Torenspitsen-Gemeenteflitsen
DE VUURSCHE (kerk Lage Vuursche)
1. 'De Stulp'
De gezamenlijke gereformeerden (= hervormden) in en rond De Vuursche (dorp Lage Vuursche en gehucht Hooge Vuursche) dienden op 3 april 1657 bij de classis Amersfoort een geschrift in, waarin zij verklaarden sterk genoeg te zijn voor het daarstellen van een kerkelijke gemeente. Evenwel dachten zij zich met grote moeite staande te kunnen houden, vooral omdat 'Roomschgezinden moeilijkheden en storingen berokkenden'. Daarom moest er in stilte worden gepreekt in een achterhuis van de boerderij 'De Stulp' bij Lage Vuursche.
De Stulpselaan herinnert aan de eerste plaats van samenkomst bij de woningen nrs. 1 en 2. Het woord stulp is een nevenvorm van stolp. Nu eens is er sprake van een hut of een klein armoedig huis, dan weer van een kleine (boeren)woning of een boerenhuis. 'De Stulp' is een bescheiden boerderij geweest. In 1932 heeft het staatsbosbeheer het gebied tussen paleis Soestdijk en kasteel Drakestein in eigendom verworven.
In topografische kaarten van vóórdien werd het desbetreffende terrein ook met de naam 'De Stulp' aangeduid. Een eeuw eerder is het kadaster in Nederland door een decreet anno 1808 van Napoleon tot stand gekomen.
De staten van Utrecht besloten de hervormden in De Vuursche te hulp te komen. Zij droegen de classis van Amersfoort op ervoor te zorgen, dat elke zondag op kosten van het gewest Utrecht in 'De Stulp' een kerkdienst kon worden gehouden. Daarbij moest bescherming tegen molestatie worden gegeven. De classis ontwierp een preekrooster, betrekking hebbend op de periode van 5 juni 1657 tot 4 november 1659. De eerste kerkdienst in 'De Stulp' werd gehouden op 5 juni 1657. Petrus Apollionius (± 1615-1676), 'predicant tot Woudenbergh', heeft op 21 oktober d.o.v. het huwelijk van Pyter Nyclaes en Josinna Sara (…) tot Kolsvoort bevestigd en ingezegend.
Ongetwijfeld betekende de predikdienst in 'De Stulp' een belasting voor de voorgangers van de gemeenten in de classis Amersfoort. Terwijl zij zich per pedes apostolorum of als ruiter te paard naar 'De Stulp' begaven zullen hun eigen gemeenteleden niet op het kerkepad zijn gegaan.
De kerkgangers zullen zijn geweest: een enkele grondeigenaar, enige pachters van een boerenplaats(je), bosarbeiders, houthakkers en veenbewerkers, alsmede hun heren.
Gelet op de grenzen van de kerkelijke gemeente kan worden vastgesteld, dat de 'Stulpgangers' uit alle richtingen zijn gekomen naar het achterhuis, dat werd getransformeerd tot 's Heeren voorhof. Predikanten en kerkgangers kwamen uit de wijde omtrek om temidden der wouden van De Vuursche het Evangelie, de blijde boodschap te brengen en te horen. De blijdschap van die boodschap was toen en is ook nu: Jezus Christus, de gekruisigde en opgestane.
2. De grenzen
De staten van Utrecht bepaalden bij de instelling van de nieuwe kerkelijke gemeente De Vuursche, dat daartoe ook zouden behoren de hervormden uit de gemeenten Baarn, De Bilt, Soest en Zeist, voorzover deze woonden aan de periferie van De Vuursche, alsmede zij die waren gehuisvest in Den Dolder, Hees onder Soest, Pijnenburg en het Ridderdorp. De ervaring leert, dat er in vrijwel elke gemeente lidmaten zijn, die grensoverschrijdend ter kerke gaan.
Het classicaal bestuur van Amersfoort heeft naderhand de grenzen van de gemeente vastgesteld. De Vuursche telt thans rond 175 leden. Er is een quasi-pastoraal verband gelegd met de kerk van Baarn. Sedert 2 maart 1986 verleent ds. M. van der Linden, gekomen van Dirksland, bijstand in het pastoraat.
3. Bouw en restauratie van de kerk
Het Renaissance-kruiskerkje in Lage Vuursche werd gesticht in 1659. De bouwmeester is onbekend. Gerard van Reede jr. van Nederhorst (overl. 1669), heer van Drakestein en De Vuursche, gaf opdracht tot de bouw van de kerk. Medio 1657 heeft hij de bouwgrond beschikbaar gesteld. De 'heren' van Hooge Vuursche, Pijnenburg en Splinterenburg volgden het voorbeeld van Gerard in het beschikbaar stellen van een ruime financiële bijdrage. De steden Alkmaar en Amsterdam besloten aanzienlijke giften voor de kerkbouw in Lage Vuursche te bestemmen. Ook aan de staten van Utrecht werd een milde bijdrage voor de kerkbouw gevraagd.
De kerk is gerestaureerd in de jaren 1843, 1938 en 1989. De laatste restauratie heeft meer dan één miljoen gulden gevergd. Van een anonieme gever is de som van ƒ 250.000,– ontvangen.
In 1843 werden de ramen veranderd en is een tochtportaal aangebracht. Ook in 1938 werd het kerkgebouw grondig gerestaureerd. Het koor van de kerk werd bij het schip getrokken, zodat koor en schip ruimtelijk werden samengevoegd. Het interieur werd geheel gewijzigd. De kansel, voorheen staande in de as van het schip, werd op de hoek van het koor en het zuidertransept geplaatst.
Het orgel is een geschenk van Herman Albrecht Insinger, geboren 14 oktober 1827 te Amsterdam en overleden 20 februari 1911 te Parijs. De firma Petrus van Oeckelen en zoon te Haren (Gr.) heeft het instrument gebouwd. Het werd in gebruik genomen op zondag 6 juni 1881, toen drs. Jan Hendricus Guldenarm (1824-1907) predikant van de gemeente De Vuursche was. Het orgel was eerst gesitueerd boven de kansel op de scheiding van koor en schip. Tengevolge van de restauratie anno 1938 moest het naar de galerij worden verplaatst.
Bij de restauratie van 1989 is het dak weer voorzien van leien. De muren en ramen zijn hersteld en de consistoriekamer werd afgebroken en opnieuw gebouwd. Het uurwerk in de toren is weer in goede staat gebracht en gemoderniseerd. Op zondag 29 mei 1939 (Pinksteren) werd een nieuwe luidklok in gebruik genomen. De toonkunstenaar Jacob Vincent (1868-1953) heeft deze klok aan de hervormde gemeente ten geschenke aangeboden als aandenken aan zijn vrouw Geertruida Johanna Meijer, overleden 20 juli 1938 en begraven bij de kerk. Krachtens een overeenkomst van 1939 zijn toren en uurwerk door de gemeente Baarn, zijnde rechtsopvolgster van de gemeente De Vuursche, in eigendom overgedragen aan de hervormde gemeente in De Vuursche, onder voor beide partijen gunstige voorwaarden.
4. Bouw en restauratie van de pastorie
Gerard van Reede stelde ook grond ter beschikking voor de bouw van een predikantswoning. Hij was het, die ook verder de pastoriebouw heeft bevorderd. Pastorie is een groot woord. Er verrees een eenvoudige behuizing met één verdieping. Een stallingsruimte voor paard en koets werd bijgebouwd.
Ds. Philippus Sophius Niemeijer (1842-1917) liet zijn kinderen per koets vervoeren van en naar de onderwijsinstellingen. Uiteraard maakt hij ook voor andere doeleinden van het rijtuig gebruik. Het bouwsel leek min of meer op een boerenhuis. En toch was het ruim twee eeuwen lang een pastorie, wat er hebben in al die jaren pastores, herders in diezelfde contrei gewoond. Ds. Anne Klaas Straatsma (1886-1970) heeft gezegd, dat een huis eerst een pastorie wordt door het offer van het eigen leven, iedere dag opnieuw, gebrekkig, uiterst gebrekkig, door de kracht van het volmaakte offer, eens en voor altijd gebracht.
In januari 1861 werden attesten ontvangen van architect en arts over de vervallen en schadelijke toestand van het pastorshuis. De kerkvoogden achtten nieuwbouw dan ook urgent. De bouwkosten werden aanvankelijk geraamd op ƒ 10.000,–, doch konden worden teruggebracht tot ƒ 7900,–. In de gemeente werd een bedrag van ƒ 1550,– ingezameld. Rijk en provincie verleenden bijdragen tot een totaalbedrag van ƒ 4800,–. Jan van Es uit Lage Vuursche heeft de nieuwbouw uitgevoerd voor de som van ƒ 6795,–.
5. Archief
Vóór het schrijven van de Verantwoording en De kerkelijke gemeente werden archiefinventarissen opgemaakt respectievelijk rond 1850, september 1953 en 25 mei 1988. Zowel uit de genoemde inventarissen als die van 1 december 1993 blijkt helaas, dat het kerkarchief niet ongeschonden uit het verleden aan de huidige generatie is overgedragen. De oorzaak hiervan zal ongetwijfeld moeten worden gezocht in de bewaring van kerkelijke archieven, c.q. archiefstukken in de pastorie en ten huize van de successievelijke leden van de kerkelijke colleges.
De archivalia (registers en stukken) werden lange tijd opgeborgen in een zeer oude (schat)kist, opgesteld in het koor van de kerk. Deze 'opslagplaats' is waarschijnlijk afkomstig van een ambachtsheer.
Na gereedkoming van de kerkrestauratie in 1989 werd het archief opnieuw beschreven en geïnventariseerd. Het is thans ondergebracht in een stalen kast staande in de kerkeraadskamer.
De leden van de kerkeraad, diaconie en kerkvoogdij hebben hun medewerking verleend om tot een oplossing van archiefproblemen te komen.
6. Boodschappers van goede tijding
De huidige predikant is ds. Marinus van der Linden, geboren 29 mei 1939 te Zuilen. In Utrecht volbracht hij aan de rijksuniversiteit de theologiestudie. Na een leervicariaat in De Bilt mocht de heer Van der Linden zich in 1967 beroepbaar stellen. Zijn eerste gemeente was St. Philipsland, waar zijn mentor Klaas Ooms (1926-1981) hem op 1 oktober 1967 in het ambt bevestigde, nadat deze had gepreekt over Lukas 19 vers 13b: 'Drijft handel, totdat ik terugkom'. De intreeprediking had tot uitgangspunt 2 Korinthe 5 vers 14a: 'Want de liefde van Christus dringt ons'.
Op 13 augustus 1972 werd Van der Linden predikant in Dirksland na te zijn bevestigd door zijn plaatselijke collega drs. H. N. van Hensbergen (geb. 1913). Hij heeft in zijn tweede gemeente gewerkt tot 16 februari 1986. Het ziekenhuispastoraat is in de laatste acht jaren een deel van zijn arbeid geworden. Met ingang van 1 maart 1986 werd ds. Van der Linden om gezondheidsredenen geëmeriteerd.
Sinds 2 maart d.o.v. is hij bijstand in het pastoraat van de gemeente De Vuursche. Ds. H. Jongebreur (1913-1993) heeft hem daar ingeleid. In de intreepreek stond Genesis 22 vers 14: 'De HEERE zal het voorzien' in het middelpunt.
Niet minder dan 55 predikant zijn vóór ds. Van der Linden aan de gemeente van De Vuursche verbonden geweest.
Nicolaas van Hasselt (1635-1675) opende op 4 november 1659 de lange rij van domini in De Vuursche. Hij behoorde tot een geslacht van Vlaamse afkomst Op 26 mei 1635 werd hij in de Geertekerk te Utrecht gedoopt. In zijn tweede gemeente Maarssen (1674) overleed hij op 8 maart van het jaar daaropvolgend.
De tweede voorganger Theodorus Voet (1641-1706) was een zoon van Paulus (± 1624-1698), rond 1650 rector van de Latijnse school te Helmond. De grootvader van Theodorus was Dirk Voet (± 1586), een broer van Gijsbertus Voetius (1589-1676).
Th. Voet begon in 1668 de predikdienst in het Limburgse dorp Vijlen. Als veldprediker vond de verdreven Voet in 1674 een 'herberg' in De Vuursche, een plaatsje om te staan. De gemeente van Maastricht ontving hem op 19 februari 1679 als haar dienaar.
De predikanten Adam Simons (1769-1834), Henricus Egbertus Vinke (1794-1862) en Willem Mol (1812-1879) werden respectievelijk in 1815, 1836 en 1846 hoogleraar, onderscheidelijk te Amsterdam, Utrecht en Amsterdam.
Kandidaat Marinus Jacobus Gerard van der Velden (geb. 1928) heeft van 1 oktober 1955 tot 1 februari d.o.v. de dienst in De Vuursche waargenomen voor ds. Johannes Andreas de Bruijn, die gedurende vier maanden colleges theologie in Genève heeft gevolgd.
Dr. Van der Velden is per 1 juli 1984 te Utrecht hoogleraar vanwege de Nederlandse Hervormde Kerk geworden.
Ds. Walraven Francken (1822-1894) behoorde tot de zgn. Evangelische of Groninger Richting in de theologie. Hij is van 1 juni 1845 tot 1 oktober 1848 predikant van de gemeente in De Vuursche geweest.
Dirk Adrianus Detmar (1774-1844), Bernardus Moorrees (1780-1860) en Dirk Molenaar (1786-1865) hebben achtereenvolgens 7 september 1806, 6 september 1807 en 1 oktober 1809 (tot 13 november 1814) de gemeente van De Vuursche gediend. Dit drietal heeft landelijke bekendheid gekregen in de strijd om handhaving van de belijdenis (zie ook W. van Gorsel in het Gereformeerd Weekblad van 11 november 1988).
Tenslotte noem ik hier nog een aantal namen van predikanten, die voorstander zijn c.q. waren van een schriftuurlijke prediking:
– Hendrik Bax (1828-1911)
– Jan Hendricus Guldenarm (1824-1907)
– Jan van der Meulen (1830-1896), schoonzoon van ds. B. Moorrees
– Wybe Zijlstra (1858-1938)
– Philippus Sophius Niemeijer (1842-1917)
– Yme Doornveld (1864-1925)
– Theodorus George Cornelis Rappard (1852-1932)
– Johannes Hermanus Gunning E.Bzn. (1868-1959)
– Aart Hendrik Jan Gerard van Voorthuizen (1887-1941)
– Jan van Amstel (1885-1980)
– Jacob van Sliedregt (1914-1973)
– Armand Gustave Haring (1907-1989)
– Johannes Andreas de Bruijn (geb. 1928)
– Jan Cornelis Terlouw (1904-1987)
– Cornelis Johannes Klop (geb. 1936)
– Hugo Jongebreur (1913-1993)
– Jeremias Cornelis Stelwagen (geb. 1916).
W. Otten, Hilversum
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 december 1994
De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 december 1994
De Waarheidsvriend | 10 Pagina's