Ontmoeting en gesprek (2)
Gereformeerd en Evangelisch
Groei en vernieuwing
Wat mij bij de lectuur van evangelische publikaties altijd opvalt, is het accent op het kernwoord 'groei'. Geestelijke en persoonlijke groei in het geloof, maar het ziet ook op gemeentegroei. Ja, wat wilt u, zult u zeggen. Dat hebben wij niet bedacht, daarin spreken we alleen de Schriften na. Zeker, het is ook weer niet slechts een 'specialité de la maison' van louter evangelischen. In 1966 startte de gereformeerde (in het kader van Tienmaal Gereformeerd moet ik natuurlijk zeggen: de christelijke gereformeerde) prof. dr. W. H. Velema zijn professorale loopbaan met een rede over 'De geestelijke groei van de gemeente'. En het laatste decennium krijgt het thema 'gemeente-opbouw' binnen de kerken van gereformeerde snit veel meer aandacht dan voorheen. In de opleiding van predikanten heeft het bij het onderdeel praktische theologie een bijna vaste plaats gekregen. Toch vergis ik me waarschijnlijk niet als de zaak van de geestelijke en gemeentelijke groei niet altijd die aandacht heeft gekregen of nog krijgt die het bijbels gesproken verdient. Prof. Berkhof heeft eens van de gereformeerde bonders geschreven dat zij ergens anders staan dan de evangelischen 'door een zwaarder zondebesef, een grotere passiviteit, een geringere geloofsblijdschap en een mindere getuigenisdrang' (in: Vroom en radikaal, blz. 121). Hij bedoelde dat niet in negatieve zin, maar slechts constaterend. Passiviteit en een geringere geloofsblijdschap remmen geestelijke groei. Je moet bij zulke constateringen altijd oppassen voor generaliseringen en stigmatisering. Er is, dunkt me, wel het nodige van waar. Als onder ons gereformeerden mensen uit onze gemeenten verdwijnen naar evangelischen, hebben wij nogal eens de neiging sterk kritisch te reageren op wat er bij evangelischen confessioneel gesproken allemaal mis is, terwijl wij intussen in onze eigen gemeente jaar in jaar uit genoegen blijven nemen met geestelijke middelmatigheid. 'Wel orthodoxe betogen, maar geen persoonlijke bijbelstudie. Wel veel kritiek op preken, maar geen oorlog tegen verwereldlijking in eigen hart. Wel een hoog woord over verval van normen, maar bij jezelf een formalistisch gebedsleven.' Dat schreef de ND-journalist A. Kamsteeg in augustus jl. naar aanleiding van het 75-jarig jubileum van Het Zoeklicht. Dat heeft me wel getroffen, moet ik eerlijk zeggen. Ik heb het, en ik mag toch wel zeggen helaas, nogal eens meegemaakt als gemeentepredikant dat trouwe gemeenteleden vertrokken naar een evangelische gemeente. Met 'helaas' bedoel ik dan: we hebben liefde tot dezelfde Zaligmaker en kunnen kennelijk toch niet langer met elkaar verder. Je hebt dan de neiging om de schuld bij de ander te zoeken. Hij of zij zou oppervlakkig zijn. Hij of zij zou een wat makkelijker en vlotter geloofsleven zoeken. Maar moeten we als gereformeerden niet veel eerder tot onszelf inkeren en vragen: is het soms ook niet bar matig onder ons als het juist gaat om geloofskracht en geloofsgetuigenis? Zitten veel van onze gemeenten niet in de ban van een onbijbels traditionalisme waardoor de Geest soms kennelijk wordt gedoofd of in ieder geval wordt tegengestaan. Zijn wij soms niet veel te gauw tevreden als alles nog een beetje draait en wij het zo goed mogelijk allemaal maar kunnen houden op de lijn zoals het altijd geweest is? En bevestigen wij als predikanten dat gevoelen niet door daar altijd maar weer diezelfde verdoezelende sluier over heen te leggen van een prediking die zo weinig losmaakt en mensen tegelijk in de waan laat dat de waarheid bij ons toch nog wel in goede handen is? Ik formuleer wat scherp en gechargeerd misschien, maar zo ervaar ik het toch wel heel vaak, om het maar eens op een typisch evangelische manier te zeggen.
Geestelijke middelmatigheid
Tevreden met geestelijke middelmatigheid, ja. Evangelischen zullen zeggen: zie je wel, dachten we het altijd al niet. Dan hoor je het ook nog eens van een ander. U begrijpt, daarom zeg ik het niet en evangelischen zullen als ze op hun bijbelse plaats zijn zo ook niet reageren. Want al hebben we de mond vol over gemeentegroei en over geestelijke groei, dat wil nog niet zeggen dat het er daarom ook werkelijk is. Moeten we niet beiden, gereformeerden en evangelischen erkennen dat de groei naar de wereld toe nauwelijks aanwezig is? Kerken kalven af qua getal en invloed. Groepen en gemeenten aan evangelische kant kennen meestal slechts groei door overgangen vanuit de kerken. En verneem ik ook niet uit evangelische hoek dat men ook daar te maken krijgt met lauwheid, met wereldgelijkvormigheid, met een groeiende rand van hen die hun (G)geestelijk enthousiasme dreigen kwijt te raken? (Zo ds. Schouten bij het al genoemde jubileum van Het Zoeklicht in augustus '94.) Ik bedoel: de kille golf van de secularisatie spoelt over heel de christenheid heen. En hebben we elkaar daarom niet verschrikkelijk hard nodig?
Dan denk ik aan de benadering van kinderen en jongeren in onze gemeenten. Evangelischen hebben daarin vaak veel meer de handen vrij dan onder gereformeerden gebruikelijk is. Creativiteit heeft in vrije groepen en gemeenten een grotere kans dan onder hen die nog altijd zweren bij een psalmberijming van meer dan tweehonderd jaar oud en een hier en daar nog immer bijna sacrosanct verklaarde slepende zangwijs. Het zij toegegeven, maar wij hebben wel beiden liefde voor en betrokkenheid tot onze jongeren. We proberen beiden de komende generatie vast te houden en hen tot Jezus te leiden, gelijk Andreas dat met zijn broer deed. Over en weer maken we ook druk (?) gebruik van elkaar aangereikt materiaal, ook al is dit materiaal niet waardenvrij. Ik bedoel: wij gereformeerden hebben soms enige moeite met de voor ons gevoel hier en daar wat remonstrantse manier van zeggen en zingen. Er is echter geen echt alternatief, vandaar dat opwekkingsliederen gaarne gezongen en gebruikt worden. Hier ligt voor ons beiden een steeds aandacht vragend arbeidsveld. Missionair kunnen we veel van elkaar leren en naar ik inschat gebeurt dat ook in toenemende mate. Ook kan een voortgaande theologische bezinning en doordenking vanuit beider invalshoek geen kwaad.
Missionaire instelling
Kerkelijke zending en geloofszending kennen verschillende methoden en structuren, maar beogen wel de mens zonder God in het krachtenveld van de Geest te brengen opdat hij Christus als zijn Heere en Heiland leert belijden.
Daarbij komt het getuigenis onder ons volk. Hier wringt al gauw het een en ander. Het is duidelijk dat de kerken geen impact meer hebben in ons land. Wat het D66 kamerlid mw. Groenman heeft gezegd over de verhouding kerken en politiek mag ze dan wel niet zo bedoeld hebben als het geïnterpreteerd wordt, maar wat zal ze anders hebben kunnen bedoelen dan: geloof is een privézaak en we hebben vandaag geen behoefte meer om met het evangelie geconfronteerd te worden. Kerken spelen geen enkele rol meer in onze samenleving. Datzelfde geldt niet minder ook van de vrije groepen en gemeenten. Evangeliserende pogingen schampen langs de belangstellingssfeer van de media. Een Flovo Totaal Festival haalt nog wel de kolommen van Trouw, het ND en het RD, maar gaat verder geheel aan andere media voorbij. Een evangelisatietournee gericht op de media, met name de TV, zoals van Billy Graham enkele jaren geleden, vindt zelfs binnen de kerken, ook van gereformeerde richting, nauwelijks enige support. Dat kan toch niet, vindt men, zo'n man en zo'n boodschap en dat medium TV. Verder houdt men het voor gezien, afgezien van enkele dierbare statements om het eigen geweten kennelijk te sussen. Daarom: hoe geven we ondanks dit klimaat toch nog op een of andere manier gestalte aan onze gezamenlijke missionaire roeping? Het mag en het kan ons toch geen rust geven nu zovelen om ons heen volslagen losgeslagen zijn van christelijke wortels? Er is in onze multiculturele samenleving grondige bezinning nodig op de moderne cultuur, op ontwikkelingen in die cultuur, op de manier waarop mensen van onze tijd leven en denken, marktonderzoek naar verlangens en leemten die leven bij hen die om ons heen zijn. Welke methoden zijn binnen bijbels kader verantwoord? Of vraagt een absolute solidariteit met onze naaste in zijn van God vervallen bestaan om ieder methode die ons maar bij hem brengt en ons voor hem of haar verstaanbaar doet zijn?
Welke levensstijl is bijbels en daarom ànders waardoor het 'gij geheel anders' van christenen zichtbaar wordt en zo tot een getuigenis is die mensen aantrekt. Terecht is door prof. W. van 't Spijker gesproken van de gemeente die een voorbeeldfunctie heeft in deze wereld. De concrete vragen van alledag mogen binnen de gemeenschap der heiligen worden afgewogen in het licht van Gods geboden en Zijn Evangelie. Hij spreekt in dit verband over de noodzakelijkheid van een gemeente-ethiek' die ons doet verstaan, hoe wij gezamenlijk, maar ook ieder op eigen plaats zullen wandelen in de wereld' (in: Gereformeerden en Dopers, Kampen 1986, blz. 119).
Deze missionaire instelling zal er alleen zijn als de gemeente geestelijk leeft, leeft bij en uit de Bron zelf. Als vanuit de Gereformeerde Zendingsbond onlangs openlijk werd geklaagd over de afnemende betrokkenheid op de zending onder met name de predikanten, dan moet voor ons het licht op rood springen. Is dat werkelijk zo en hoe komt dat dan? Een vraag die de GZB zelf eerst tot een antwoord moet brengen. Maar zeker ook een vraag naar de achterban van deze missionaire organisatie zelf. Hebben we ons dan kennelijk neergelegd bij ons verlies? Zijn wij onder ons misschien vaak zo druk om onze kerkelijke binnenbrandjes te blussen, dat het vuur waarin een hele wereld dreigt om te komen buiten ons gezichtsveld blijft?
Zijn we de passie kwijt en is passiviteit ons klimaat geworden? Nogmaals, de problematiek van de evangelieverkondiging is uiterst complex. En na alles wat er o.a. deze eeuw gebeurd is in de wereld aan leed en ellende mede door christelijke naties en organisaties en na christelijk initiatief, past christenen wellicht voorlopig grote ingehoudenheid en soberheid, bescheidenheid en ootmoed. Ik weet niet of evangelischen het daarmee eens zijn, in kerkelijke kring leeft dit gevoelen wel. Het gaat vooral om de toon die de muziek maakt. Ik kijk zelfde laatste jaren geen TV meer, maar mij viel onlangs in het dagblad de Volkskrant van 3 september 1994 de welwillende beoordeling op van enkele EO-tv programma's. In de rubriek Rangen en Standen mochten enkele coryfeeën uit medialand hun Top-Tien-lijstje hoogst gewaardeerde programma's aangeven. Dhr. Kleywegt, jarenlang vooraanstaand persoon bij de VPRO, noemde o.a. Andries Knevel 'Het elfde uur' en 'Fifty-fifty' van Henk Binnendijk. Waarom? Wel, hij luisterde en keek graag naar beide heren, niet omdat hij zelf zo gelovig was, maar omdat ze hun overtuiging zo ingehouden en sober, maar tegelijk vasthoudend en deskundig wisten te brengen. Waarmee gezegd wil zijn: hoe brengen we het evangelie over? De reputatie van kerken en gemeenten is wel heel erg beschadigd geraakt vanwege soms bizarre naar buiten komende twisten en verschijnselen die slechts de lachlust bij de wereld oproept en eenzijdige vooroordelen alleen maar bevestigt.
Voorlopig slot
Afrondend en voorlopig kom ik tot een eind. Daarbij heb ik vooral de eigen positie, die van de hervormd-gereformeerden, op het oog binnen de almaar kleiner wordende delta van christelijk Nederland. Dr. W. Balke legde er onlangs nog weer eens de vinger bij, toen hij schreef dat zij die gereformeerd willen blijven binnen de Hervormde kerk zich in toenemende mate bevinden tussen twee stromingen: de evangelische beweging die zich wereldwijd manifesteert en waarvan grote zuigkracht uitgaat èn de groepering die zich tooit met de naam reformatorisch en die fel polariseert tegen de evangelikalen (in: Heel het Woord en heel de Kerk, Kampen 1992, blz. 212). Hoewel dr. Balke vele goede dingen aantreft bij en daarom ook zegt van de evangelische richting, acht hij het gaan in haar spoor leiden tot een verschuiven van accenten. Het staan in de religie van de belijdenis zal erdoor worden verzwakt. De liefde voor de kerk in haar verbrokenheid zal erdoor verminderen. De geestelijke eenheid wordt veel meer subjectief beleefd in de kring, in het gezelschap van gelijkgezinden, dan objectief in de gemeenschap van de kerk waar wij niet elkaar uitkiezen, maar waar het God is Die verkiest en doet naderen en wonen in Zijn huis.
Het zicht, aldus dr. Balke, op de waarde van het verbond en de vragen van de toeëigening van het heil verliezen al meer hun relevantie. Waar men van geen dogmatiek en confessie wil weten, daar heeft men intussen wel degelijk toch ook eigen dogmatische vooronderstellingen van waaruit de Bijbel wordt gelezen en verstaan. En als ervaringen van mensen de toon gaan aangeven, dan kun je het wetticisme niet meer buiten de deur houden. Balke gaat zelfs zover door te zeggen 'als de evangelikale beweging zich doorzet, los van dogma, kerk, ambt en instituut, betekent dat het einde van de kerk' (a.w. blz. 213).
De andere pool waartussen de hervormd-gereformeerde beweging in de verdrukking dreigt te komen is die van de zogeheten reformatorischen. We gaan daar hier niet verder op in, omdat dat buiten ons thema valt.
Dr. Balke pleit voor de koninklijke weg tussen beide bewegingen door. En dat is een positie waarin wat mij persoonlijk betreft de weg van het Woord het meest tot gelding komt. Daarbij accepteer ik tenvolle de bijbels-kritische noties die vanuit de evangelischen bij die positie geplaatst worden, bijvoorbeeld die naar de werkelijke aanwezigheid van de Heilige Geest en de gevolgen van die presentie in gemeente en persoonlijk leven. Verder de klemmende vraag naar geloofszekerheid en geloofsblijdschap die soms zo node worden gemist in onze gemeenten. Ook de kritiek op de afstandelijkheid waarmee velen in onze gemeenten 'participeren' en de gewenning waarmee wij dat veelal plegen te accepteren onder ons. Een tweelingbroer mag ook meer zeggen dan een mij verder onbekende. Maar ik neem aan dat dat ook de houding is van de evangelische broeder of zuster. Wij hebben soms ook onze vragen bij wat we tegenkomen in hun kringen. We missen soms de diepgang en de blijvende ootmoed in de o.i. bijbelse gestalte van de gelovige als de 'arme zondaar' die elke dag van genade leeft. Ons stuit daarom soms het immer hallelujah roepen enigszins tegen de borst, omdat geestelijke groei ons al armer maakt in onszelf en wij slechts vanuit de diepte de lofzang kennen tot onze God in Sion. Maar wie mij vanuit het Evangelie mijn zonden en gebreken toont, die kan ik alleen maar dankbaar zijn. Het is daarbij niet de liefde tot eigen gelijk, kerk, bond of groep die de boventoon voert. Maar de liefde tot Hem Die ons vóór alles en allen uit éérst heeft liefgehad. Zijn Naam zij geprezen. Amen. Hallelujah.
J. Maasland
(Slot van de inleiding gehouden op de studiedag van Evangelischen en Gereformeerden op 15 september 1994 in Nijkerk, georganiseerd door de Gereformeerde Bond en de Evangelische Alliantie.)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 oktober 1994
De Waarheidsvriend | 20 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 oktober 1994
De Waarheidsvriend | 20 Pagina's