Zegening van kinderen?*
Van tijd tot tijd verschijnen er, uitgegeven op verzoek van het Samenwerkingsorgaan voor de eredienst van de Nederlandse Hervormde Kerk, de Gereformeerde Kerken en de Evangelisch-Lutherse Kerk in ons land, kleine zgn. 'werkboekjes voor de eredienst'. Titels van deze boekjes zijn onder andere: 'Er zij licht; over gebruik van kaarsen in de eredienst' (deeltje 2), 'Leren vieren, vierend leren; kinderen in de dienst van Schrift en Tafel' (deeltje 5), 'Ontmoetingen tussen kerk en hedendaagse kunst (deeltje 6), 'Geloven voor twee; over de rol van doopgetuigen' (deeltje 11).
Geen kinderdoop?
Onlangs verscheen in deze serie deeltje 7: 'Zegening van kinderen'.
De titel geeft meteen aan waar het in dit boekje over gaat. In een inleidend hoofdstuk zeggen de schrijvers dat de kinderdoop voor velen in onze tijd niet meer vanzelfsprekend is en dat het daarom steeds meer voorkomt, dat ouders niet de doop maar een zegen voor hun kind, in het midden van de gemeente, vragen. Zij geven het voorbeeld van een ouderpaar dat tijdens hun vakantie in Frankrijk zo'n zegening had meegemaakt en dit ook voor hun kind vroegen. 'Wij laten ons kind niet dopen, maar hopen wel dat het de zegeningen van God ervaart en later zelf de doop zal kiezen', argumenteerden zij. De motivatie daarbij is dat de Bijbel slechts lijkt te spreken van mensen die gedoopt worden nadat zij belijdenis van het geloof hebben afgelegd en niet van zuigelingendoop.
Een tweede voorbeeld is dat van ouders die, na hun huwelijk, als volwassenen werden gedoopt. Hun motivatie is: waarom zouden we ons kind laten dopen? We zijn zelf ook niet als kind gedoopt. Maar we willen wel onze dankbaarheid voor de geboorte van ons kind in het midden van de gemeente brengen en met de gemeente zichtbaar Gods belofte ervaren dat Hij ook dit kind ziet en zegent. Bij de eerste ouders gaat het om de bevestiging dat hun kind een plek inneemt in de gemeente en leert wie God is en, zoals het boekje zegt, op weg gaat naar de doop. Bij het tweede ouderpaar krijgt de dankbaarheid voor het nieuwe leven en het gebed om geborgenheid voor het kind meer nadruk.
De twee voorbeelden zijn duidelijk. Er zijn steeds meer mensen die geen christelijke opvoeding ontvingen en eventueel op latere leeftijd gedoopt werden.
De vraag is echter of je voor een aparte kinderzegening ruimte moet geven. De schrijvers menen van wel en geven in dit boekje twee orden van dienst voor de zegening van kinderen en een orde van dienst voor de doop van een kind dat zelf, op ongeveer zevenjarige leeftijd, om de doop vraagt.
Bijbel
Waar komt het zegenen van kinderen in de eredienst vandaan? Moeten we denken aan de geschiedenis van de voorstelling van Jezus in de tempel, waar sommigen zich op beroepen? De schrijvers wijzen dit af; we lezen in het Oude Testament wel van het eerstgeborenenoffer (Ex. 13 : 1v) en het reinigingsoffer (Lev. 12), maar niet van een voorschrift om een kind aan de Heere voor te stellen. Het lijkt erop dat Jozef en Maria dat hebben gedaan als een extra.
Ook een verwijzing naar het brengen van de jonge Samuël naar de tabernakel in Silo gaat niet op. Hanna brengt hem naar de tabernakel als hij al verschillende jaren oud is om hem voorgoed aan de dienst des Heeren af te staan (1 Samuël 1 : 24).
Hetzelfde geldt voor het zegenen van de kinderen door de aartsvaders (Gen. 27, 48 en 49). Daarbij gaat het om zegenen in de familiekring.
Eventueel kan gedacht worden aan de geschiedenis van de kinderzegening door Jezus, hoewel de schrijvers zich daarbij voorzichtig uitdrukken. Als we de gegevens uit de Schrift op een rij zetten komen we niet bij het zegenen van kinderen in de eredienst uit.
Kerkgeschiedenis
Ook in de geschiedenis van de kerk is zo'n regeling niet bekend. Er kan, wat onze tijd betreft, alleen gewezen worden naar de Église Reformée in Frankrijk, die in 1951 een orde van dienst gaf voor de zegening van kinderen. Het kerkboek van de Oud-Katholieke kerk (1993) en van de Anglicaanse kerk (1988) kent wel een orde voor dankzegging voor de geboorte van een kind, maar bij beide is geen sprake van kinderzegening of het opdragen van kinderen.
Voorbereiding op de doop
Ondanks dat de Bijbel er niet van lijkt te spreken en in de kerkgeschiedenis het zegenen van kinderen niet bekend is, willen de schrijvers er toch alle ruimte voor geven. Daarbij laten zij zich onder andere leiden door het catechumenaat in de oude kerk: zij die de doop begeerden ontvingen eerst onderricht gedurende een periode van voorbereiding. Zo zou het in onze tijd zinvol kunnen zijn een zuigeling te zegenen met het oog op het catechumenaat, als voorbereiding op de doop. Met deze zegening begint dan de periode van het catechumenaat, waarvoor de verantwoordelijkheid in de eerste plaats berust bij de ouders. De ouders geven het eerste geloofsonderricht. Daarvoor geven zij bij de zegening van hun kind hun jawoord op de vraag: 'Verlangt u dat … (naam van het kind) als geloofsleerling wordt opgenomen in de gemeente om hem/haar toe te leiden tot de doop?'
De zegening zelf kan gepaard gaan met handoplegging en zalving als teken van de gave van de Geest.
Is het kind 7 à 8 jaar dan kiest het zelf voor de doop. Het geeft daarbij zijn jawoord op de vraag: 'Wil jij gedoopt worden?' en de ouders geven door een ja-woord de belofte om hun kind de weg te wijzen naar Jezus Christus.
Geboorte vieren
Het kan ook anders. Het kan namelijk voorkomen dat de ouders minder gericht zijn op de toekomstige doop van hun kind maar meer de nadruk willen leggen op de dankbaarheid voor het ontvangen leven en het vragen om een zegen bij het groeien naar volwassenheid. In dat geval geven de ouders geen jawoord maar wordt het kind aan de gemeente voorgesteld, wordt er gebeden, en wordt het kind gezegend, waarbij de voorganger bijvoorbeeld de woorden van de Aäronietische zegen (Numeri 6 : 24-26) uitspreekt.
Voor beide mogelijkheden geeft het boekje een orde van dienst. Voor de eerste mogelijkheid (het gericht zijn op de doop) werd deze orde ontworpen door een werkgroep van de Commissie voor het Dienstboek. Voor de tweede mogelijkheid werd het formulier in 1983 ontworpen door ds. J. Kronenburg voor de gemeente van de Domkerk in Utrecht.
Pastoraal?
Ik kan mij voorstellen dat een kerkenraad of voorganger zoekt naar een mogelijkheid om ouders die moeite hebben met de kinderdoop pastoraal tegemoet te komen. Ik kan me dat ook voorstellen als ouders vragen om zoiets als zegening van hun kind. Toch heb ik met wat de schrijvers zeggen en wat in een aantal gemeenten ook gepraktiseerd wordt grote moeite.
Wat is de bijbelse onderbouwing van de kinderzegening? De schrijvers zeggen zelf dat de bijbelse gegevens zeer summier, zo niet geheel afwezig, zijn. In wezen komt het op het laatste neer. Is het verantwoord het zegenen van kinderen in de kerkdienst zo'n liturgische plaats te geven als de bijbelse gegevens ontbreken en er ook in de kerkgeschiedenis geen voorbeelden van zijn?
Heb ik het goed dat de schrijvers bedoelen dat het bij het zegenen van kinderen gaat om het toebehoren van het kind aan God, terwijl het bij de doop gaat om het teken en zegel van de inlijving in Christus? Kun je echter de zegen losmaken van het geloof in Christus? Kun je, zonder dat de Naam van Christus beleden wordt, zeggen dat 'we belijden dat God Vader is van alle mensen en dat wij daarom onze kinderen aan Hem toevertrouwen en hen Zijn kinderen weten'? (blz. 14)
En: belijden we niet dat een kind dat geboren is uit gelovige ouders reeds in Gods verbond is opgenomen en in de doop het teken en zegel ontvangt dat het tot dat verbond behoort?
Aparte liturgische handeling
De meeste moeite heb ik met het feit dat het zegenen van kinderen, als het zo'n aparte liturgische handeling is, op gespannen voet staat met de kinderdoop waarin we belijden dat God in Zijn verbond de Eerste is en Zijn genade aan ons jawoord vooraf gaat.
Toegegeven, de kinderdoop is niet regelrecht uit de Schrift af te lezen. Maar dat geldt zéker voor het zegenen van kinderen zoals de schrijvers daar ruimte aan willen geven. Worden ouders, die met de kinderdoop moeite hebben, op deze wijze pastoraal geholpen? Ik zou me kunnen voorstellen dat de ouders uit het eerste voorbeeld gewezen worden op de diepe zin van de kinderdoop. En dat tot het tweede ouderpaar gezegd kan worden dat hun kind de kinderdoop mag ontvangen die zij zelf als kind niet hebben ontvangen. Of hebben de schrijvers zelf moeite met de kinderdoop? Ze zeggen m.i. wel erg gemakkelijk dat in de vroege kerk volwassenendoop en niet kinderdoop praktijk is geweest. De studie van dr. G. de Ru 'De kinderdoop en het nieuwe testament' (1968) is wat dat betreft altijd nog waardevol.
Ik denk dat we de kant, die dit boekje wijst niet op moeten. Er zijn andere pastorale invullingen te bedenken, in ieder geval de betuiging van de hoge waarde van de kinderdoop als zijnde het teken en zegel van Gods verbond, ook voor de kleine kinderen van de gelovigen.
H. Veldhuizen, Huizen
* Marcel Barnard en Gerrit van de Kamp, Zegening van kinderen, uitg. Boekencentrum, 31 blz., ƒ 7,50.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 februari 1999
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 februari 1999
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's