Uit de Pers
Paars
Hoe ziet paars er eigenlijk uit? In een bekend en dik woordenboek wordt van de kleur paars geschreven dat het 'een naar purper of violet zwemende kleur is, die hetzij naar het rood, hetzij naar het blauw kan neigen'. We weten allen: een kabinet van deze kleur zetelt thans in Den Haag. Voor het eerst sinds ongeveer driekwart eeuw een regering zonder een christelijke partij erbij, ook al zitten er wel enkele christenen in deze regering: minister Pronk en staatssecretaris mevr. Schmitz. Het werd tijd, vond Hans van Mierlo in het NOS-radioprogramma 'Met het oog op morgen'. De werkelijke stand van zaken in ons land dient bok in de regering zichtbaar te zijn: geen confessionelen meer, die tijd is voorbij, dat past niet meer. Want de verhoudingen zijn grondig veranderd in onze samenleving. En een regering, die in zekere zin nog steeds afhankelijk is van een christelijke partij, is niet langer in overeenstemming met de realiteit onder ons volk, aldus in duidelijke taal Van Mierlo. En in alle eerlijkheid: het valt niet te ontkennen dat hij zo geredeneerd gelijk heeft, al vond ik het wel even slikken, toen ik het hem vlak voor het naar bed gaan zo boud hoorde zeggen. In 'De Wekker' van 19 augustus 1994 schreef prof. dr. W. van 't Spijker in zijn wekelijkse rubriek 'Marginaal?' er het volgende over.
Coalitie
Eindelijk is het er dan toch van gekomen, een paars kabinet. En in zekere zin is er nu sprake van duidelijkheid in de Nederlandse politiek. Lange tijd heeft deze ontbroken. Het CDA had in ieder geval nog een C in het programma. De PvdA was socialistisch, dat wil zeggen, dat de partij het zonder uitgesproken christelijke inspiratie wilde doen. In de praktijk sloot dat samenwerking niet uit, zoals jaren lang gebleken is. Maar die samenwerking was er niet vanwege het beginsel. Zij kon er zijn, omdat het christelijke per definitie ook het sociale omvat. In de gemeenschappelijke sociale sector konden socialisme en christendom elkaar in zekere zin vinden. Praktisch, een beetje utiliteit en zakelijkheid. Dat dit ten koste van een beginsel zou kunnen gaan, was niet van meetaf duidelijk. Het bleek wel hoe langer hoe meer het geval te zijn. Men dient toe te geven dat politiek niet te bedrijven is zonder compromis. Men kan zonder compromis in een straat nog geen riolering aanleggen, geen boom planten, geen stoep reinigen. Laat staan dat men werkelijke landspolitiek zou kunnen bedrijven zonder een tegemoetkomende houding ook tegenover mensen van ander principe aan te nemen. Op die manier heeft het socialisme een stap moeten zetten in de richting van het christelijke. Op die manier kon er althans nog van enig perspectief sprake zijn in de behandeling van euthanasie en abortus. Perspectief met beslagen bril weliswaar, maar ethisch althans in de sfeer van een neutrale staat niet volstrekt onhaalbaar en onhoudbaar.
Duidelijkheid
Aan het compromis zal nu wel een eind zijn gekomen. De kaarten zijn nu goed geschud. Het socialisme en het liberalisme staan in de politiek tegenover elkaar. In het beginsel staan ze evenwel vlak naast elkaar in deze zin, dat beide van een uitgesproken christelijk beginsel in de politiek niet willen weten. Dat geeft zonder enige twijfel moeilijkheden voor wat in ons land nog bewust christelijk wil zijn. Grote moeilijkheden, waarschijnlijk. De school, het gezin, het huwelijk, de opvoeding, de ethiek. We zullen er allemaal achter komen dat nu de zaken zijn zoals ze eigenlijk al die tijd waren. Het woordje 'antithese' is helemaal uit de tijd. Wie het nog hanteert, zal gerekend worden tot de fundamentalisten. Hij discrimineert. Hij dient buitengesloten te worden. Hij hoort bij Janmaat of wie dan ook. Wij zijn van oordeel dat de antithese in de komende tijd een grotere rol zal gaan spelen. We zullen het moeilijk krijgen, niet vanwege de coalitie, maar vanwege ons eigen onvermogen om al wat christelijk is en wil zijn en wil blijven op één lijn te krijgen. De kleine christelijke partijen konden alleen hun werk doen, omdat er nog steeds een CDA was. Dat nam de zaken waar in het kabinet. Nu komt het er op aan bij klein en groot om te laten zien dat de C in de politiek nog werkelijk wat voorstelt. Al is het in de oppositie. Maar is dat eigenlijk niet de grondhouding van christenen in deze wereld?
Paars is liturgisch symbool van boete en inkeer. Een kleur die ons wat te zeggen heeft bij alle ontwikkelingen onder ons volk. We zijn eerder geneigd verontrust te zijn over onze centjes bij het horen en lezen van de plannen van de nieuwe regering, dan over de koers die duidelijker nog dan voorheen zichtbaar zal worden in Van Mierlo's lijn: ruimte voor iedereen, maar geen gezeur over God en Zijn geboden. Wellicht dat we als vaak hopeloos verdeeld segment christenen dat nog over is in ons land, leren afstappen van onze luxe discussies onderling en leren inzien waar we werkelijk voor staan in deze tijd.
Blauw
Hebt u zich ook weleens blauw geërgerd? Nu we het dit keer toch over kleuren hebben, moest ik daaraan denken toen ik in de Volkskrant van twee weken geleden de heftige reactie las van prof. Kees Fens op de onderwijsplannen, die in de aanloop tot het paarse kabinet op tafel kwamen. Drs. Aad Nuis, thans de nieuwe staatssecretaris voor Cultuur, opperde een aantal mogelijkheden, die volgens hem wenselijkheden waren om het hele hoger onderwijs de komende jaren te reorganiseren. Het komt er globaal op neer, dat studenten eerst drie jaar studeren in een eerste fase, gevolgd door een tweede fase van één, twee of drie jaar, die alleen voor het betere deel van de studenten is weggelegd. Dat levert uiteraard geld op en dat kan voordelen hebben in een tijd waarin bezuinigingen nog altijd nodig blijven. Maar er zit ook een andere kant aan en daar reageerde prof. Kees Fens in de Volkskrant van 15 augustus 1994 ongekend heftig op. Hij proeft er de geest van de tijd in: Alles wat niet praktisch is, is ballast. Zelf doceert hij Nederlandse taal en letterkunde in Nijmegen. Er is al zoveel uitgehold en weg bezuinigd, dit slaat volgens hem alles. Ik citeer het slot van zijn verhaal in de krant:
Hoe zit die stad zo eenzaam, die vol volk was, zij is als een weduwe geworden, zij die groot was onder de heidenen, een vorstin onder de landschappen, is schatplichtig geworden.
Dat is het eerste vers van het eerste van de vijf klaagliederen van Jeremia. En die vormen opwekkende literatuur, want ten slotte is alles toch goed gekomen. Ik citeer Jeremia uit de Statenvertaling. Die kwam uit in 1637 en is zo'n drie eeuwen de protestantse bijbelvertaling geweest. Ze is een van de belangrijkste monumenten uit de Nederlandse cultuurgeschiedenis, met een literaire doorwerking tot vandaag. Wie Nederlands studeert – en dat betekent taal- en letterkunde – zal die Statenvertaling vrij goed moeten kennen. Vondel is niet te begrijpen zonder de Statenvertaling, heeft Gerard Brom opgemerkt. Maar we lezen Vondel toch niet meer. Die Brom kunnen we dus ook vergeten. Hij was, zeker stilistisch, de leermeester van de historicus L. J. Rogier. Maar die is al weer een eeuw geleden geboren. Hij schreef een standaardwerk over de emancipatie van de Nederlandse katholieken. Maar dat hoeven we toch niet meer te lezen, want er zijn haast geen katholieken meer. Een rode kardinaal en een paar paarse bisschoppen, dat is alles. Er zijn trouwens ook haast geen protestanten meer. Wie leest nog de Bijbel? Die is voor in de kerk. Maar er zijn haast geen kerken meer. Maar de bundel Bijbelplaatsen van Jan Kuijper? Poëzie, dat is voor duizend mensen in dit land. Eigenlijk is alles dor hout, overbodigheid, tot bijna de hele universiteit toe.
Ik droom van een kabinet met een minister van Nutteloze Zaken. Dat zal de toekomst hebben. Van de cultuur, de wetenschappen, de kunst. Aan het hoofd een zeer gewetensvolle bewindsman voor ballast, die weet dat een cultuur zich alleen in overbodigheden kan handhaven. Tussen de schelven hooi van de nuttigheid.
Wie Werkelijk cultuurminnaar is, zal de blauw aangelopen Fens begrijpen. Daar komt in onze tijd voor ieder die weet hoezeer het christendom mede vormend is geweest voor heel de cultuur nog wat bij. In het christelijk literair tijdschrift Bloknoot van mei 1994 gaat de neerlandicus Hans Ester, tevens medewerker aan het dagblad Trouw, in op de minachtende houding die in Nederland (dit in tegenstelling tot Vlaanderen en Duitsland) ten opzichte van het christendom wordt ingenomen, op de breuk met de traditie die daarvan het gevolg is en op het vervalsende perspectief waarin de eigentijdse cultuur daardoor wordt geplaatst.
Je kunt je in Nederland geen duidelijker briefje van onvermogen, van intellectuele beperktheid geven dan door te verklaren dat je christen bent, dat wil zeggen dat je je leven in het licht van de betekenis en de oproep van Christus stelt. Het intellectuele voorbehoud tegenover het christendom werkt in Nederland sterk door in de binding aan politieke partijen. Zelfs binnen instellingen die in naam een confessioneel karakter hebben, behoort het tot de goede toon om op het christelijk geloof neer te kijken en diegene die blijk geeft van zijn geloof als minderwaardig te beschouwen. Terecht is in Bloknoot 5 opgemerkt, dat er religies zijn die zich onder niet-aanhangers in een algehele bewondering mogen verheugen. In Nederland is dat met betrekking tot het christendom absoluut niet het geval. Meewarigheid is de reactie van de intellectueel, al zijn het begin en het einde van zijn leven, omwille van de fraaie symboliek, mogelijk nog wel gemarkeerd door een kerkelijk ritueel. Wat binnen de letterkunde naar christendom riekt, wordt in de val meegesleept. In het bijzonder is de scepsis van de intellectueel van toepassing op het literair proza. Omdat het proza een veel sterker beroep doet op het verlangen van de lezer naar een interpretatie van de wereld dan de poëzie, wordt het proza met alle in de cultuur levende levensbeschouwelijke oordelen en vooroordelen bekeken.
Hans Ester reageert in zijn bijdrage op de al eerder in Bloknoot opgeworpen vraag naar het waarom van afwezigheid van goed Nederlandstalig proza met een duidelijke christelijke wereldbeschouwing. Zijn antwoord is onder andere, dat in het Nederlands onderwijs christelijke geloofsinhouden nauwelijks of helemaal niet meer aan de orde komen. Waar niets gezaaid wordt, daar kan uiteraard ook niets geoogst worden. 'Onder de toonaangevende intellectuelen in Nederland is de boycot van het christendom een soort onuitgesproken consensus', aldus Ester. Maar dit dédain tegenover het christelijke geloof en de met het geloof verbonden cultuur is ook weer historisch bepaald en daarom kortzichtig en oppervlakkig.
Het voorgaandee wil ik graag nog wat nader toespitsen. De komende jaren zullen wij steeds vaker geconfronteerd worden met een verschijnsel dat tot steeds grotere proporties dreigt uit te groeien en Nederland binnen Europa zelfs een aparte status zal verlenen, de status van een land met cultureel geheugenverlies. Omdat de Bijbel in steeds mindere mate als een volkomen uniek boek wordt beschouwd en omdat de vanzelfsprekende plaats die de Bijbel tot in de jaren zestig in het gezinsleven innam behalve in enkele enclaves is verdwenen, hebben de verhalen uit de Bijbel het imago 'heel lang geleden', 'mythisch' en 'moeilijk toegankelijk' gekregen. Voor velen zal het Gilgamesjepos thans dezelfde waarde hebben als de Bijbel. Het gevolg van deze culturele amputatie is dat de verhalen uit het Oude en Nieuwe Testament diegenen niet meer bereiken die een essentiële schakel vormen bij het doorgeven van die verhalen aan hun kinderen. Globale vertelsels dringen misschien nog wel door, maar een gedetailleerde betrokkenheid bij de strijd van Israël en de levens- en lijdensweg van Christus is onherroepelijk voorbij. Het komt erop neer dat de verhalen uit de christelijke traditie geen kans meer krijgen om verder werkzaam te zijn, dus ook niet om tot literatuur te inspireren. In de strijd met moderne/postmoderne amusementsvormen is het dochtertje van Jaïrus voorgoed ten grave gelegd. Niet iedereen zal deze ontwikkeling samen met mij betreuren. Maar wat iedere weldenkende en verantwoordelijke Nederlander toch moet beseffen is, dat de Nederlandse cultuur van scepsis, van gebrek aan respect voor de traditie en van religieuze vervlakking de continuïteit van de Europese cultuur hier te lande ernstig in gevaar brengt. Wie de sleutel is ontzegd die toegang verleent tot de Europese cultuur uit de eeuwen vóór de twintigste eeuw, zal verschrikkelijk veel moeite hebben om die toegang alsnog te forceren. Om een concreet voorbeeld te geven: in Middeleeuwse poëzie wordt Maria aangeduid als 'de staf van Aäron' of als 'het vlies van Gideon'. Welk een indrukwekkend interpretatief uitspansel ligt aan dit beeldgebruik niet ten grondslag! Zou het in zo'n geval helpen om Huizinga's Herfsttij der Middeleeuwen erop na te slaan en door te dringen tot de diepste grond van wat Huizinga 'symbolisme' noemt? Of veronderstelt Huizinga al het nodige culturele voorwerk en is ook zijn werk gedoemd ten onder te gaan in een cultuur met een veranderd referentiekader, zonder zorg om de typoologische interafhankelijkheid van Oude en Nieuwe Testament? Laten we een paar eeuwen verder gaan dan de Middeleeuwen. Het schitterende treurspel Gysbrecht van Aemstel van de Barokschrijver Joost van den Vondel veronderstelt zoveel intieme kennis van de Bijbel (en de Klassieken), dat het gemiddelde Amsterdamse kind van tegenwoordig er onmogelijk door geraakt kan worden. Maar, wat een rijkdom onthult zich bij Vondel voor diegene die zich in weet te leven in de horizon van toen. Wie zich van de wortels van de huidige cultuur bewust is, moet wel ten zeerste betreuren dat met de menselijke ontvoogding van de Bijbelse verhalen tegelijk de mogelijkheid verloren is gegaan om cultuuruitingen van twintig eeuwen te verstaan. En, zo moet hier meteen aan worden toegevoegd, om de implicaties van de eigen taal te verstaan, om te beseffen dat de ethische lading van woorden, gezegden, namen en beelden is voorgevormd in een tijd dat het geloof nog niet algemeen betwijfeld werd. Menige verantwoordelijke wast zijn handen in onschuld en beroept zich op de almacht van de heersende cultuur. Of hebben de zich zo duidelijk als anti-christelijk etiketterende cultuurhistorici aan onze universiteiten en de literatuurcritici wel door dat zij niets anders doen dan de tak afzagen waar zij in het verlengde van eeuwen cultuurgeschiedenis op mochten plaatsnemen? Zij beseffen misschien niet dat de crisis waarin de door hen vertegenwoordigde vakken verkeren, begonnen is met hun eigen innerlijke crisis, de breuk met de traditie, de christelijke traditie. Wat moeten ze anders doen dan hierover lachen?
Wat Hans Ester de intellectuele bovenstroom hier verwijt, zal hij niet kunnen zeggen van zijn Nijmeegse collega Fens. Onlangs verscheen van hem een bundeling van zijn befaamde maandagstukken in de Volkskrant onder de titel 'Leermeesters' (uitg. Querido). In meer dan de helft van zijn vaak boeiende bijdragen gaat hij vanuit zijn katholieke achtergrond in op de diepe verwevenheid tussen christendom en cultuur van de eerste eeuwen van onze jaartelling af. Ik kan me zijn heftige irritatie èn die van Ester goed voorstellen. Misschien zorgen het paars van Kok en Van Mierlo en het blauw van Fens er de komende jaren voor, dat het ons groen en geel voor de ogen wordt van verbazing over de nieuwe aandacht en het respect voor de vormende kracht, die het christendom met andere stromingen in onze cultuur heeft gekend. Als christen blijf je altijd hoop houden.
J. Maasland
P.S.: Drukfouten zijn menselijk, maar daarom soms niet minder irritant. Ik begon de vorige keer met het gedicht 'Bermtoerisme' van J. Bernlef, dit vanwege de kostelijke humor die erin verwoord is. Hopelijk hebt u zelf ontdekt dat het woordje 'wel' in de 2e regel natuurlijk 'weg' moest zijn en 'berg' in de 3e regel 'berm'. Verder waren vele stukken wit in de oorspronkelijke versie eigenmachtig weggelaten en woorden en regels achter elkaar gezet, voor poëzie eigenlijk moordend. Excuus aan Bernlef maar hij is bij mijn weten geen abonnee van 'de Waarheidsvriend'. Ik wilde het toch rechtgezet hebben.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 september 1994
De Waarheidsvriend | 20 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 september 1994
De Waarheidsvriend | 20 Pagina's