Gerechtigheid en barmhartigheid (2)
Diakonia
Bij het spreken over gerechtigheid en barmhartigheid, wordt al snel gedacht aan wat wij als mensen tot stand moeten brengen: een andere wereld, waarin men elkaar van harte dient. In de Bijbel vinden beide begrippen echter hun bestaan en oorsprong in het werk van God. Als we dat vasthouden, worden allerlei valse tegenstellingen voorkomen, die het zicht op het hart van de zaak kunnen belemmeren. Het gaat niet alleen en ook niet in de eerste plaats om de tegenstelling tussen rijk en arm, of de strijd voor een rechtvaardige samenleving, waarin de sociale verhoudingen kloppen. Het evangelie is bepaald geen oproep tot een klassenstrijd, waarin de verdrukten zich een nieuwe wereld scheppen. Ook al wordt sinds de jaren zeventig voortdurend gesproken over de kerk van de armen, toch kan men niet stellen, dat het evangelie alleen bedoeld is voor de armen in materiële zin, evenmin als het woord gerechtigheid alleen in sociale zin kan worden opgevat. Jaren geleden schreef prof. Van Ruler in zijn boek over Markus 14: 'Het christendom is echt niet alleen begonnen in de onderste lagen van de maatschappij. Van meet af aan heeft het zich in alle lagen bewogen. Het christendom is ook daarin katholiek, dat het de grenzen tussen de klassen en standen niet absoluut neemt'.
Daarmee trekt prof. Van Ruler de lijn door, die ook in het Oude Testament te vinden is. Overal waar sprake is van gerechtigheid en barmhartigheid, staat het werk van God als dragende kracht centraal. Hij is recht en Hij doet recht; Zijn diepste wezen is vol van barmhartigheid. Telkens heeft Israël daar vol verwondering van gezongen. In het doen van barmhartigheid handhaaft God Zijn recht; waar Zijn gerechtigheid openbaar komt, blijkt ook Zijn barmhartigheid. Daarom kan van Hem gezegd worden: 't Is de Heere, Die het recht der armen, der verdrukten gelden doet'. Als de Rechter van de ganse aarde duit Hij geen onrecht. Waar iemand verdrukt wordt en hem onrecht geschiedt, komt de Heere voor hem op en staat Hij er borg voor, dat de verdrukte recht gedaan wordt. Dat is universeel, want de aarde is des Heeren én degenen, die daarin wonen. Alles is Zijn eigendom en leeft uit Zijn hand. Daarom toornt Hij over volken, die zwakken verdrukken en met onrecht regeren. De oordelen die de profeten over de heidenvolken uitspreken moeten in dat licht gezien worden. Zoals God in de zondvloed en het oordeel over Sodom en Gomorra Zijn gerechtigheid betoonde, zo wordt dat ook zichtbaar in de ondergang van grote wereldrijken als Assyrië en Babel.
Verbond
De algemene regel, dat God de Koning en Eigenaar is van alle dingen en daarom ook alles regeert, krijgt echter een bijzondere toepassing in het leven van Israël. Hij heeft het tot Zijn volk gemaakt, het verwekt uit een verstorven man en een oude vrouw. God heeft niet één van de bestaande volkeren uitgekozen, maar Zich door het wonder een nieuw volk geschapen tot Zijn dienst. Daarin komt Zijn barmhartigheid uit. Israël heeft het niet verdiend, om Gods volk te zijn, het heeft in zichzelf niets, waarom Hij het boven andere zou verkiezen; het is alleen tot Gods volk aangenomen op grond van Zijn genadige verkiezing. 'Zo wilde Hij met geen volken handelen.' Abraham werd uit genade geroepen en wanneer God Zich ontfermt over zijn nageslacht, is Hij als de Rechtvaardige trouw aan Zijn verbond. Gods gerechtigheid betekent dan ook, dat Hij ervoor zorgt, dat Israël als Zijn volk ontvangt, waar het recht op heeft naar Zijn beloften. Alles vindt dus zijn oorsprong bij de Heere Zelf. Daarom houdt Gods gerechtigheid altijd verband met de verlossing uit genade. Dat komt het duidelijkst uit, wanneer de Heere Zijn volk Israël opzoekt in Egypte en het recht verschaft. Hij is barmhartig voor een volk, dat Hem lang vergeten is in de dienst van de afgoden. God toont daarin Zijn trouw aan Zijn verbond en vervult, wat Hij Abraham beloofde. Daar komt dan bij, dat God zo het onrecht wreekt, dat de Egyptenaren Zijn volk aangedaan hebben. Het geroep van Israël is opgeklommen voor Zijn aangezicht. Het wordt verdrukt en geknecht en wanneer de Heere het volk verlost uit Egypte, doet Hij daarmee het recht der armen en der verdrukten gelden.
Die verlossing geschiedt alleen uit genade. Dat wordt geïllustreerd door het Pascha, dat Israël in de nacht van de uittocht viert. De vrijheid wordt gekocht met het bloed van het lam. Israël heeft evenzeer als Egypte de dood verdiend. Maar waar de Heere het bloed ziet, gaat Hij voorbij. Door de verzoening komt Israël tot een nieuw leven, dat gekenmerkt wordt door vrijheid in gebondenheid aan Gods wil, zoals die geopenbaard wordt in de thora, het gebod van de Heere. Zo vormen de Tien Geboden 'de grondslag voor een samenleving, waarin God de eer ontvangt, die Hem toekomt, en de belangen der mensen worden veilig gesteld' (Brongers). Gods recht is dus ook een gave, die Hij als de Rechtvaardige bewaart. Hij belooft zegen aan allen, die naar Zijn wetten leven. Zijn geboden zijn niet zwaar, maar vol van Zijn barmhartigheid. Juist vanwege die heilzame werking van Gods gerechtigheid kan de belofte werkelijkheid worden: 'Er zal onder u geen arme zijn'. Daar wordt iets zichtbaar van de grote toekomst, die God belooft aan allen, die Hem vrezen. Leven naar Gods geboden heeft een zegenrijke uitwerking op de samenleving. Gerechtigheid verhoogt een volk. Wordt die gave echter niet meer als Gods barmhartig bestel ervaren en nageleefd, dan breekt de samenleving in stukken. Er komen armen en het leven van Israël wordt als dat van de andere volken, waar onrecht en verdrukking schering en inslag zijn. Ook dan zal Israël echter met Gods gerechtigheid te doen krijgen. Hij houdt de zondaar geenszins onschuldig en straft het verlaten van Zijn wet. Met name de profeten hebben dat met nadruk gepredikt. In de grote dag des Heeren zullen Zijn gerechtigheid en barmhartigheid openbaar komen. Dan wordt alles op zijn plaats gezet. De Messias zal als de rechtvaardige Koning der armen recht doen en de verdrukker verbrijzelen.
Heilzaam gebod
Gods goedheid is verspreid op al Zijn werken. Dat blijkt ook in de talrijke geboden, die het leven van Israël bepalen. Zijn thora is heilzaam en brengt zegen mee. Tot in de kleine dingen is de liefde van de Heere merkbaar. Hij roept Zijn volk dan ook op in dat spoor te wandelen en onderling barmhartigheid en liefde te bewijzen. Dat raakt alle terreinen van het leven en komt soms in heel specifieke zaken tot uiting. Een voorbeeld daarvan vinden we in Deut. 20, waar de dienstplicht ter sprake komt. Wie zojuist een huis gebouwd heeft en dat nog niet heeft ingewijd, een nieuwe wijngaard heeft aangeplant en de vrucht daarvan nog niet heeft genoten, of ondertrouwd is, maar nog niet is gehuwd, wordt van de opkomstplicht ontslagen, zodat hij eerst ten volle zal kunnen genieten van de zegen die de Heere hem gaf. Het is teken van Gods royale goedheid. Hij is niet karig in het geven en wil dat de Zijnen dankbaar leven uit Zijn milde hand. Een ander voorbeeld van Gods barmhartigheid, die uitgaat naar het zwakke, is te vinden in geboden die de dieren betreffen. Als Zijn schepselen delen zij in Zijn zorg. Daarom moet men in Israël zorgen voor afgedwaald vee en heeft men de plicht, dieren die onder de last bezwijken, te hulp te komen (Deut. 22). Gods reddende zorg blijkt ook in de behandeling van slaven, die uit het buitenland naar Israël vluchtten. Zij mochten niet worden uitgeleverd, maar waren vrij om zich in het land te vestigen en een nieuw bestaan op te bouwen (Deut. 23). 'Met deze buitengewoon humane bepaling steekt Israël met kop en schouder boven zijn buren uit' (Brongers). Al deze voorbeelden laten zien, dat Gods zorg naar het kleine uitgaat. Hij is barmhartig. Maar Hij geeft die voorschriften als de rechtvaardige Koning van Israël, Die wil, dat de rijkdom van Zijn deugden in het leven van Zijn volk zal uitkomen.
Dienen
Juist omdat de Heere Zijn Naam verbonden heeft aan Israël, is dat volk geroepen Hem te dienen met woorden en daden. Daarom geeft de thora zoveel aandacht aan het maatschappelijk leven en roepen de profeten het volk hartstochtelijk op om in Gods Naam gerechtigheid te betrachten; Zijn eer is ermee gemoeid. In Gods verlossingswerk, zowel bij de roeping van Abraham als bij de uittocht uit Egypte, ligt de grondslag voor alles wat het Oude Testament te zeggen heeft over het maatschappelijk leven van Israël. Telkens wordt herinnerd aan Gods verlossende gerechtigheid. Zo wordt in Deuteronomium bij het gebod om de sabbat te houden – uniek in de oude wereld – herinnerd aan de tijd, dat men in Egypte als slaaf diende. Wie zelf slaaf geweest is, zal zijn personeel niet gemakkelijk de rustdag onthouden. Er is in het Oude Testament geen sprake van mensenrechten, zoals bij de Grieken en Romeinen, waar de democratie streeft naar maatschappelijke en politieke gelijkheid van rijk en arm. Vóór alles gaat het in Israël om het recht van God op mens en dier. Hij is de Bezitter en de Koning van Israël, die elk geslacht een eigen erfdeel gaf en Borg staat voor het recht van armen, de weduwe en de wees, de vreemdeling en de Leviet, Die in de steden woont. Deze categorieën van zwakken uit de samenleving gelden als de bijzondere zorgenkinderen van God. Hij doet hen recht en geeft Zijn volk de opdracht, naar hen om te zien. Niet alleen worden hun rechten voortdurend beschreven, de Heere beveelt ook, dat zij met hun volksgenoten zullen delen in de vreugde van de grote feesten, waar ze zich met de anderen zullen verheugen voor Gods aangezicht. Opvallend is, dat de plicht om voor de naaste te zorgen als een heilige roeping getekend wordt. Wie daarbij leeft, zal de zegen van de Heere ontvangen, maar wie deze plicht verzaakt, zal ervaren, dat Zijn gerechtigheid hoogmoedigen vernedert en armen verhoogt.
A. W. van der Plas, Waddinxveen
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 oktober 1994
De Waarheidsvriend | 20 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 oktober 1994
De Waarheidsvriend | 20 Pagina's