Gerechtigheid en barmhartigheid (4)
Diakonia
Bij het denken over gerechtigheid en barmhartigheid mag niet vergeten worden, dat de positie van Israël uniek is. Al te gemakkelijk worden soms allerlei woorden van de profeten uit het verband gerukt en krijgen ze een uitleg, die de eigenlijke betekenis van de tekst geen recht doet. Dan wordt niet alleen geen aandacht geschonken aan het tekstverband en de tijd, waarin de woorden gesproken werden, maar vergeet men ook de bijzondere betekenis van Israël als Gods verbondsvolk. Naar Gods bedoeling was het land een theocratie, waarin Zijn wetten niet alleen een godsdienstige, maar ook een praktische en politieke betekenis hadden. Ten diepste ging het steeds om Gods recht op heel deze wereld en de liefde, waarmee Hij Zich ontfermt over al wat leeft, maar vooral ook over het zwakke. Recht en barmhartigheid hebben geen zelfstandige betekenis, maar functioneren in het kader van Gods verbond met Zijn volk, waar zowel Zijn zegen als Zijn oordeel gelden. Hij komt Zijn Woord na en is in barmhartigheid over Israël bewogen. Dat geeft de kracht aan de verkondiging van de profeten; het is een fundament voor alle wetten, die het Oude Testament kent. Voortdurend worden we eraan herinnerd, dat Gods zorg en Zijn recht over alles gaan. Wie dat weglaat, mist de kern van de zaak. Dan worden Gods woorden uitgehold en opnieuw gevuld met een andere substantie, zoals een vrucht in de keuken van zijn eigen inhoud kan worden ontdaan, om vervolgens weer gevuld als een lekker hapje te dienen. Het geheel ziet er goed uit en smaakt misschien voortreffelijk, maar de oorspronkelijke inhoud en het eigen karakter zijn verdwenen. Helaas gebeurt dat maar al te vaak op verschillende manieren met gedeelten van het Oude Testament.
Verduisterd
Soms neemt men wetten en woorden van de profeten met graagte over, om die op een eigen manier toe te passen op het leven van deze tijd. Daarbij wordt echter de gedachte van het verbond en het recht van God weggelaten en worden allerlei Oudtestamentische woorden met eigen politieke of sociale gedachten gevuld, waarbij de rechten van de mens een centrale rol spelen. Zo wordt de kern van de zaak weggelaten en de eigenlijke boodschap van het Woord verduisterd. Dan lijkt het nog wel, alsof de bijbelse woorden aan de orde zijn, maar intussen dienen ze alleen als een vlag, die een andere – vaak ideologische – lading moet dekken.
Een even groot gevaar is het vergeestelijken van teksten of bijbelgedeelten, die een praktische betekenis hebben en verband houden met het dagelijks leven van Israël. Hoe mooi en aansprekend sommige gedachten en geestelijke toepassingen ook kunnen zijn, toch doet men daarmee Gods Woord tekort en wordt de kracht en de uitwerking ervan beperkt. Juist in het Oude Testament merken we, hoe concreet Gods geboden en waarschuwingen zijn. Wie daar geen oog voor heeft en niet let op de letterlijke betekenis van de tekst, maar – dikwijls op de klank afgaande – direct een geestelijke uitleg geeft aan op zichzelf praktische en duidelijke woorden, ontgaat de klem, die God in Zijn Woord zet op onze handel en wandel. Dan merken we niet, dat het Woord als zout is, dat bijt in de wonden van ons leven, maar verzoeten we het, totdat het ons aangenaam voorkomt.
Geestelijk karakter
Bovendien wordt zo ook het geestelijke karakter van ons dagelijks leven miskend. De dienst van de Heere vindt niet alleen plaats in de kerkdienst; we mogen, om met Calvijn te spreken, 'ons werk doen voor het aangezicht van God en de engelen'. De Heere wil juist ook in het leven van elke dag gediend worden. Wie die twee scheidt, komt in een onbijbelse twee-deling terecht, die uitéénhaalt, wat God in Zijn Woord samenvoegt. Juist de praktische prediking van het Oude Testament kan ons voor een dergelijke misvatting behoeden. Geestelijk leven betekent: zó met God leven, dat onze handel en wandel doorademd wordt van Zijn Geest en Woord. Dan wordt heel het leven vanuit de beleving van het hart gericht en gedragen. Calvijn, die in zijn preken en commentaren altijd zo dicht mogelijk bij de letterlijke betekenis van de tekst blijft, geeft ons een duidelijk voorbeeld van een verantwoorde omgang met de Bijbel, ook al heeft hij wel eens de neiging te gemakkelijk Israël en de kerk van Christus op één lijn te stellen. Omdat het spreken over gerechtigheid en barmhartigheid ons eigen leven en onze levensstijl volop raakt, is het des te meer gewenst, de letterlijke betekenis vast te houden van de teksten die daarover spreken. Vergeestelijken van deze bijbelwoorden kan gemakkelijk leiden tot het onschadelijk maken van de eigenlijke boodschap, zodat ons leven er niet door geraakt wordt en we eigen rechten en wensen boven Gods recht en wil stellen.
Situatie
Anderzijds maakt juist de notie van het verbond, dat we de geboden van het Oude Testament, die voor Israël als volk golden, niet zomaar kunnen overplaatsen naar onze situatie. We merken dat al in het Nieuwe Testament, met name in de brieven. Daar ontmoeten we een gemeente, die leeft in een heidense wereld met een overheid, die regeert volgens eigen wetten. Talrijke Oudtestamentische voorschriften blijken in die situatie niet meer toepasbaar, omdat ze toegesneden waren op het volk van Israël. Anderzijds merken we ook, dat veel andere woorden niet alleen het oude bondsvolk gelden, maar ook voor de gemeente van het Nieuwe Testament van doorslaggevende betekenis zijn. Er is bij alle verschil een duidelijk doorgaande lijn in het denken over gerechtigheid en barmhartigheid, die aansluit bij het Oude Testament. Hoewel niet alles letterlijk wordt overgenomen, worden wel de diepste intenties bewaard en zijn teksten uit het Oude Testament van fundamentele betekenis voor het Nieuwe. Daarin merken we de eenheid van de Schrift, zoals we die met de geloofsbelijdenis belijden. Wie werkelijk naar het Oude Testament heeft geluisterd, zal niet durven beweren, dat eerst in de Bergrede echt sprake is van een echte bijbelse ethiek. De vragen worden in het Nieuwe Testament wel scherper en helderder uitgewerkt, omdat ze in het licht gesteld zijn van Christus' lijden en sterven en opstanding. Vanuit Zijn volbrachte werk lopen de lijnen naar het leven van allen, die Hem liefhebben.
Onderscheid
Daarmee onderscheidt het Nieuwe Testament zich van het Griekse en Joodse denken uit Christus' dagen. Toen een Farizeeër aan Christus vroeg: 'Wie is mijn naaste?', was dat niet alleen een handig ontwijken van een lastig probleem, maar bracht hij daarmee ook een kwestie ter sprake, die bij herhaling in de theologische debatten van de Farizieeën aan de orde kwam. Beperkten velen van hen de barmhartigheid tot hun mede-Farizeeën, ook het gewone volk had een betrekkelijk beperkte opvatting van barmhartigheid. Men wilde de armen liefhebben, maar de bozen en zondaars, de vijanden, mocht men haten. De oproep van de Heere Jezus, om ook de vijanden wél te doen, omdat de Heere als de barmhartige Schepper regeert en Zijn zon doet opgaan over bozen en goeden, klonk velen dan ook revolutionair in de oren. Wel hechtte men grote waarde aan weldadigheid, die gezien werd als één van de voornaamste deugden. Gastvrijheid was een vorm van barmhartigheid, evenals het schenken van aalmoezen. Daarnaast kende rtien ook goede werken. Die onderscheidden zich van aalmoezen, doordat men bij een goed werk niet alleen iets gaf, maar zich er ook zelf metterdaad voor inzette.
In de geschiedenis waarin we lezen over de zalving van Christus door Maria van Bethanië, komt dat verschil duidelijk uit. Judas en in zijn spoor de andere apostelen degraderen wat Maria doet tot iets, dat minder is dan een aalmoes. Ze had het geld waarmee ze de nardus kocht om Jezus te zalven, beter aan de armen kunnen geven. Maar Christus zet haar geloofsdaad op een hoger plan. Het is een goed werk; Maria gaf meer dan een aalmoes, ze schonk zichzelf weg, toen ze zich zo aan de Zaligmaker overgaf en Hem zalfde tot Zijn begrafenis. Deze goede werken waren in Jezus' tijd 'een grondpilaar voor het Joodse leven' (v. Leeuwen). Doordat men barmhartigheid echter ook als iets verdienstelijks ging beschouwen, vond in het Joodse denken van die tijd een duidelijke verschuiving plaats in de waardering van gerechtigheid en barmhartigheid. De naamgeving van een aalmoes geeft dat al aan: tsedaka, gerechtigheid. Men ging uit van wat de Schrift zegt: 'Wie zich over de arme ontfermt, leent de Heere' en: 'Door goedertierenheid en trouw wordt de misdaad verzoend'. Geleidelijk groeide de gedachte, dat barmhartigheid de zonden wegneemt; men meende zelfs, dat aalmoezen konden redden van de dood. Centraal stond bij alles de werkheiligheid, waardoor men in eigen kracht via goede werken de balans in Gods oordeel naar de goede zijde kon laten doorslaan.
In het Grieks-Romeinse denken komen heel andere zaken aan de orde. Daar kent men het begrip fïlantropia, wat de solidariteit aanduidt tussen mensen onderling als burgers van hetzelfde land of als leden van eenzelfde groep of klasse. Het betreft niet zozeer de zorg van de rijken voor de armen, maar veel meer de verbondenheid, die ook tussen rijken onderling aan de orde kan zijn. Ook het woord gerechtigheid heeft een eigen betekenis. Het is de goede wil om ieder te geven wat hem toekomt, een soort algemeen menselijk begrip, waarbij het recht van de mens in zijn situatie doorslaggevend is.
Gods wil
Tegenover die twee denkrichtingen, waarbij de mens met zijn werk of zijn recht centraal staat, spreekt het Nieuwe Testament over dikaiosuné, gerechtigheid, als datgene, wat overeenkomstig Gods wil is, waarbij de goede verhouding tussen de mensen onderling is ingesloten. Die gerechtigheid is geen werk of recht van mensen, maar een gave van de Heere Jezus Christus, Die alle gerechtigheid volbracht heeft. Zijn werk is de grond van het geloof. Hij heeft de schuld verzoend en Gods wil vervuld. Als de nederige Knecht des Heeren stelde Hij Zijn ziel tot een schuldoffer. In Hem is Gods gerechtigheid geopenbaard als Zijn reddend ingrijpen, waarmee Hij Christus voorstelt als Degene door Wie en in Wie de verzoening werkelijkheid is geworden. Hij is onze vrede; alleen door Zijn Borggerechtigheid kunnen zondaren worden vrijgesproken in het oordeel van God. Zo is Hij de ware Knecht des Heeren; Hij is gekomen om te dienen en Zijn ziel tot een rantsoen voor velen te geven. In Zijn lijden en sterven zien wij Gods gerechtigheid geopenbaard: Hij laat de zonde niet ongestraft. Tegelijk komt aan het kruis Gods barmhartigheid openbaar: Hij straft de zonde aan Zijn eigen Zoon. Op Golgotha wordt ons de gadeloze liefde van de Heiland verkondigd, die als het Lam van God de schuld wegdraagt, om zondaren te verlossen van het eeuwige oordeel. Het Heilig Avondmaal is daarom als teken en zegel van dat volbrachte werk van centrale betekenis voor alle diakonia, de dienst van gerechtigheid en barmhartigheid.
A. W. van der Plas, Waddinxveen
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 oktober 1994
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 oktober 1994
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's