De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Opmerkingen bij 'Mensen en structuren'

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Opmerkingen bij 'Mensen en structuren'

12 minuten leestijd

Mensen en structurenBrief classis Heusden aan de Generale Synode5 oktober 1994Contactpersoon:ds. D. van Duijvenbodescriba Classis Heusden,tel. 01834-1693De Classicale Vergadering van Heusden van de Ned. Herv. Kerk is unaniem van mening dat besluitvorming over het structuurrapport 'Mensen en structuren' in de oktobervergadering van de trio-synode zeer ongewenst is.Waar op dit moment kerkeraden en classis geroepen zijn om zich te buigen over het concept-kerkorde voor een V.K.P.N., betekent vaststelling van het rapport 'Mensen en structuren' een vooruitgrijpen op de besluitvorming in de ambtelijke vergaderingen.De Classicale Vergadering van Heusden doet door middel van een brief een dringend beroep op de Generale Synode van de Ned. Hervormde Kerk om af te zien van vaststelling van het structuurrapport in de oktobervergadering.Betekenis en geloofwaardigheid van onder meer de classicale consideraties zijn in het geding.Het besluit om deze brief te schrijven is genomen op de classicale vergadering van 28 september 1994.

In oktober zullen de generale synoden van de drie zich verenigende kerken zich in een gezamenlijke vergadering bezighouden met bovengenoemd voorstel voor de vormgeving van de toekomstige gezamenlijke bovenplaatselijke organisatie. Het gaat nu om fase II van het proces.
De vraag is tot mij gekomen hoe het huidige rapport zich nu verhoudt tot de voorgaande besluitvorming. Veel van de huidige kritiek op de voorgenomen fusieplannen wordt namelijk afgedaan met de opmerking dat het bezwaarde deel van de kerk ook behoorde tot de slapende leden der kerk toen tot fusie zou zijn besloten. Dat niet alle kippen op stok waren moge echter nog eens in herinnering gebracht worden door te verwijzen naar de massale ambtsdragersvergadering die in 1987 in Barneveld werd gehouden.
In het onderstaande worden enige opmerkingen en kanttekeningen geplaatst, bedoeld om de bezinning op de huidige stukken te stimuleren.

Fusie of federatie?
Nu de kerken in sneltreinvaart – om dat beeld maar weer eens te gebruiken – naar een fusie denderen, is het goed om nog eens te bezien of de machinisten wel de goede routeplanner hebben geraadpleegd. Uitgangspunt voor de huidige fase van het proces is het principebesluit dat de kerken in 1990 hebben genomen. En hoewel nu allerwege de suggestie wordt gewekt dat er reeds toen besloten is tot een fusie op korte termijn, is het goed om uit de dikke stapels papier nog eens letterlijk te citeren: 'Op 25 oktober 1990 besloot de gezamenlijke vergadering van synoden een werkgroep in te stellen met de opdracht het ontwerpen van een samenhangend geheel van grondleggende artikelen voor het gezamenlijk kerkzijn van de zich h(v)erenigende kerken'.
Het lijkt me goed dit besluit op een aantal onderdelen nauwkeurig te bezien. Ook hier is zorgvuldige exegese nodig! Wat heeft de synode besloten?
1. Een werkgroep in te stellen en die werkgroep een opdracht te verlenen.
Indien er een werkgroep wordt ingesteld dan houdt de opdrachtgever nog alle vrijheid om op basis van het resultaat van die werkgroep de uitkomst niet alleen te aanvaarden ofte verwerpen, maar ook om die te wijzigen. Het is danook nog steeds onvoorstelbaar dat tijdens de bespreking van de concept-kerkorde als resultaat van die werkgroep, er een deel gewoon onbespreekbaar werd gemaakt door het bekende ordevoorstel van dr. D. Visser, waardoor de door dr. J. Hoek c.s. beoogde bezinning onmogelijk werd gemaakt. De huidige onrust vindt daar haar grond en moet niet anderen verweten worden.
2. De opdracht aan de werkgroep was een samenhangend geheel van grondleggende artikelen. En hoewel later besloten werd hiervoor de belijdende kerkorde der Ned. Herv. Kerk als beginpunt en hoofdlijn te aanvaarden, toch is uit het bovenstaande niet op te maken dat er exclusief een kerkordevoorstel moest komen voor een nieuw op te richten kerk. Wel zouden de kerken hierdoor weten wat het belijdende gehalte zou zijn van een eventuele toekomstige kerk, zodat er verantwoord beslist zou kunnen worden of zo'n kerk begeerd werd.
Het resultaat van de werkgroep had op basis van dit mandaat evengoed een samenhangend geheel van artikelen kunnen zijn voor een federatief samen verder gaan van de zich verenigende kerken. Een belijdende tussenorde dus.
3. Uit het bovenstaande blijkt al dat het vooralsnog zou gaan om 'zich verenigende' kerken, dus kerken die zich – hoe dan ook – aan het verenigen zijn, die dit proces nog niet hebben afgesloten, die nog een onbepaald aantal jaren hebben voor het proces op enigerlei wijze is afgerond.
4. Het besluit spreekt tevens van …artikelen voor …het gezamenlijk kerkzijn van kerken… Alleen kerken die zelfstandig voortbestaan kunnen iets gezamenlijk doen. Kerken die worden opgeheven, kunnen niet meer iets gezamenlijk doen. Dan is er een nieuwe kerk ontstaan die (all)één kerk is. Kerken die in een federatief verband – op basis van een convenant – samenwerken, die kunnen gezamenlijk kerk-zijn.
Uit het bovenstaande blijkt duidelijk dat een verdere uitwerking van een federatie nog volop mogelijk dient te zijn.

Procedure
Bezien we thans het voorliggende rapport 'Mensen en structuren', dan is daarbij het volgende op te merken.
1. Dit rapport had niet mogen worden gepresenteerd aan de a.s. triosynode. Op blz. 5 wordt uitgelegd waarom dit rapport niet ter consultatie is voorgelegd aan classes (in ander verband genoemd scharnierpunt tussen synode en gemeente!), provinciale kerkvergaderingen en de organen van bijstand. De enige reden voor dit ingrijpende besluit is, dat een eerder uitgezet tijdpad coûte-que-coûte gehaald moet worden, omdat een eerder opgelopen vertraging – wegens onvoldoende steun voor een voorgaand rapport – moet worden ingelopen. Het rapport gaat er nu bij voorbaat van uit dat het 'mag rekenen op brede steun in de bovenplaatselijke organisaties van de drie kerken, omdat in het nu gepresenteerde voorstel terdege rekening is gehouden met de eerder ontvangen kritiek'.
Het bovenstaande is echter volstrekt in strijd met de procedure-afspraken die in het voorgaande rapport fase I zijn aangegeven: 'In het proces zullen, stap voor stap, nieuwe inspraak- en participatiemogelijkheden zijn'. Ook wordt daar nog als doelstelling genoemd: 'De mogelijkheden verkennen voor het ontwikkelen van voldoende draagvlak voor deze fusie'. Tot prioriteit voor een tijdpad is door de synoden nooit besloten.

Structuurprincipes
In hoofdstuk I van het rapport worden de kerkelijke structuurprincipes aan de orde gesteld. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat er hier heel wat inhoudelijker geschreven is dan in voorgaande stukken. Duidelijk wordt aangegeven dat de kerk geregeerd dient te worden door de ambten en de ambtelijke vergaderingen. (Dat er uitgegaan wordt van het ene openbare ambt van Woord en Sacramenten laten we verder rusten gezien het kader van dit artikel. Zie hiervoor de brochure van de G.B. 'Ondeugdelijke basis voor een VPKN').
Het rapport geeft aan dat ambtelijke vergaderingen bijgestaan kunnen worden door ondersteunende organisaties zoals organen van bijstand, colleges en commissies. Uit het verdere rapport blijkt echter dat deze ondersteunende organisaties door structuur en omvang de ambten/ambtelijke vergaderingen lijken te gaan overheersen.

De gemeenten
Het rapport geeft een onderscheiding van het kerkelijk leven in drie niveaus: de gemeente, de classis en de synode.
Het hoofdstuk over de gemeente en de kerkeraad sluit redelijk aan bij de huidige kerkorde. Een addertje onder het gras zou kunnen zijn de erkenning van 'anders georganiseerde groepen van gemeenteleden'. Als voorbeelden worden genoemd vredesgroepen, milieugroepen, derde wereldgroepen en vrouwengroepen, waar kerkleden en niet-kerkleden in kunnen participeren. Het rapport stelt: 'dat de herscheppende Geest is uitgestort op alle vlees… en daarom kunnen christenen van harte samenwerken met niet-christenen'. Hier treedt toch wel een sterke vervaging van het begrip kerkewerk op. Dit klemt te meer als op blz. 27 van het rapport wordt aangegeven dat het werk van deze groepen kan rekenen op ondersteuning vanuit het Regionaal Diensten Centrum (RDC). Ter geruststelling wordt daarbij gezegd 'mits de kerkeraad geen overwegende bezwaren heeft'. Onthutsend eerlijk is dan het vervolg: 'Bij blijvend verschil van inzicht in de gemeente kan de visitatie haar goede diensten aanbieden'. Via een structuurrapport lijkt de visitatie een bredere functie toebedeeld te krijgen.

Centrale kerkeraad SoW?
Het rapport gaat er vanuit dat er op plaatselijk vlak verschillende gemeenten naast elkaar kunnen zijn: hervormde, gereformeerde, evangelisch-lutherse en verenigde.
Van een organisatierapport mag verwacht worden dat het langzamerhand duidelijk maakt hoe die gemeenten zullen (moeten) samenwerken. Er zal heel veel geregeld moeten worden op plaatselijk vlak (zoals indeling en registratie nieuw-ingekomenen, bijhouden registers, kerkvoogdelijke zaken, vacaturebeurten enz. enz.). Het rapport negeert alle vragen. Over een centrale kerkeraad wordt niet gerept. Hoe zelfstandig zullen de gemeenten zijn?

Classicale structuur
Het rapport geeft aan dat er 75 classes zullen zijn met gemiddeld 30 à 35 kerkeraden per classis. Een classicale vergadering bestaat dus uit niet minder dan 60 à 70 ambtsdragers.
Omdat een classis te klein wordt geacht voor een ondersteunende organisatie, zullen de 75 classes worden opgedeeld in 9 Algemene Classicale Vergaderingen (ACV's). Eén ACV omvat dus gemiddeld 275 gemeenten. Aan iedere ACV wordt een RDC verbonden, waar 20 à 40 medewerkers zullen werken. Bovengenoemde getallen staan in het rapport verspreid, maar enig samenvatten leert ons dat iedere tien gemeenten dus een fulltimer moeten betalen voor het ondersteunende werk. Kan en wil de kerk in de toekomst deze financiële last dragen? Het rapport gaat niet in op de vraag hoe bijvoorbeeld de hervormde gemeenten ook in classicaal verband hun verantwoordelijkheid voor elkaar tot uiting kunnen brengen in een hervormde classis. Binnen het verband van een ACV zou zoiets goed mogelijk zijn.

Afgevaardigde ambten
Hoewel dit in fase II nog niet relevant is, noemt het rapport toch alvast de toekomstige samenstelling van de classes en de synode; een derde predikant, een derde ouderling en een derde diaken; van de ouderlingen is de helft kerkrentmeester. Concreet betekent dit o.a. dat de 'gewone' ouderlingen, vanouds belast met de regering der kerk, nog slechts een zesde deel van de vergaderingen vormen. De diakenen worden 'opgewaardeerd' van 12,5 naar 33,3%. Met alle respect voor ambtsdragers die in het bijzonder met de geldelijke zaken belast zijn, mag toch de vraag gesteld worden of deze met bijna 50% niet oververtegenwoordigd zijn. De waardering van de ambten zal toch eerst bij de kerkorde en ordinanties aan de orde dienen te komen.

Regio-consulent
Helemaal nieuw is de regio-consulent. Deze adviseert namens de RDC's de kerkeraden bij het opstellen van het gemeentelijkbeleidsplan en de evaluatie daarvan en hij stimuleert het gebruik van de diensten van het RDC, dus als zodanig doet hij acquisitie voor het RDC. Tevens woont hij als adviseur alle vergaderingen van de classis bij. ledere twee classes krijgen een fulltime consulent.
Is het erg argwanend hierin de figuur te zien die de gemeenten naar de totale SoW-integratie moet masseren, danwel een bisschopje wordt?
Blz. 27 heeft het over 'prioriteiten waar de gemeenten in hun beleidskeus rekening mee zouden kunnen of moeten (sic!) houden'.
Overigens lijkt de bedoeling van de regioconsulent positief: het overbruggen van de momenteel vaak voorkomende kloof tussen vraag en aanbod van het ondersteunende landelijke of regionale werk.

Samenstelling Synode
Hierover is het rapport zeer summier: 'zij wordt gevormd door ambtsdragers afgevaardigd door de classicale vergaderingen en de afgevaardigden van de lutherse synode'.
of hervormde gemeenten ooit afgevaardigd zullen worden naar de gezamenlijke synode blijft een open vraag, die alleen voor de lutherse gemeenten is beantwoord. Zoals aangegeven in de GB-brochure is er herhaaldelijk bepleit: 'de hervormde gemeenten, de gereformeerde kerken en de verenigde gemeenten zullen naar regelingen bij ordinantie gegeven zoveel mogelijk naar evenredigheid ter synode vertegenwoordigd zijn'.

Organen van bijstand/werkorganisatie
Heel veel aandacht wordt in het rapport gegeven aan de organen van bijstand met de daaraan verbonden werkorganisaties. We gaan daar niet in detail op in. Toch is er wel degelijk kritiek te leveren en niet alleen op de toch nog steeds sterk hiërarchische structuur.
Men zou verwachten dat er een inhoudelijke bezinning zou geweest zijn op de taken van de organen van bijstand, de gewenste omvang van die taken in een prioriteitenstelling, de hiervoor benodigde personeelsbezetting, de hiervoor benodigde financiën en een financieel dekkingsplan.
Het rapport geeft hier geen of slechts zeer summier informatie over en schuift – opnieuw – veel door naar de volgende fase. Omdat er aan het personeel een garantie is gegeven van geen gedwongen ontslagen, wordt er gemakshalve maar uitgegaan van de huidige personeelsomvang, zij het dat die meer gedecentraliseerd zal worden.
Gezien de toenemende financiële zorgen, waarbij tal van predikantsplaatsen worden ingekrompen of opgeheven, zou toch minstens een aanmerkelijke beperking verwacht mogen worden. Het sociaal plan inclusief de salarisgarantieregelingen voorziet voldoende in regelingen voor het tijdelijk boventallig personeel.

Modalitaire organisaties
In rapport fase I werd als algemeen uitgangspunt aanvaard: 'Binnen het SoW-proces wordt gestremd naar besluiten met een zo groot mogelijk draagvlak, met ruimte voor verscheidenheid. Er zal rekening worden gehouden met modaliteiten'. Met liet oog op continuering van de erkenning als kerkelijk werk van GZB/IZB/HGJB werd door ouderling drs. M. Burggraaf (Ede) een motie ingediend en aanvaard dat in de volgende fase 'ook de plaats van de modalitaire organisaties is aangegeven'.
In het huidige rapport komen deze organisaties samen met andere op blz. 48 aan de orde. Per organisatie zal pas in fase III worden bezien 'of grotere nabijheid, grotere afstand, eenzelfde relatie of opheffing wenselijk is'. Voor het ondersteunings- en toerustingswerk zal worden gezocht naar een overgangsstructuur voor het onderbrengen bij de RDC's. Het moge duidelijk zijn dat er op dit punt volstrekt onvoldoende gevolg is gegeven aan het besluit van de synode over bovengenoemd uitgangspunt en de aanscherpende motie.

Financierbaarheid
Over de financierbaarheid van de voorgestelde organisatie spreekt het rapport zeer algemeen. Aan het teruglopende draagvlak wordt nauwelijks aandacht besteed. Het accent ligt vooral op de verschillende geldwervingsactiviteiten. Men realiseert zich dat veel activiteiten in de kerk niet op basis van vrijwillige geldwerving zullen kunnen plaatsvinden. Daarom wordt het pleit gevoerd voor (verplicht) ledengeld, dat in de verenigde kerk een in omvang groeiende financieringsmethode zal kunnen/moeten worden. Het rapport noemt nog een oplossing: solidariteit van gemeenten onderling en met andere werksoorten als zending en (wereld)diakonaat: 'Solidariteit dient binnen de kerkelijke organisatie eigenlijk aangemerkt te worden als basisactiviteit. Door deze doelstelling te incorpereren in de bestemming van quotum en/of ledengeld, krijgt deze verplichte geldwerving een sympathieker gezicht'. (einde citaat…)

Tenslotte
Evenals in fase I is veel in dit rapport nog vaag qua uitwerking. Wel wordt synodeleden gevraagd een aantal ingrijpende basis-beslissingen te nemen. Een bezwaar hierbij is ook, dat veel synodeleden het voorgaande niet hebben meegemaakt. De doorstroming ter synode is zeer groot. Daarom als slot nog een algemeen uitgangspunt dat aanvaard werd bij fase I en dat zeer ingrijpende gevolgen kan hebben als de synode thans met de gevraagde besluitvorming akkoord zou gaan: 'Eenmaal in de drie synoden genomen basisbesluiten worden in de daarop volgende fase uitgevoerd en niet teruggenomen'. Een f(n)uik-end perspectief!

B. van Bokhoven (oud-synodelid), Linschoten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 oktober 1994

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's

Opmerkingen bij 'Mensen en structuren'

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 oktober 1994

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's