De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

De wonderen zijn de wereld niet uit

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De wonderen zijn de wereld niet uit

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

'…in een wonder gelooft al niemand meer'. Zo maar een klein zinnetje temidden van het nieuws over de ramp met de Estonia in Estland. In Lindesberg rouwt men om 32 vrouwen, die omkwamen; 22 jonge kinderen verloren daardoor hun moeder. Uren en dagen rekende men nog op een wonder, maar het wonder bleef uit. Helaas…
Zouden na dagen wachten toch nog overlevenden te melden zijn geweest, het wonder zou ongetwijfeld in de dagbladen diepgaand zijn geanalyseerd: hoe was dit mogelijk? Voor velen zijn echte wonderen immers de wereld uit. Men leeft bij het zichtbare, het verklaarbare, het bewijsbare. Daarbuiten en daarboven is niets. Enkele eeuwen wetenschapsbeoefening, zeker exacte-wetenschapsbeoefening hebben, zo wordt gedacht, de verklaring van 'alles' mogelijk gemaakt. Alsof natuurwetenschap zelf echter méér is dan wat dagelijks valt te ervaren en waar te nemen, al moet men er soms wel ver of diep voor speuren.
Meer dan een model van de werkelijkheid is natuurwetenschap niet. Het wonder valt daar per definitie buiten, aldus prof. dr. A. van den Beukel (zie Globaal Bekeken van vorige week).


Geloofden mensen dan vroeger wèl in wonderen omdat ze niet (natuur)wetenschappelijk geschoold waren? Ik citeer C. S. Lewis uit zijn boek, getiteld Wonderen, dat dezer dagen in nederlandse vertaling uitkwam:

'Het idee dat de vooruitgang van de wetenschap op de een of andere manier iets aan deze kwestie veranderd heeft, is nauw verbonden met het idee dat de mensen "vroeger" in die verhalen geloofden "omdat zij niets van de natuurwetten wisten". Zo zul je horen zeggen: "De vroege christenen geloofden dat Christus de zoon van een maagd was, maar wij weten dat dit wetenschappelijk gezien onmogelijk is." Wie dat zegt, denkt blijkbaar dat het geloof in wonderen opkwam in een tijd waarin men zo weinig van de gang der natuur wist, dat men niet inzag dat een wonder daarmee in strijd was. Je hoeft maar heel even na te denken om te begrijpen dat dit onzin is; en het verhaal van de maagdelijke geboorte is een wel zeer treffend geval. Toen Jozef ontdekte dat zijn verloofde in verwachting was, nam hij de voor de hand liggende beslissing om haar te verstoten. Waarom? Omdat hij even goed als iedere moderne gynaecoloog wist dat in de gewone gang der natuur vrouwen niet in verwachting raken zonder dat ze omgang met een man hebben gehad. Ongetwijfeld weet de moderne gynaecoloog verschillende dingen over geboorte en bevruchting die Jozef niet wist. Maar die dingen betreffen niet de hoofdzaak, namelijk dat een maagdelijke geboorte tegen de natuurwetten ingaat. En dat wist Jozef natuurlijk. Alles wat wij kunnen bedoelen met de woorden "Het is wetenschappelijk gezien onmogelijk" zou hij ons hebben nagezegd. Het was altijd al iets onmogelijks en men had altijd al geweten dat het onmogelijk was tenzij de regelmatige natuurprocessen in dit speciale geval terzijde geschoven zouden zijn, of aangevuld door iets van buiten de natuur. Toen Jozef uiteindelijk het idee aanvaardde dat de zwangerschap van zijn verloofde niet met ontrouw maar met een wonder te maken had, aanvaardde hij dit wonder als iets dat tegen de bekende orde der natuur inging. Alle wonderberichten leren ons hetzelfde. De wonderen wekken in zulke verhalen vrees en verwondering.'

Welkom
De vertaling van het boek van Lewis, in het engels uitgegeven in 1947, is meer dan welkom. Het mag, hoewel het veel eerder verscheen, aanvullend heten op het boek van prof. dr. A. van den Beukel, De dingen hebben hun geheim, waarin ook déze de begrenzing, de begrensdheid van de natuurwetenschappen aangaf. In het boek van Lewis schrijft Van den Beukel trouwens een nawoord, onder de veelzeggende titel 'Verrast door vreugde'. Hij zegt, dat Lewis van binnenuit weet waarover hij schrijft als het gaat om ontkènning van wonderen: 'Degene die terugdeinst als God hem te dicht op de huid komt, dat was hij ooit zelf. Alle stadia was Lewis gepasseerd: 'van een formele christelijke opvoeding naar het atheïsme in zijn studententijd…'.
De weg van het komen tot geloof in een persoonlijke God klinkt door het hele boek van Lewis heen door. Een 'onpersoonlijk God', zegt hij, dáármee kunnen mensen nog wel leven. Maar:

'Er komt een ogenblik waarop kinderen die inbrekertje spelen ineens de adem inhouden: waren dat echte voetstappen op de gang? Er komt een ogenblik waarop mensen die wat in religie liefhebberen ('de Mens op zoek naar God') plotseling terugdeinzen. Stel nu eens dat wij Hem echt vonden? Dat was niet de bedoeling. Erger nog, stel dat Hij ons gevonden had. Het is dus een soort Rubicon. Je steekt over, of je steekt niet over.
Maar doe je het wel, dan is er geen enkele garantie tegen (cursivering van mij, v.d.G.) wonderen meer. Voortaan is alles mogelijk.'


Lewis kent zijn Bijbel, waarin God Zich als een God van wonderen openbáárt, en Lewis kent de (wetenschappelijke) wereld van de godloosheid, waarin met wonderen wordt afgerekend. Dat geeft aan zijn boek een bijzonder karakter.
Het wonder typeert Lewis als 'een ingreep in de natuur door bovennatuurlijke macht.' Maar al betogend en redetwistend met de moderne mens gaat hij hieromtrent belijden. Aan het woord is niet zo maar een 'supranaturalist', iemand die gelooft dat er náást of bóven de natuur nog 'iets Anders' bestaat, maar een mens, die God als persoonlijk God leerde kennen en zo oog kreeg voor het alomvattende wonder.

Natuurwetten
En de natuurwetten dan? Lewis stelt in een hoofdstuk over 'Het wonder en de natuurwetten' de vraag 'of de natuur van dien aard kan blijken te zijn, dat bovennatuurlijk ingrijpen daarin onmogelijk is. 'Hij zegt dan:

'Als de natuurwetten noodzakelijke waarheden zijn, kan geen wonder ze breken; maar een wonder hoeft ze ook niet te breken. Het is ermee als met de wetten van de rekenkunde. Als ik op maandag vijf gulden in de lade leg en op dinsdag nog eens vijf, moeten er op woensdag volgens deze wetten tien in zitten. Maar als er in de lade is ingebroken, vind ik er in werkelijkheid misschien nog maar twee. Er is dan wel iets gebroken (het slot of de landswetten), maar niet de rekenwetten'.

Het wonder, wil Lewis zeggen, moet je niet definiëren als iets dat de natuurwetten bréékt. God breekt er eigenmachtig en machtig doorhéén. 'Als God door een wonder een spermatozoon (zaadcel) schept in het lichaam van een maagd, zal dit vervolgens geen wetten breken. De natuur is gereed, er volgt zwangerschap…'
Als wij van een wonder spreken, vervolgt hij, bedoelen wij niet iets bruuts of tegenstrijdigs, wij bedoelen dan dat de natuur een wonder met eigen middelen nooit had kunnen voortbrengen.


Inderdaad, als alleen natuurwetten de werkelijkheid bepalen kan het leven alleen worden verklaard door wat de natuur ons léért. Maar alleen al de natuurwetten zèlf zijn wonderen, scheppingswonderen. Ook de natuurwetten vallen binnen de wetenschap niet te verklaren. De totale werkelijkheid omvat bovendien meer dan wat binnen het beperkte kader van natuurwetten verklaarbaar is. Zou dat niet het geval zijn dan moet gebed om vruchtbaarheid of om gezondheid worden vervangen door landbouwkundige of medische techniek. That's all!
Maar, zegt Lewis, het gerechtvaardigde verlangen om de héle werkelijkheid als een samenhangend systeem te zien sluit wonderen dan ook niet uit.
God is niet de gevangene van de natuurwetten, die Hijzelf schiep! God is in de schepping en onderhouding van de wereld en van de mens een God vàn wonderen.

Vleeswording
Er zou uit dit grootse boek meer te citeren zijn. Vrijwel elke zin is een puntig gezegde. Het hart van het boek wordt intussen gevormd door 'Het grote wonder', het wonder van de menswording van de Zone Gods. Lewis zegt in verwondering: 'ze zeggen dat God mens is geworden. Ieder ander wonder bereidt dit (wonder) voor, verwijst hiernaar, of vloeit hieruit voort'. En even verder: 'Wij geloven dat de zon midden op een zomerdag aan de hemel staat, niet omdat de zon duidelijk te zien is (hij is eigenlijk helemaal niet te zien) maar omdat wij alle àndere dingen zien.'
De vleeswording van de Zoon van God heeft weinig betekenis, zegt Lewis, voor wie zeker weet, dat alles tot ondergang gedoemd is, 'of dat alles beter zal worden, of dat God alles is, of dat alles elektriciteit is'. Maar háár tijd, de tijd dus van dit christelijk geloof komt als 'die religieuze groothandel uitverkocht raakt.'


Hèt gróte wonder voor Lewis is dan de lichamelijke opstanding van Christus: 'waar gebeurd'. Het herrezen lichaam van Christus verschilde wel sterk van het sterfelijk lichaam. Maar zo kan Zijn dood de onze worden. Zo kan Hij ons plaats bereiden.
De lichamelijkheid van onze opstanding belijdt Lewis dan mèt die van Christus. En tegelijk treedt hij dan weer in het krijt met ongelovige buitenstaanders, die nog wel op enigerlei wijze in 'onsterfelijkheid' geloven maar niet in een onsterfelijk lichaam.

Uitverkoop
Verreweg het meeste van dit boek moet ik uiteraard laten liggen, zoals de concrete wonderen van Jezus en al het wonder van Zijn heilbrengend werk, of wat moderne mensen allemaal wel geloven en nochtans niet meer willen of kunnen geloven, of wat Lewis schrijft over 'wonderen van de nieuwe schepping'.
Het boek van Lewis is geen gereformeerde dogmatiek maar een existentieel verslag van een weg tot en met God, waarin het wonder ging opbloeien en in het twistgeding met de moderne mens juist tot steeds dieper verwondering leidde.
Ik haal dan nog één zinnetje uit het bovenstaande even terug, namelijk dat het geloof in de vleeswording van het Woord en alles wat daarmee samenhangt weer terugkomt als de 'religieuze groothandel' uitverkocht raakt. Laten we het hopen en het vooral bidden. Is na de verschijning van Lewis' boek in Engeland de uitverkoop immers niet nog veel verder gegaan? Heeft ook veel theologie het wonder niet prijs gegeven, omdat ze in de natuur (de wereld) bleef steken en God binnenwereldlijk en binnentijdelijk maakte?


Het punt is echter ook, dat wanneer mensen verzadigd raken van het louter verstandelijke, ze gemakkelijk de toevlucht nemen tot surrogaatreligie. Er is vandaag veel supranaturalisme dat zich breed maakt (men gelooft, dat er méér is dan de natuur), maar niets van doen heeft met het geloof in de wonderbare vleeswording des Woords, en het Kruis en de Opstanding van Christus tot verlossing en rechtvaardiging van zondaren.
De Schrift zèlf tekent ons ook dat er tijden zijn, waarin het Woord schaars is. En als het Woord schaars wordt, wordt ook bijbels geloof in de wonderen van het Woord schaars.

Lewis heeft echter de afgrond van het atheïsme en van het pantheïsme gepeild en is zo gekomen bij die God, die in Jezus Christus ons genadig wil zijn.
Dat iemand als Van den Beukel als natuurwetenschapper hierbij aansluit is veelzeggend en verblijdend. Kennelijk behoeft men niet een gespleten mens te zijn om met beide benen in de natuurwetenschap te staan en nochtans het wonder te geloven.

Verstandelijk denken
Is eigenlijk niet alles wat leeft en bestaat een wonder? De wetenschap krijgt er slechts heel beperkt iets van in beeld. Maar van God uit bezien is de hele werkelijkheid, de natuur èn wat daarbovenuit gaat, één geheel.
Als ik slechts rationeel, puur verstandelijk met die dingen zou (moeten en mogen) omgaan, die uit de natuur verklaarbaar zijn, zou ik vandaag misschien ook snel in te delen zijn bij de kerkverlaters. Er is zo weinig 'logisch' aan het geloof. Maar wie ontdekt heeft dat alles wat met geloof samenhangt en uit het geloof opkomt wonder is, omdat in feite God Zich openbáárde, wordt vastgehouden.
Op het sterfbed, maar ook daarvóór, baat het een mens niet of hij alles van de natuurwetten afweet en vandaaruit redeneren kan. Beslissend is of hij gelooft, persoonlijk doorleeft het wonder van de vleeswording des Woords, de menswording van de Zone Gods, die in de Opstanding zich betoonde 'Het grote wonder', ook voor mij!


'…op een wonder wordt al niet meer gerekend?' Tenzij God een mens te machtig wordt. Dan blijken Zijn daden ook vandaag wonderlijk, ook in de wonderlijke redding, dan hier dan daar, van een mensenleven. In gevaarvolle momenten van zijn leven zei de diepzeeduiker Veningh Meinesz: 'ons leven is in Gods hand'. Ook dat behoort tot de belijdenis van het wonder.
De wonderen zijn de wereld niet uit, omdat Christus uit deze wereld heenging maar nochtans zegenend met Zijn Woord en Geest onder ons bleef.
Het boek van Lewis heeft een actuele en diepe boodschap. Het vraagt wel om 'wisselgeld' voor overdracht aan jongeren.

v. d. G.

N.a.v. C. S. Lewis, Wonderen, vertaling Arend Smilde, geassisteerd door Willem Bouwman, Gijsbert van den Brink en Walter Hooper, uitgave Van Wijnen, Franeker, 232 blz., ƒ 24,95.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 oktober 1994

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

De wonderen zijn de wereld niet uit

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 oktober 1994

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's