam niet van de lucht zijn. We worden in de ruimte gesteld, niet inzake persoonlijk heil, maar betreffende de nood der Kerk. Daarom prijzen we Hem 'met een blij gemoed', want Zijn Naam maakt Zijn lof in ons los. Wijzelf vallen erbuiten. Daarom blijft de Heere alleen over. Geloofd zij Zijn Naam. 'Komt laten wij aanbidden en lofzeggen'.
Zal God het beloven en niet doen?!
R. H. Kieskamp, Leerdam
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 juli 1994
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 juli 1994
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's