Boekbespreking
K. W. de Jong, Ordening van dienst, achtergronden van en ontwikkelingen in de eredienst van de Gereformeerde Kerken in Nederland, uitgeverij Ten Have B.V., Baarn, 437 blz., ƒ 59, 50.
De auteur, die als predikant verbonden is aan de SoW-gemeente 'Maranatha' Haarlemmermeer-Oost, schreef dit boek als een dissertatie. Uitgangspunt van de studie is de actuele (praktische) vraag, wat de bijdragen van de Gereformeerde Kerken kan zijn aan de voortgaande liturgische bezinning in met name de SoW-kerken. De auteur voert een breed opgezet onderzoek uit naar de historische ontwikkelingen van de liturgie in de Gereformeerde Kerken en in haar voorgeschiedenis vanaf de Afscheiding in 1834. Daarbij concentreert hij zich op drie aandachtspunten: wie bepaalden de inrichting van de eredienst, welke criteria hanteerden zij daarbij en onder welke omstandigheden kwamen zij daartoe?
De auteur gaat in alle rust en soms heel gedetailleerd (ook wel eens wat vermoeiend) de hele ontwikkeling na. Hij verdeelt die in twee onderdelen. A: In het spoor van de gereformeerde traditie (van 1834 tot 1956) en B: Op het spoor van de oecumene (van 1956 tot 1978). Vanuit de bronnen wordt bijvoorbeeld aandacht besteed aan de invloed van A. Kuyper, de psalmberijming van Hasper, K. Dijk, De Gereformeerde Werkgroep voor liturgie, G. N. Lammens en anderen. Ook wordt beschreven hoe moeizaam de samenwerking met de Hervormde Kerk tot stand kwam. Het laatstvermelde resultaat van de liturgische bezinning wordt gevormd door het verschijnen van Onze hulp en het oecumenisch leesrooster De eerste dag.
Na het historisch onderzoek komt de auteur tot de beantwoording van de vraagstelling van deze studie. Het is belangrijk dat de Gereformeerde Kerken de verantwoordelijkheid van de plaatselijke gemeente inzake liturgische bezinning en vormgeving hoog houden. Wat betreft de criteria ten aanzien van de liturgie wijst De Jong erop dat de confessionele binding niet uit het oog verloren mag worden. Dat laatste wordt temeer duidelijk daar uit het onderzoek blijkt dat liturgische conflicten samenhingen met conflicten over het belijden van de kerk.
Ik denk dat dit goede suggesties zijn. Als De Jong bijvoorbeeld schrijft dat in de Proeve Doop en Belijdenis radicaal afstand is genomen van de klassiek gereformeerde verbondstheologie (380-381), dan mag men van de Gereformeerde Kerken verwachten dat zij hiertegen opkomen. Dat mag trouwens ook van de Hervormde (Geref.) Kerk verwacht worden.
Het boek geeft vanuit de historische ontwikkelingen antwoorden op wezenlijke punten in de voortgaande bezinning op de liturgie. Wat mij betreft had dat ook wat inhoudelijker gemogen. Zo zou een eigen visie op de betekenis van het 'alhier' in de tweede doop vraag in het klassieke gereformeerde doopformulier interessant geweest zijn. Er zouden meer dingen te noemen zijn. Daardoor zou m.i. ook duidelijker geworden zijn dat uiteindelijk niet de historie de norm bepaalt, maar de confessionele keus, die je maakt. De betekenis van dit boek zie ik vooral in de 'ordening van het historisch materiaal'. Daarnaast moet ik zeggen dat de ontwikkelingsgang van gereformeerd naar open-oecumenisch mij wel heeft aangegrepen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 mei 1997
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 mei 1997
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's