Vervulling mèt en gaven vàn de Heilige Geest
Ds. G. Boer in de Waarheidsvriend (1960)
Toen in 1960 de hervormde synode een geschrift had uitgegeven over 'De Kerk en de Pinkstergroepen' noemde ds. G. Boer in de Waarheidsvriend dit geschrift 'een van de beste stukken die van de synode zijn uitgegaan'. Ds. Boer schreef toen in dit blad zeven artikelen over de Pinksterbeweging.De zaak waarom het toen ging is telkens weer aan de orde. Van tijd tot tijd krijgen we als redactie vragen die over dezelfde thematiek handelen. In het hiervolgende nemen we gedeelten op die handelen over de 'vervulling met de Heilige Geest' en 'de Geestesgaven of de charismata'.Nadat ds. Boer eerst in het algemeen over het werk van de Heilige Geest heeft geschreven vervolgt hij over 'de doop met de Heilige Geest'.
'Wat is dit vervuld worden met de Heilige Geest? Het is geen vaag besef, geen gevoelsrimpeling, geen overspannen extase, die als een strovuur is opgebrand, maar een persoonlijk ontvangen van de Heilige Geest.
Van de Geest staat geschreven, dat de Vader Hem zendt, dat Hij komt, dat Hij valt op mensen, dat Hij uitgestort wordt, dat Hij stromen van levend water meebrengt, dat Hij mensen vol doet zijn van zichzelf, dat Hij verzegelt, en een onderpand is van de erfenis, dat Hij verzekert van het eeuwige leven.
Deze Geest is een gift van de Vader, die alleen in 't geloof ontvangen wordt. Hij vraagt geloof, gehoorzaamheid en volstrekte overgave.
Alle woorden als: vervullen, komen over, vallen op, uitstorten, stromen, vol zijn, verzegelen, zijn de gevolgen van de doop met de Heilige Geest, die door Johannes werd aangekondigd en door Jezus wordt overgenomen en uitgevoerd.
Dit vervuld worden met de Heilige Geest staat in de allernauwste betrekking met Christus. De doop met de Heilige Geest is niet algemeen, maar voor allen, die in Christus zijn. Het in-Christus-zijn is in de Bijbel de aanduiding van de allemauwste verbinding met en de inlijving in Christus.
Wij mogen dus zeggen, dat de Geest in al deze werkingen blijft. Maar er is meer. Ook de openbaringen van deze werkingen, de begeleidende tekenen van deze werkingen blijven. In bepaalde opzichten herhaalt Pinksteren zich.
Wij zagen reeds, dat de apostelen en de gemeenten telkens opnieuw vervuld worden met de Heilige Geest. Ook wanneer de apostelen in Samaria de handen opleggen, wordt de Heilige Geest ontvangen (Hand. 8 : 17).
Wanneer Petrus tot Cornelius en de zijnen het Woord Gods spreekt, valt de Heilige Geest op de hoorders (Hand. 10 en 11).
Wanneer het Evangelie in Pisidië komt, worden de hoorders vervuld met blijdschap en de Heilige Geest.
In Efeze (Hand. 19) ontvangen de leerlingen van Johannes de Doper die niet eens weten, dat de Heilige Geest op Pinksteren is uitgestort, van Paulus nader onderricht. Na de handoplegging komt de Heilige Geest op hen, spreken zij in tongen en profeteren.
Uit de brieven aan de Galatiërs en de Corinthiërs blijkt, dat er krachten en gaven (charismata) zijn, die duidelijk teruggaan op de Heilige Geest.
Tenslotte blijkt uit vele schriftplaatsen, dat de gang van het Evangelie begeleid wordt door wonderen, tekenen en krachten.
Met het bovenstaande voor ogen kunnen wij dus in zekere zin van herhalingen van Pinksteren spreken.
Niemand kan met de Schrift in de hand dit ontkennen. Nu zijn er echter verklaarders, die zeggen, dat deze herhalingen van Pinksteren alleen plaatsvinden, wanneer het Evangelie nieuwe groepen van mensen aangrijpt. Bij voorbeeld, wanneer het Evangelie van Jeruzalem naar Samaria gaat, dus van de Joden naar de Samaritanen, dan gaat deze inbraak van het Evangelie gepaard met een herhaling op bepaalde punten van Pinksteren. Evenzo, wanneer het Evangelie voor het eerst tot de heidenen komt (Corinthiërs) krijgen wij iets dergelijks. Ook wanneer de discipelen van Johannes in de pinksterwerkelijkheid worden betrokken, gebeurt er iets wonderlijks.
Deze gedachtengang heeft iets aantrekkelijks. De Geest geeft een trommelvuur op bijna onneembare vestingen. Is die vesting eenmaal genomen, dan blijft het trommelvuur (de bijzondere tekenen) achterwege. Soortgelijke dingen hebben zich de eeuwen door soms op de zendingsvelden voorgedaan. Wie weet niet van zendelingen, die jaren geworsteld hebben met de machten van het heidendom in bepaalde landen en soms in veel vasten en gebeden om een doorbraak van de Heilige Geest worstelden? En dan gebeurde 't soms, dat onneembare vestingen vielen en de kracht van de Heilige Geest op bijzondere wijze openbaar kwam en komt.
Ongetwijfeld zijn er snijpunten in de bijbel en de kerkgeschiedenis, waarin de Heilige Geest op een bijzondere wijze openbaar komt.
Maar wanneer wij uit deze snijpuntenleer zouden concluderen, dat de Heilige Geest Zich daar alleen op bijzondere wijze openbaart, dan vergissen wij ons. Deze vergissing is vrij hardnekkig. In bijna alle handboeken van de gereformeerde geloofsleer komen wij dit misverstand tegen. Dit misverstand kan kort zo geformuleerd worden: De doorbraak van de Heilige Geest op Pinksteren en op de snijpunten na Pinksteren zijn alleen in die bijzondere omstandigheden. Daarmee hebben wij niet te maken.
Deze gedachte is onhoudbaar. Let daartoe op 't volgende. In Hand. 4 : 31 worden alle Joden – in gemeentevergadering bijeen – met de Heilige Geest vervuld. Maar dat gebeurt ook met de heidenen. Niet maar alleen aan het begin. Maar telkens opnieuw. In Antiochië, Galatië, Efeze, Corinthe en Rome komen wij dezelfde vervulling met de Geest tegen.
Bovendien stelt de Heilige Schrift nog een machtige doorwerking van de Geest in de eindtijd in het vooruitzicht. Daarmee is de gedachte van het alleen toen maar niet te verenigen. Deze gedachte moet verworpen worden. Zij bindt de handen van de Heilige Geest – voorzover dit door mensen gedaan kan worden.
Wij mogen geloven, dat de Heilige Geest met dezelfde vervulling en met dezelfde begeleidende tekenen ook vandaag werken kan. Of dit de Heilige Geest overal en op dezelfde wijze behaagt, is een andere zaak. Dat is de vrijheid en de vrijmacht van de Heilige Geest, die te eren en te respecteren valt. Maar deze vrijheid en vrijmacht staat nooit los van het Woord Gods en de beloften daarin gegeven.'
Nadat ds. Boer vervolgens aandacht heeft gegeven aan 'de groei van het geloof' en een bijbels overzicht heeft gegeven over 'de gaven van de Heilige Geest' zegt hij zelf van deze gaven:
'Een van de punten, die door de Pinkstergroepen in 't bijzonder aan de orde gesteld wordt, is de gave of zijn de gaven van de Heilige Geest. Wij moeten er op letten, dat de Schrift èn over de vruchten èn over de gaven van de Geest spreekt. Op dit onderscheid dient gelet te worden.
Wat zijn de vruchten van de Geest? Geloof, hoop, liefde, blijdschap, vrede, wijsheid, gehoorzaamheid, enz. Het is een begeerlijke zaak over deze vruchten van de Geest eens uitvoerig te schrijven. Maar dit kan nu niet. 't Gaat nu over de gaven van de Geest, zoals die in 1 Cor. 12 en 14 en op andere plaatsen worden genoemd.
Van de vruchten van de Geest mag nog gezegd worden, dat zij rijpen door het vervuld worden met de Geest. De Geest is de enige voedingsbodem, waardoor deze vruchten tot volle rijpheid komen.
Toch is er geen scherpe grens te trekken tussen de vruchten en de gaven van de Geest. Sommige vruchten, onder andere de wijsheid, worden op andere plaatsen tot de gaven van de Geest gerekend. Ook de vruchten zijn gaven van de Geest.
De gaven van de Geest worden soms ook aanduidingen van het in Christus geschonken heil.
Dat kunt ge vinden in Rom. 5 : 15 en 16, waarin tegenover de misdaad van Adam de genadegift wordt gesteld. Deze genadegift wordt in vs. 15 de gave door de genade genoemd. Ook in de bekende tekst Rom. 6 : 23: "Want de bezoldiging der zonde is de dood, maar de genadegift Gods is het eeuwige leven door Jezus Christus, onze Heere", wordt het gehele heil in Christus een gave genoemd.
Zelfs komen de belofte Gods en de roeping van Israël, als uitverkoren volk in het Oude Testament, in Rom. 11 : 29 als gaven voor.
Ook het geloof wordt een gave genoemd in Efeze 2 : 8.
Zelfs de onthouding van het huwelijk alsook het gebruik van het huwelijk worden door Paulus in 1 Cor. 7 : 7 gaven genoemd.
Voorlopig kunnen wij dus zeggen, dat het woord gave of charisma in het Nieuwe Testament in allerlei betekenissen kan voorkomen. Het kan gebruikt worden:
van het in Christus geschonken heil,
van de belofte aan en de roeping van Israël,
van het geloof,
van de onthouding van het huwelijk,
van het gebruik van het huwelijk.
Dit korte overzicht kan ons reeds voorzichtig maken het woord gave of charisma alleen te gebruiken voor bijvoorbeeld tongentaal, enz.
Toch komt het woord gave of charisma ook in de meer specifieke vorm voor van: bijzonder geschenk.
Lees eens wat er staat in Rom. 12 : 6-8. Vanuit het ene lichaam van Christus en het elkanders leden zijn, wijst de apostel op de verscheidenheid der gaven, naar de genade, die ons gegeven is (Rom. 12 : 6). Onder deze gaven rekent hij de profetie, de dienst, het onderwijs, de vermaning, het mededelen, het leiding geven en het barmhartigheid bewijzen.
Wanneer wij deze lijst van gaven van de Geest leggen naast 1 Cor. 12 en 14, dan valt het ons op, dat deze lijsten verschillen. In Rom. 12 worden gaven genoemd, die in 1 Cor. 12 niet worden genoemd en omgekeerd. Dit stemme ons niet alleen tot voorzichtigheid, maar ook tot wijsheid. Want de lijst van de geestesgaven, die in sommige kringen van de Pinksterbeweging is opgesteld, is gesloten, maar dient open te zijn. Paulus noemt aan de gemeente van Rome weer andere geestesgaven dan aan de gemeente van Corinthe.
Hieruit blijkt, dat niet overal dezelfde gaven van de Geest aanwezig waren. Toch is er ook overeenstemming. Laat dan dezelfde gaven niet overal aanwezig zijn, zij zijn er. Bij de één meer, bij de ander minder. Soms spuiten deze gaven of charismata naar buiten in uitbundige volheid.
1 Cor. 12-14
Dit willen wij nu gaan onderzoeken. Wij nemen daartoe voor ons 1 Cor. 12-14. Lees en herlees deze hoofdstukken. Neem er de kanttekeningen van de Statenvertaling of Nieuwe Vertaling bij. Wij gaan dan vooral 1 Cor. 12 en 14 vers voor vers met u lezen en verklaren.
En van de geestelijke gaven broeders!, wil ik niet, dat gij onwetende zijt, (1 Cor. 12 : 1 in de Statenvertaling).
De Nieuwe Vertaling heeft: Ten aanzien van de uitingen des Geestes, broeders, wil ik u niet onkundig laten.
Zoals ge ziet is er verschil in vertaling: geestelijke gaven of uitingen des geestes.
Een pneumatikos (grondwoord) is een geestelijk mens. Deze geestelijke mens door Paulus in 1 Cor. 2 : 15 en andere plaatsen tegenover de natuurlijke mens gesteld. Dit betekent, dat de geestelijke mens de Geest heeft ontvangen, de natuurlijke mens niet.
Soms zijn de pnaumatikoi (meervoud) een deel van de christenen, die bijzondere gaven van de Heilige Geest hebben ontvangen, bijvoorbeeld de gave of het charisma van de profetie. Dit wil zeggen, dat niet alle christenen deelhebben aan de gaven van de Geest in deze bijzondere zin van het woord. Zij delen allen in de verlichting van de Heilige Geest in de zaligmakende zin van het woord, maar zij delen niet allen in de bijzondere gaven van de Geest.
Het verband beslist telkens of de pneumatikoi in de algemene zin (alle christenen), dan wel in de bijzondere zin van het woord (alleen zij, die bijzondere gaven hebben ontvangen), worden bedoeld. Hier worden de laatsten bedoeld of nog beter de geestesgaven of charismata zelf. Het is dus van belang in dit onderzoek te onthouden, dat alle christenen de Heilige Geest ontvangen, maar dat niet alle christenen de geestesgaven of charismata ontvangen.
Lees 1 Cor. 12 : 28. Daar worden de giften van Christus aan de gemeente opgesomd. Daaronder zijn ook degenen, die een gave of charisma hebben ontvangen. Let er op, dat er staat: In de gemeente. Daaruit volgt, dat niet allen een gave of charisma in deze bijzondere zin hebben ontvangen. De met deze gave of met dit charisme begaafden stellen dit ten dienste van de gemeente.
Waarom wordt hierop zo de nadruk gelegd? Om de gedachten af te snijden dat alle christenen een bijzondere gave of charisma zouden moeten hebben en zij bij gemis van deze gave geen christenen zouden zijn. Deze gedachte bekomt hier en daar voor in de Pinkstergroepen, maar is niet bijbels.
Is deze opmerking toch bedoeld als een berusten in de praktijk van vandaag? Allerminst. Met deze opmerking woren de geestesgaven of charismata niet onder de tafel gewerkt – dit gebeurt van kerkelijke zijde helaas ook! – maar op de rechte plaats gezet: in de gemeente en voor de gemeente!
Aan alle christenen is 1 Cor. 13 (de liefde) aanbevolen!'
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 oktober 1994
De Waarheidsvriend | 20 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 oktober 1994
De Waarheidsvriend | 20 Pagina's