Uit de pers
Een naderende verhuizing woelt in een mensenziel het onderste naar boven, letterlijk en figuurlijk. Wie nog weer eens opnieuw wil leren dat hij hier geen blijvende stad heeft, zou van tijd tot tijd ook eens moeten verhuizen. Opruimen wat waarde heeft gehad en inpakken wat nog even mee kan. Onder het spul dat op een of andere manier in huis is beland, hoort een MC met als titel 'Kerstfeest in Holland'. Daarop valt ene Corry te beluisteren die op het allermeligst het befaamde Stille Nacht kweelt. André van Duin laat het Kerstfeest zich afspelen bij het openhaardvuur en een andere André (precies: die van Hazes) kwijlt langdurig en langdradig over een Eenzame Kerst. Ik weet niet of dit 'gezang' nog veel liefhebbers telt, het genre is nog steeds zeer gewild. Wie dezer dagen over pleinen en straten van steden of dorpen dwaalt, hoort het menigmaal om zich heen. Prof. dr. A. Th. van Deursen vertelt er van in een column die hij schreef voor het decembernummer van het blad Beweging (uitgave van de Stichting voor Reformatorische Wijsbegeerte, 59e jrg. nr. 4). Hij schrijft er als titel boven Het carillon van Edam en we citeren zijn bijdrage gaarne in dit Kerstnummer van ons blad.
'Verleden jaar december liep ik eens op een winterse morgen over de Schepenmakersdijk in Edam. Noord-Holland kent wel meer van die stadjes en dorpen, waar de tijd niet stil heeft gestaan, maar die toch je gedachten gemakkelijk laten verglijden naar vroegere eeuwen. Je kunt je zomaar voorstellen dat die Schepenmakersdijk nog waar maakt wat de naam suggereert, heel anders dan de Warmoesstraat in Amsterdam of de Stoeldraaiersstraat in Groningen, om maar te zwijgen van de Herenstraat in Den Haag. Aan de Schepenmakersdijk leeft de zeventiende eeuw nog voort.
Moer toen begon plotseling het carillon te spelen: een kerstliedje, want het was de laatste adventsweek. Welke wijs zouden we het liefste horen om de harmonie tussen woord en beeld in dat oude stadje te bewaren?
"Quem pastores laudavere" misschien, of dat prachtige geloofsgetuigenis van vorige generaties, Komt verwondert u hier, mensen ". En als de Edammers het liever zo wilden, dan mocht het ook "Stille nacht" zijn. Maar ze hadden een andere keuze gedaan, alsof de musicus zich had laten inspireren door Veronica's hitparade. "Mary's Boy Child, Jesus Christ, was born on Christmas Day ".
Het kwam mij direcht misplaatst voor. Maar voordat je dan aan ergernis ruimte geeft, moet je wel jezelf de vraag stellen, waar je het recht van kritiek op grondt. We mogen elke eeuw haar eigen geestelijke liederen gunnen. De tijd brengt vanzelf de schifting aan tussen voorbijgaande modes en blijvend bezit, dat aan de geestelijke schat van de kerk wordt toegevoegd. Je moet er ook maar niet te zwaar aan tillen dat elke generatie zichzelf te hoog aanslaat, zodat we een Liedboek der Kerken gebruiken dat een overdadige belangstelling aan de dag legt voor de tweede helft van de twintigste eeuw. En het zijn juist de kerken waar het vaakst Huub Oosterhuis gezongen is, die zich nu al weer bijna geen gemeentezang kunnen voorstellen zonder de bundel van Hanna Lam. Nu, zo heeft onze popgeneratie dan Mary's Boy Child ter wereld gebracht. Zing maar mee en geniet van de kerstsfeer. Het is niet het moderne en eigentijdse op zichzelf, dat ons mag storen. Er bestaat misschien een artistieke disharmonie tussen een zeventiendeeeuws straatbeeld en een twintigste-eeuwse popsong. Maar geestelijke afstand hoeft er niet te zijn. In de tijd dat Puppius en Pollio in Edam op de kansels stonden, en elke schoolmeester zijn handtekening zette onder de vijf artikelen tegen de remonstranten, vierden de mensen daar het kerstfeest met de lofzangen van Zacharias, van Maria en van Simeon. De dichters van die liederen beleden het geloof dat de Edammer kerkgangers met hen deelden. Ze konden elkaar ook in het kerstlied herkennen.
Dat kan ook over de grenzen van de tijd heen, met dichters die de taal van een latere eeuw spreken. Daarom zou het heel goed een vers van Nicolaas Beets of J. J. L. ten Kate geweest kunnen zijn, of een lied uit het moderne praise-repertoire. Ook 'Stille nacht' zou het uitstekend gedaan hebben, tenminste in de Nederlandse bewerking. Een wereld verloren in schuld. Daar hadden ook de zeventiende-eeuwse Edammers weet van. Zo hadden ze het van Puppius en Pollio geleerd.
Ze hadden geen weet van de vermenselijking van het kerstevangelie. Zeker, in die kribbe van Bethlehem lag een jongetje, en het was Maria's baby. Maar we kijken niet toe in zoete vertedering. Deze geboorte was het zichtbare begin van Jezus' lijden: Hij die 't al is, in gebreken, Hij die 't licht is, in de nacht. Wie enkel Mary's Boy Child kan zien, verzwaart de last van de vernedering. De boodschap van Bethlehem is aan hem voorbijgegaan. Een loflied kan hij al evenmin zingen, als zijn ogen slechts een jonge moeder waarnemen, die haar pas geboren kindje in de kribbe gelegd heeft. Die miljoenen eens zaligen zal... maar dan moet Hij veel meer zijn dan Mary's Boy Child.
Ik weet niet of daar in Edam sinds de vorige winter nieuwe melodieën zijn gevonden, die iets beters doen dan de warme sfeer van innige knusheid opwekken. De Schepenmakersdijk zou ik het gunnen, even goed als trouwens al die andere straten, met of zonder zeventiende-eeuws profiel. Gelukkig, dat het evangelie niet aan tijden en melodieën gebonden is.'
Prof. Van Deursen is één van de sprekers op de a.s. predikantenconferentie van de Gereformeerde Bond die voor het eerst op Hydepark zal worden gehouden. 'Met de erfenis van de Reformatie in een godloze cultuur' zal zijn thema zijn. Misschien is dit citaat een aanmoediging voor onze collega's om te' komen luisteren o.a. naar deze spreker.
Psalmgezang
Temidden van de vele kerstwijdingen en het kwartier Kerstliederen zingen vlak voor de dienst op de eerste Kerstdag klinken in onze diensten nog altijd de aloude psalmen. Er valt op bepaalde regels en weergaven van de berijming van 1773 het nodige te zeggen in kritische zin, toch blijven de psalmen krachtig van inhoud en zuiver in geloofsbeleving. De redactie van het Documentatieblad voor de Nederlandse Kerkgeschiedenis na 1800 plaatste ter nagedachtenis aan de op 16 augustus eerder dit jaar overleden prof. dr. J. W. Schulte Nordholt diens niet eerder gepubliceerde toespraak zoals gezegd die hij op 10 oktober 1991 hield bij de opening van de tentoonstelling 'Psalmzingen in de Nederlanden' . Wij citeren het begin van zijn verhaal, waarboven staat 'Psalmen zingen'.
'Laat ik mogen beginnen met een heel aantrekkelijke scène, werkelijk een pastorale, die zich afspeelt op een voorjaarsdag nu zo'n zestig jaar geleden, toen de grindwegen nog stil waren en stoffig, toen de boeren bij ons op het dorp alleen maar een vrije dag hadden op de tweede Paasdag en de tweede Pinksterdag, en die gebruikten ze, na de kerkdienst die er meestal nog was, om te gaan fietsen, natuur was er genoeg rondom de in zichzelf gesloten dorpen. Hoe stemmig en statig, geruisloos als aardse engelen, gleden ze zachtjes voort door dat ingetogen vriendelijke landschap. Zo'n boer (ik zie hem nog voor me, want ik vertel een waar verhaal) peddelt daar voort, puur voor zijn plezier. Bijna: retoumons a la nature. Het lijkt er een fraai voorbeeld van, geen achttiende-eeuwse filosoof had het beter kunnen bedenken: die Himmel ruhmen! Want zo ergens onderweg, tussen de ruisende dennen en het fluitekruid, zegt hij dan tegen zijn vrouw: Vrouw, laten we hier eens afstappen en zingen, en dat deden ze dan, daar stonden ze in hun zondagse kleren in het stralende middaglicht aan de kant van die doodstille weg en ze zongen psalm 19: Het ruime hemelrond vertelt met blijde mond Gods eer en heerlijkheid. Met die idylle begin ik als opmaat en ook als contrapunt bij het bizarre verhaal van de lof Gods op aarde. Wat moet ik zeggen van de geschiedenis van het psalmgezang, het is zo'n curieuze maar ook zo'n kenmerkende geschiedenis van het psalmgezang, het is zo'n curieuze maar ook zo'n kenmerkende geschiedenis van de eeuwig-menselijke hulpeloosheid en hunkering om te leven met hart en ziel. Het is zo schoon, maar ook zo dwaas, zoals mijn volgende herinnering mij vertelt. Bij ons op dat Veluwse dorp, waar ik groot ben geworden, werden psalmen gezongen, vele psalmen, en in de kerk natuurlijk alleen psalmen. Die kenden we allemaal uit het hoofd, tenminste het vaste repertoire waartoe die liederenschat beperkt bleef. We moesten elke zondag een psalmversje leren dat we dan maandag op school moesten opzeggen.In de kerk zongen we ze, zo luid en zo traag mogelijk, met diep adem halen tussen elke noot, en wij, ik bedoel mijn vriendjes en ik, voerden daarbij de boventoon, wij zaten in het doophek helemaal vooraan, wij waren de avant-garde van de kudde, we deden graag wie het hardste kon, en dat kon heel hard. Wat we zongen wisten we nauwelijks, vrees ik, hoewel... ik heb toch mijn eerste poëtische ontroering aan die vreemde taal te danken, ik heb er toch voor het eerst het wonder beleefd dat in de taal geheimen kunnen worden bewaard en beelden worden getoond, en daar is het verstaan natuurlijk ook iets heel anders dan in wat een dichter de wereld van uur en feit noemde.
Zo dubbel was dat, geschreeuw en ontroering, onbegrip en ervaring. Bij mij begon het, en ik was zeker niet ouder dan zeven jaar, ik denk zes, met psalm 68 : 7, die las ik, die leerde ik moeiteloos en waarom eigenlijk?
Gelijk een duif door 't zilverwit
en 't goud dat op haar veed'ren zit.
bij 't licht der zonnestralen
ver boven and're voog'len pronkt,
zult gij, 'door't godd'lijkoog belonkt,
weer met uw schoonheid pralen.
Begrepen heb ik het niet, maar het moet de glans geweest zijn die mij bekoord heeft, helderheid is volgens de aesthetica van Thomas van Aquino (als ik de, denker mag aanhalen die toch ook een dichter was, zij het wel een nogal cerebrale dichter), naast volkomenheid en harmonie een van de drie wezenskenmerken van schoonheid, maar dat kon ik toen nog niet weten en het doet er ook niet zoveel toe, ik wil noch kan over de aesthetica van de psalmen spreken, ik kan daar het raadsel van hun betovering niet mee oplossen. Als ik het al kan. Die duif van goud en zilver was mij spontaan lief en het belonkende goddelijke oog nam ik op de koop toe. Het kan mij best in de gaten gehad hebben.'
Het Veluwse dorp, waar Schulte Nordholt opgroeide, was Wezep. Intussen bleek me dat de redactie van het DNK niet de waarheid schrijft als ze doet voorkomen alsof hier dit verhaal van Schulte Nordholt voor het eerst wordt gepubliceerd. Schulte Nordholt heeft het zelf opgenomen in zijn in 1992 bij Kok in Kampen verschenen bundel essays onder de titel 'Het Woord brengt de waarheid teweeg' blz. 35vv. Maar dat is uiteraard een menselijke vergissing. Zelfs bij het Historisch Documentatiecentrum voor het Ned. Protestantisme weten ze ook niet alles. Maar het is wel een mooi verhaal over het zingen van de psalmen. En ik weet zeker dat vele lezers er hun eigen jeugdervaringen naast kunnen leggen. We houden de lofzang gaande, zeker vanuit de wetenschap dat God Zich in Zijn Zoon over ons heeft ontfermd. Geloofd zij God met diepst ontzag. Ere zij God!
P.S.: adres Beweging: Postbus 368, 3500 AJ Utrecht, los nr. ƒ 10, —; adres Documentatieblad NK na 1800: adm. J. H. Kok BV, Postbus 130, 8260 AC Kampen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 december 1995
De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 december 1995
De Waarheidsvriend | 24 Pagina's